Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

50.10.00 Vrijstellingen

11 Diplomatieke vrijstellingen van accijns en vrijstellingen van accijns voor internationale organisaties of NAVO-eenheden

11.1 Rechtsgrond en toepassingsbereik

Op grond van artikel 69 van de WA wordt vrijstelling van accijns verleend ter zake van de uitslag tot verbruik van accijnsgoederen die bestemd zijn om te worden gebruikt:

  1. in het kader van diplomatieke of consulaire betrekkingen;

  2. door internationale instellingen die door Nederland zijn erkend, alsmede door de leden van deze instellingen, zulks binnen de beperkingen en onder de voorwaarden die zijn vastgesteld bij de internationale verdragen tot oprichting van deze instellingen of bij de vestigingsovereenkomsten;

  3. door de strijdkrachten van alle staten die partij zijn bij het Noord-Atlantisch Verdrag, met uitzondering van Nederland, ten behoeve van deze strijdkrachten of het hen begeleidende burgerpersoneel of voor de bevoorrading van hun messes of kantines;

  4. voor verbruik in het kader van een met derde landen of internationale instellingen gesloten overeenkomst voor zover een dergelijke overeenkomst wordt aanvaard of toegestaan op het gebied van vrijstelling van omzetbelasting.

Bij de invoer volgt de accijns de vrijstellingen genoemd in de Algemene douaneregeling (artikelen 7:8, 7.9 en 7:11 (artikel 32a URA).

In het Beleidsbesluit diplomatieke vrijstellingen van 21 januari 2003 staat dat voor deze accijnsgoederen quota zijn vastgelegd in bijlage II van het beleidsbesluit.

Naar boven

11.1.1 Vrijstelling bij wijze van teruggaaf van accijns voor de levering van brandstoffen voor motorrijtuigen met een CD-kenteken of een BN/GN-kenteken in de serie 70-00 tot en met 89-99.

Deze vrijstelling van accijns voor brandstoffen voor motorrijtuigen wordt verleend bij wijze van teruggaaf en is gebaseerd op artikel 32, lid 5 van de Uitvoeringsregeling AWR. De teruggaaf ziet op de accijns van de brandstof die in het vrije verkeer in Nederland is betrokken en waarover de accijns is betaald.
Het gaat hier uitsluitend om brandstoffen voor motorrijtuigen waarvoor een CD-kenteken is afgegeven, of een BN/GN-kenteken in de serie 70-00 tot en met 89-99.
De teruggaaf wordt verleend op verzoek. Het verzoek kan worden ingediend bij de Belastingdienst/ Haaglanden/ kantoor Rijswijk/ Centraal Bureau Internationale Fiscale Behandelingen (hierna Centraal Bureau/ IFB). De Douane heeft hierbij geen bemoeienis.

Zie voor meer informatie over de wijze waarop de teruggaaf wordt gerealiseerd onderdeel 50.20.00, Teruggaven accijns, van dit Handboek.

Naar boven

11.2 Voorwaarden bij de vrijgestelde leveringen

11.2.1 Levering vanuit een AGP

Voor het verkrijgen van een vrijstelling van accijns voor andere goederen dan de brandstoffen als bedoeld in paragraaf 11.1.1 moet de houder van de AGP een vergunning aanvragen (URA, artikel 32a, lid 2). Hij maakt daarvoor gebruik van een aangifte "tot het In het vrije verkeer brengen van goederen voor ambassades, consulaten en internationale organisaties". De aangifte wordt gedaan met het formulier D39 en ingediend het Centraal Bureau/ IFB (zie paragraaf 6.3 van Beleidsbesluit diplomatieke vrijstellingen ). Dit bureau verleent ook de vergunning. De vergunning geldt ook voor de OB.
De Douane heeft bij de behandeling van deze verzoeken en het verlenen van de vergunningen in beginsel geen bemoeienis. Een uitzondering daarop betreft de levering vanuit een AGP aan NAVO-eenheden.

Leveren vanuit een AGP aan een NAVO-eenheid

Accijnsgoederen worden vanuit een AGP ook geleverd aan buitenlandse NAVO-eenheden die in Nederland gestationeerd zijn. Deze leveringen vinden hoofdzakelijk plaats vanuit een AGP aan de NAVO-eenheden in Limburg. In verband daarmede is daarvoor een andere procedure gekozen en wordt er door de AGP-houder geen D39 ingediend.

Teneinde de AGP-houders duidelijkheid te verschaffen omtrent de aansprakelijkheid voor de accijns bij een levering aan een in Nederland gevestigde NAVO-eenheid, is de volgende procedure afgesproken. Voorafgaand aan de verzending van de accijnsgoederen, verklaart de NAVO-eenheid in het certificaat van vrijstelling (UBA, artikel 1a, letter k) dat zij de goederen besteld heeft en legt dit certificaat ter visering voor aan de Administratieve Unit Militairen (AUM) in Heerlen.

De behandelaar van deze vrijstellingen houdt aantekening van de daadwerkelijk geleverde hoeveelheden ( zie Beleidsbesluit diplomatieke vrijstellingen ). Bij overschrijding van de maxima moet hij contact opnemen met het Landelijk Kantoor Douane te Rotterdam, Afdeling Handhavingsbeleid, cluster Accijns. Dit cluster neemt zo nodig contact op met de directie Internationale Fiscale Zaken van het Ministerie van Financiën.

Het door de AUM geviseerde exemplaar wordt, naast het afgetekende afleveringsdocument, door de AGP-houder in zijn administratie opgenomen. In zijn administratie zal hij uiteraard ook aantekening moeten houden van de aan de NAVO-eenheid uitgereikte facturen en betalingsbewijzen.

Indien de AGP-houder die de goederen heeft geleverd beschikt over een door de douane geviseerd exemplaar van het certificaat van vrijstelling en een bewijs van aflevering, is het in geval van onregelmatigheden in beginsel niet meer mogelijk om een naheffing op te leggen aan de AGP-houder. Van een onregelmatigheid is bijvoorbeeld sprake indien de accijnsgoederen zouden worden verkocht aan derden. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval zal de accijns moeten worden nageheven bij de NAVO-eenheid op grond van artikel 20, lid 2, tweede volzin van de AWR (zie paragraaf 11.3).

Naar boven

11.2.2 Leveringen uit andere lidstaten

Om goederen met vrijstelling van accijns te betrekken uit een andere lidstaat, moeten:

  • personeelsleden van buitenlandse ambassades en consulaten

  • daarmee gelijk te stellen internationale ambtenaren

  • buitenlandse ambassades, beroepsconsulaten of internationale organisaties

vooraf een vergunning van de inspecteur hebben verkregen op de aangifte D39.

In die vergunning wordt bepaald dat de overbrenging van de accijnsgoederen naar Nederland moet plaatsvinden met een e-AD en een certificaat van vrijstelling voor accijnzen, zoals genoemd artikel 1a, letter k, van het UBA.

Voor deze overbrengingen gelden de normale regels met betrekking tot het e-AD en het bericht van ontvangst.

Naar boven

11.2.3 Leveringen naar andere lidstaten

Een e-AD of handelsdocument en een certificaat van vrijstelling zijn ook vereist voor de overbrenging, onder schorsing van accijns, van accijnsgoederen vanuit een AGP naar een andere lidstaat, voor daar gevestigde ambassades, consulaten, internationale organisaties, NAVO-strijdkrachten of personeelsleden daarvan. Ook voor deze overbrengingen gelden de normale regels met betrekking tot het e-AD en het bericht van ontvangst (zie ook onderdeel 40.15.00 - Overbrengen en EMCS).

Naar boven

11.3 Naheffen van accijns bij diplomatieke vrijstellingen of vrijstellingen voor internationale organisaties en NAVO-eenheden.

Indien er sprake is van oneigenlijk gebruik van de onderhavige vrijstellingen door de diplomatieke instellingen, de internationale organisaties of de NAVO-eenheden, kan naheffing slechts plaatsvinden nadat hiervoor goedkeuring is verleend door de Directeur-Generaal Fiscale Zaken van het Ministerie van Financiën.
In verband daarmee zal een dergelijke naheffingsaanslag eerst moeten worden voorgelegd aan het Landelijk Kantoor Douane te Rotterdam, Afdeling Handhavingsbeleid, Cluster accijns.

Naar boven