Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

13.01.00 Bijzondere bepalingen bij invoer van landbouwgoederen

4 Diverse bepalingen voor IGMO-verordening of marktordening

4.1 Bepalingen voor sectoren van de IGMO-verordening

In de basisverordening (EG) nr. 1308/2013 (hierna IGMO-verordening) staan bepalingen die voor alle hierin opgenomen sectoren van toepassing zijn.

In de IGMO-verordening zijn de volgende sectoren opgenomen:

Sector Granen,

Sector Rijst,

Sector Suiker,

Sector Gedroogde voedergewassen,

Sector Zaaizaad,

Sector Hop,

Sector Olijfolie en tafelolijven,

Sector Vlas en Hennep,

Sector Groenten en Fruit,

Sector Verwerkte groenten en fruit,

Sector Bananen,

Sector Wijn,

Sector Levende planten en producten van de bloementeelt,

Sector Tabak,

Sector Rundvlees,

Sector Melk en zuivelproducten,

Sector Varkensvlees,

Sector Schapen- en geitenvlees,

Sector Eieren,

Sector Pluimvee

Sector Ethylalcohol uit landbouwproducten,

Sector Producten van de bijenteelt

Sector Zijderupsen en

Sector Andere producten.

De producten die onder deze sectoren vallen vindt u in bijlage I, Verordening (EU) nr. 1308/2013.

De sectoren waarvoor nadere specifieke bepalingen zijn opgenomen worden hierna besproken.

In onderdeel Deel III (Handel met derde landen) van de IGMO-verordening staan de bepalingen in het kader van de regeling voor de handel met derde landen.

Tariefindeling

Voor de indeling van de producten die onder de IGMO-verordening vallen, gelden de algemene bepalingen voor de interpretatie van de GN en de bijzondere regels voor de toepassing van de GN.

Invoerrechten- en aanvullende invoerrechten

Voor de producten die onder de IGMO-verordening vallen, gelden bij de invoer de douanerechten. Daarnaast kan er (onder voorwaarden) ook nog een aanvullend invoerrecht van toepassing zijn.
(artikel 180-182Vo. (EU) nr. 1308/2013)

Let op!

Raadpleeg DTV voor de actuele aanvullende invoerrechten.

Invoercertificaten

Voor producten die onder de IGMO-verordening vallen, kan bij invoer in de Unie een invoercertificaat verplicht worden gesteld
(artikel 176, lid 1 Verordening (EU) nr. 1308/2013), juncto artikel 1, lid 2 onder letter a, Verordening (EG) nr. 376/2008)

In het Gebruikstarief (DTV tarief informatie) kunt u nazien of heffingen bij invoer worden opgelegd, het verplicht is om voor de goederen een invoercertificaat te overleggen en of er een tariefcontingent van toepassing is (of kan zijn).

Naar boven

4.2 Sector granen

4.2.1 Algemeen

De producten die onder deze sector vallen vindt u in deel I van bijlage I Verordening (EU) nr. 1308/2013.

Voor bepaalde producten is geen douanerecht verschuldigd, maar een belasting in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.

Mengsels van granen

Bij het vaststellen van de heffing op mengsels is het van belang welk percentage er van elke soort graan in het mengsel zit. Hierbij geldt het volgende:

  • Als een mengsel voor minstens 90 gewichtsprocenten uit een bepaalde soort graan bestaat, dan wordt de heffing die verschuldigd is voor die soort graan, toegepast op het hele mengsel.

  • Bij andere mengsels wordt voor het hele mengsel de heffing toegepast voor het bestanddeel waarvoor de hoogste rechten bij invoer gelden.

Zie voor meer informatie de aanvullende aantekening op hoofdstuk 10 van de GN, die is opgenomen in het Gebruikstarief.

Let op!

Bij bepaalde mengsels van een combinatie met granen en rijst wordt de heffing vastgesteld op basis van het bestanddeel waarvoor het hoogste invoerrecht geldt.

Naar boven

4.2.2 Producten waarvoor een belasting in het kader van het GLB verschuldigd kan zijn

Voor de producten uit de volgende tabel is niet het douanerecht verschuldigd, maar kan een belasting in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid verschuldigd zijn.

GN-code

Omschrijving

1001 11 00

1001 19 00

ex 1001 91 20

ex 1001 99 00

Tarwe behalve mengkoren, eventueel voor zaaidoeleinden

Zachte tarwe zaaigoed

Zachte tarwe hoge kwaliteit, andere dan zaaigoed

1002 10 00

1002 90 00

Rogge

1005 10 90

1005 90 00

Maïs, zaaigoed, ander dan hybriden

Maïs, andere dan zaaigoed

1007 10 90

1007 90 00

Graansorgho, andere dan hybriden bestemd voor zaaidoeleinden

Let op!

GN-codes kunnen gewijzigd zijn. Raadpleeg voor de actuele GN-codes het Gebruikstarief.

Berekening van deze belasting

Wilt u deze belasting berekenen? Ga dan als volgt te werk:

 

  1. Ga na welke kwaliteit het product heeft.

  2. Ga uit van de interventieprijs voor het product van die kwaliteit, die op het moment van invoer geldig is.

  3. Verhoog de interventieprijs met 55%.

  4. Verminder de verkregen prijs met de CIF-invoerprijs voor het product.

    Let op!

    De belasting in het kader van het GLB mag niet hoger zijn dan het douanerecht. Het invoerrecht is dus maximaal het bedrag dat verschuldigd is als douanerecht.

Kwaliteit

De hoogte van het verschuldigde invoerrecht kan afhankelijk zijn van de kwaliteit van de ingevoerde producten. Bij de berekening van dit invoerrecht moet u voor de verschillende producten de volgende kwaliteit gebruiken:

  • Voor producten waarvoor een invoerrecht is verschuldigd, moet u de standaardkwaliteiten gebruiken. De standaardkwaliteiten en de toleranties die u moet toepassen, zijn opgenomen in bijlage 2 van Verordening (EU) nr. 642/2010.

  • Voor zachte tarwe en durumtarwe moet u de kwaliteit gebruiken die in vak 20 van het invoercertificaat is aangegeven.

    Let op!

    Blijkt na analyse van de betrokken partij dat het product een lagere kwaliteit heeft dan is opgegeven in het invoercertificaat? Dan moet de importeur het verschil aan invoerrechten bijbetalen (tussen de invoerrechten die gelden voor de standaardkwaliteit en de invoerrechten die gelden voor de betreffende kwaliteit). Daarnaast wordt de aanvullende zekerheid vrijgegeven exclusief de toeslag van 5 euro per ton bij durumtarwe. Als de bijbetaling niet binnen een maand na de bekendmaking van het analyseresultaat is gedaan, wordt de aanvullende zekerheid verbeurd.
    ( artikel 7, lid 4, Verordening (EU) nr. 642/2010)

Aanvullende zekerheid stellen bij zachte tarwe en durumtarwe

Voor zachte tarwe van hoge kwaliteit moet de aanvrager van het invoercertificaat op de datum van aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer bij de Douane een aanvullende zekerheid van 95 EUR per ton stellen. Gaat het invoercertificaat vergezeld van een door de Federal Grain Inspection Service (FGIS) of de Canadian Grain Commission (CGC) afgegeven certificaten van overeenstemming? Dan is geen aanvullende zekerheid vereist. In dat geval wordt in vak 24 van het invoercertificaat de aard van het certificaat van overeenstemming vermeld.

Voor durumtarwe moet de aanvrager van het invoercertificaat op de datum van aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer bij de Douane een aanvullende zekerheid te stellen als het invoerrecht voor de in vak 20 vermelde kwaliteit niet het hoogste recht voor de categorie van het betrokken product is.

Het bedrag van de aanvullende zekerheid is gelijk aan het verschil, op de datum van aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer, tussen het hoogste recht en het recht dat voor de vermelde kwaliteit geldt, verhoogd met een toeslag van 5 EUR per ton. Is het invoerrecht voor de verschillende kwaliteiten durumtarwe nul? Dan is geen aanvullende zekerheid vereist.

Gaat het invoercertificaat vergezeld van door de Federal Grain Inspection Service (FGIS) of de Canadian Grain Commission (CGC) afgegeven certificaten van overeenstemming? Dan is geen aanvullende zekerheid vereist. In dat geval wordt in vak 24 van het invoercertificaat de aard van het certificaat van overeenstemming vermeld.

Naar boven

4.2.3 Forfaitaire verlaging van het invoerrecht op grond van kwaliteit en bestemming

Onder bepaalde voorwaarden kan de importeur een forfaitaire verlaging van 24 euro per ton krijgen van het verschuldigde invoerrecht voor glazige maïs waarvan de kwaliteit voldoet aan de eisen van bijlage II van Verordening (EU) nr. 642/2010.

Daarbij gelden de volgende voorwaarden:

  • De importeur gaat een verbintenis aan met de RVO.nl dat het in te voeren maïs binnen zes maanden verwerkt wordt tot het product dat is vermeld in vak 20 van het invoercertificaat. Ook geeft hij de plaats van verwerking aan.

  • De importeur moet voor de verwerking beschikken over een vergunning bijzondere bestemming bij de Douane.

  • De importeur stelt bij de Douane een zekerheid van 24 euro per ton voor de glazige maïs. Gaat het invoercertificaat vergezeld van een overeenstemmingscertificaat dat is afgegeven door de Argentijnse Servicio Nacional de Sanidad y Calidad Agroalimentaria (Senasa)? Dan is de zekerheid niet vereist en wordt in vak 24 van het invoercertificaat de aard van het certificaat van overeenstemming vermeld. Is op de dag waarop de douaneformaliteiten bij invoer worden vervuld, het recht voor glazige maïs lager dan 24 euro per ton? Dan is de zekerheid gelijk aan het geldende (lagere) recht.

  • Voordat de maïs voor invoer wordt vrijgegeven om te worden verwerkt, laat hij bij het kantoor van invoer een controle-exemplaar T5 geldig maken overeenkomstig de voorwaarden van de TVo. CDW. In vak 104 van dit controle-exemplaar T5 worden de naam van de fabriek en de plaats van verwerking opgenomen.

  • De importeur moet, om ervoor te zorgen dat de zekerheid wordt vrijgegeven, aantonen (eventueel met het controle-exemplaar T5) dat de ingevoerde hoeveelheid basisproduct is verwerkt tot het opgegeven eindproduct. Pas dan wordt de zekerheid vrijgegeven.

( artikel 3, lid 3, juncto artikel 6 Verordening (EU) nr. 642/2010)

Monsterneming voor vaststelling standaardkwaliteiten

Is het invoerrecht voor de verschillende kwaliteiten van de soorten granen hetzelfde? Dan hoeven geen monsters genomen te worden om de kwaliteit te bepalen.
( artikel 7, lid 1, Verordening (EU) nr. 642/2010)

Is het invoerrecht voor de verschillende kwaliteiten van de soorten granen niet hetzelfde? Neem dan om de kwaliteit vast te stellen representatieve monsters overeenkomstig bijlage I bij Verordening (EG) nr. 152/2009, bij elke invoerzending van de volgende soorten granen:

  • durumtarwe;

  • zachte tarwe van hoge kwaliteit;

  • glazige maïs.

Verordening (EG) nr. 152/2009 is opgenomen in paragraaf 11.4.2 van onderdeel 12.10.00.
( artikel 7, leden 1, 4 en 5, Verordening (EU) nr. 642/2010)

Let op!

De verplichting om representatieve monsters te nemen is gedetailleerd uitgewerkt. Uit efficiency overwegingen neemt de douane representatieve monsters op basis van risico-analyse van ten minste 3% van de zendingen durumtarwe, zachte tarwe van hoge kwaliteit en glazige mais. U gaat als volgt te werk:

• Neem altijd een representatief monster van zachte tarwe van hoge kwaliteit.

• Voor Durumtarwe: kijk in de circulaire van de RVO.nl(maak een RSS feed aan) wat daar aan invoerrecht wordt vermeld bij hoog, middel en laag. Bij verschillen in invoerrechten: neem dan een monster van de durum.

• Glazige mais: zelfde werkwijze als bij durum. Vergelijk hierbij 10051090 met 10059000.

De criteria voor de indeling van zachte tarwe, durumtarwe en glazige mais vindt u in bijlage II bij Verordening (EU) nr. 642/2010 van de Commissie.

De Commissie heeft kwaliteitscertificaten voor zachte tarwe, durumtarwe of glazige maïs, die door de staat van oorsprong van het producten zijn bekrachtigd en afgegeven, officieel erkend. Daarvoor worden deze monsternemingen verricht als controle op de kwaliteit die is vastgelegd in dat kwaliteitscertificaat. En worden alleen monsters genomen van een representatief aantal van de ingevoerde partijen.

De volgende certificaten van overeenstemming worden officieel door de Commissie erkend op grond van de bij de artikelen 63 tot en met 65 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 beginselen:

  • door de Servicio Nacional de Sanidad y Calidad Agroalimentaria (Senasa) van Argentinië afgegeven certificaten voor glazige maïs;
    ( Verordening (EU) nr. 642/2010, bijlage IV)

  • door de Federal Grains Inspection Service (FGIS) van de Verenigde Staten van Amerika afgegeven certificaten voor zachte tarwe van hoge kwaliteit en durumtarwe van hoge kwaliteit;
    ( Verordening (EU) nr. 642/2010, bijlage V)

  • door Canadian Grain Commission (CGC) van Canada afgegeven certificaten voor zachte tarwe van hoge kwaliteit en durumtarwe van hoge kwaliteit.
    ( Verordening (EU) nr. 642/2010, bijlage VI)

Als de analyseparameters op de door de hierboven genoemde instanties afgegeven certificaten van overeenstemming overeenkomen met de minimumkwaliteitseisen voor zachte tarwe, durumtarwe en glazige maïs, dan worden voor elke haven van binnenkomst en voor elk verkoopseizoen monsters genomen op tenminste 3% van de ingevoerde ladingen.

De zachte tarwe, durumtarwe of glazige maïs wordt ingedeeld bij de standaardkwaliteit die ten minste voldoet aan alle criteria die in bijlage II, Verordening (EU) nr. 642/2010.

Let op!

Blijkt na analyse van de betrokken partij echter dat het product een lagere kwaliteit heeft dan is opgegeven in het invoercertificaat? Dan moet de importeur het verschil aan invoerrechten bijbetalen (tussen de invoerrechten die gelden voor de standaardkwaliteit en de invoerrechten die gelden voor de betreffende kwaliteit). Daarnaast wordt de aanvullende zekerheid vrijgegeven exclusief een toeslag van 5 euro per ton. Is de bijbetaling niet binnen een maand na de bekendmaking van het analyseresultaat gedaan? Dan wordt de aanvullende zekerheid verbeurd.
( artikel 7, lid 4, Verordening (EU) nr. 642/2010)

Verschil in invoerrecht vanwege vervoerskosten

Bij het vaststellen van de invoerrechten voor granen waarvoor een forfaitaire verlaging van het invoerrecht kan worden verkregen, wordt rekening gehouden met de vervoerskosten voor de ingevoerde producten. Deze vervoerskosten worden via de invoerrechten gecompenseerd als de loshaven in de Unie voldoet aan een van de volgende voorwaarden:

  1. De loshaven ligt aan de Middellandse Zee (voorbij de Straat van Gibraltar) of de Zwarte Zee en het product wordt via de Atlantische Oceaan of het Suezkanaal aangevoerd.

  2. De loshaven voldoet aan alle volgende voorwaarden:

    • De loshaven ligt op een van de volgende plaatsen:

      1. aan de Atlantische kust van het Iberisch schiereiland;

      2. in het Verenigd Koninkrijk;

      3. in Ierland;

      4. in Denemarken;

      5. in Estland;

      6. in Letland;

      7. in Litouwen;

      8. in Polen;

      9. in Finland;

      10. in Zweden.

    • Het product wordt via de Atlantische Oceaan aangevoerd.

In geval A wordt het invoerrecht verlaagd met 3 euro per 1.000 kg en in geval B met 2 euro per 1.000 kg.
De douaneautoriteiten van de loshaven geven een certificaat af overeenkomstig het model, zoals opgenomen in Verordening (EU) nr. 642/2010, bijlage I. De verlaging van het te betalen recht wordt alleen toegekend wanneer dit certificaat de goederen vergezelt totdat voor deze goederen een aangifte voor het vrije verkeer wordt ingediend. ( artikel 2, lid 4, Verordening (EU) nr. 642/2010)

Naar boven

4.2.4 Afval van maïszetmeelfabrieken uit de Verenigde Staten van Amerika

Gaat afval van maïszetmeelfabrieken dat valt onder GN-code 2301 1011 uit de Verenigde Staten van Amerika ( Verordening (EG) nr. 1375/2007)
vergezeld van een door de Federal Grain Inspection Service (FGIS) van het US Department of Agriculture en de natmaalderijen van de Verenigde Staten afgegeven overeenstemmingscertificaat die in onderstaande tabel zijn opgenomen?

Certificaat

Instantie van afgifte

Commodity Inspection Certificate

FGIS

Commodity Certificate Submitted Sample Inspection

FGIS

Certificate of Conformity (overeenstemmingscertificaat)

Natmaalderij

Dan gelden de gebruikelijke maatregelen voor de controle op de invoer, als het Certificate of Conformity (overeenstemmingscertificaat) in tweevoud wordt overgelegd, samen met een van de volgende certificaten:

  1. het Commodity Inspection Certificate;

  2. het Commodity Certificate Submitted Sample Inspection.

Wordt afval van maïszetmeelfabrieken uit de Verenigde Staten tot het brengen in het vrije verkeer aangegeven zonder de hiervoor genoemde certificaten? Dan moet laboratoriumanalyse worden gedaan om vast te stellen of de producten voldoen aan de criteria voor indeling onder de genoemde onderverdeling.
( artikel 1 Verordening (EG) nr. 1375/2007)

Bij de invoer van dit soort afval vanuit andere derde landen gelden de gebruikelijke maatregelen voor de controle op de invoer.

Procedure bij overlegging overeenstemmingscertificaten

Wordt bij de aangifte tot het brengen in het vrije verkeer twee overeenstemmingscertificaten overgelegd en wordt de totale hoeveelheid die in de certificaten is vermeld ingevoerd? Ga dan gaat als volgt te werk:

 

  1. Vermeld de hoeveelheid van de aangifte tot het brengen in het vrije verkeer op het certificaat.

  2. Vermeld het nummer van de aangifte tot het brengen in het vrije verkeer op het certificaat.

  3. Plaats een afdruk van de metalen dienststempel op het certificaat.

  4. Zet uw paraaf op het certificaat.

  5. Stuur het certificaat naar de RVO.nl.

  6. Voeg een geleidebrief (IUD 32) in tweevoud bij, waarop de RVO.nl als geadresseerde is vermeld en waarop de volgende nummers zijn vermeld:

    • het aangiftenummer;

    • het nummer van de aankoopfactuur.

    Gebruik voor het verzenden naar de RVO.nl uitsluitend de gebruikelijke dienstenveloppen.

  7. Houd het derde exemplaar van de geleidebrief op de eenheid achter en archiveer dit.

  8. Archiveer de kopie van de geleidebrief die de RVO.nl na akkoord terugzendt, samen met het eerder achtergehouden derde exemplaar van de geleidebrief.

Als bij de aangifte tot het brengen in het vrije verkeer overeenstemmingscertificaten worden overgelegd en een gedeelte van de hoeveelheid die in de certificaten is vermeld, wordt ingevoerd en de rest wordt overgebracht naar een andere plaats in de Unie, dan gaat u als volgt te werk:

 

  1. Vermeld de in te voeren hoeveelheid van de aangifte tot het brengen in het vrije verkeer op het certificaat.

  2. Vermeld het nummer van de aangifte tot het brengen in het vrije verkeer op het certificaat.

  3. Plaats een afdruk van de metalen dienststempel op het certificaat.

  4. Zet uw paraaf op het certificaat.

  5. Maak van de afgeschreven certificaten twee fotokopieën en geef de originele certificaten terug aan de belanghebbende.

  6. Waarmerk de kopieën als bewijs dat zij overeenkomen met de originele certificaten.

  7. Houd één kopie achter op het aangiftepunt voor een eventuele controle in het kader van de wederzijdse bijstand.

  8. Vermeld het aangiftenummer op de kopieen

  9. Stuur een kopie met het aangiftenummer naar de RVO.nl.

  10. Voeg een geleidebrief (IUD 32) in tweevoud bij, waarop de RVO.nl als geadresseerde is vermeld en waarop de volgende nummers zijn vermeld:

    • het aangiftenummer;

    • het nummer van de aankoopfactuur. Gebruik voor het verzenden naar de RVO.nl uitsluitend de gebruikelijke dienstenveloppen.

  11. Houd het derde exemplaar van de geleidebrief op de eenheid achter en archiveer dit.

  12. Archiveer de kopie van de geleidebrief die de RVO.nl na akkoord terugzendt, samen met het eerder achtergehouden derde exemplaar van de geleidebrief.

Naar boven

4.3 Sector rijst

4.3.1 Algemeen

De producten die onder deze sector vallen vindt u in deel II van bijlage I, Verordening (EU) nr. 1308/2013.

De soort van de rijst wordt bepaald door de volgende eigenschappen:

  • de lengte van de rijst;

  • de lengte-breedteverhouding van de rijst;

  • de mate van bewerking van de rijst.

Om de soort rijst vast te kunnen stellen en om bij mengsels de gewichtsprocenten van de verschillende soorten vast te kunnen stellen, is laboratoriumonderzoek vereist.
De definities voor de producten uit deze sector zijn toegelicht in deel I van bijlage III, Verordening (EU) nr. 1308/2013. Hier is ook de wijze van meting door het douanelaboratorium beschreven.

Voor bepaalde producten is geen douanerecht verschuldigd, maar een Belasting in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.

Mengsels van rijst

Bij het vaststellen van de heffing op mengsels is het van belang welk percentage er van elke soort rijst in het mengsel zit.

Hierbij geldt het volgende:

  • Als een mengsel voor minstens 90 gewichtsprocenten uit een bepaalde soort rijst bestaat, dan wordt de heffing die verschuldigd is voor die soort rijst, toegepast op het hele mengsel.

  • Bij andere mengsels wordt voor het hele mengsel de heffing toegepast voor het bestanddeel waarvoor de hoogste rechten bij invoer gelden.

Zie voor meer informatie de aanvullende aantekening op hoofdstuk 10 van de GN, die is opgenomen in het Gebruikstarief.

Let op!

Bij bepaalde mengsels van een combinatie met rijst en granen wordt de heffing vastgesteld op basis van het bestanddeel waarvoor het hoogste invoerrecht geldt.

Naar boven

4.3.2 Producten waarvoor een belasting in het kader van het GLB verschuldigd is

Voor de producten uit de volgende tabel is niet het douanerecht verschuldigd, maar een Belasting in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.

GN-code

Omschrijving

1006 20

Gedopte rijst

1006 30

Halfwitte en volwitte rijst, eventueel gepolijst of geglansd

1006 40

Breukrijst

Let op!

GN-codes kunnen gewijzigd zijn. Raadpleeg voor de actuele GN-codes het Gebruikstarief.

Op de website van de RVO.nl is de berekeningswijze voor het invoerrecht van deze producten beschreven.

Naar boven

4.4 Sector suiker

4.4.1 Algemeen

De producten die onder deze sector vallen vindt u in deel III van bijlage I, Verordening (EU) nr. 1308/2013.

De definities voor de producten uit deze sector zijn toegelicht in deel II van bijlage III, Verordening (EU) nr. 1308/2013.

Naast douanerechten wordt voor een aantal producten binnen deze sector ook een aanvullend invoerrecht geheven.

Naar boven

4.4.2 Aanvullend invoerrecht

Er zijn aanvullende invoerrechten vastgesteld voor de volgende producten:

GN-code

Omschrijving

1701 11 10

1701 11 90

Rietsuiker

1701 12 10

Beetwortelsuiker

1701 12 90

1701 91 00

Gearomatiseerde suiker of suiker met toegevoegde kleurstoffen

1701 99 10

1701 99 90

Witte suiker

1702 90 99

Andere suikers

1703 10 00

1703 90 00

Melasse

(artikel 182 Verordening (EU) 1308/2013, juncto artikelen 34 en 36 Verordening (EG) nr. 951/2006)

Let op!

GN-codes kunnen gewijzigd zijn. Raadpleeg voor de actuele GN-codes het Gebruikstarief.

Berekening van het aanvullend invoerrecht

De aanvullende invoerrechten kunnen nog niet automatisch in het aangiftebehandelingssysteem worden berekend; u moet het aanvullend invoerrecht zelf uitrekenen. U maakt hierbij gebruik van DTV. Hierna treft u de achtergrond van de berekening aan.

Het aanvullend invoerrecht wordt vastgesteld op basis van het verschil tussen de CIF-invoerprijs van de betrokken zending en de betrokken reactieprijs. De reactieprijs wordt door de Commissie bekend gemaakt en is ook raadpleegbaar op de website van de RVO.nl.

Het aanvullend invoerrecht voor suiker en melasse wordt berekend volgens de volgende tabel.

Situatie

Verschil tussen reactieprijs en CIF-invoerprijs, in percentages van de reactieprijs

Hoogte van het aanvullend invoerrecht

A

Het verschil is niet groter dan 10% van de reactieprijs.

0

B

Het verschil is groter dan 10%, maar niet groter dan 40% van de reactieprijs.

30% van het verschil boven 10%

C

Het verschil is groter dan 40%, maar niet groter dan 60% van de reactieprijs.

50% van het verschil boven 40%, plus het aanvullend recht zoals bepaald onder B

D

Het verschil is groter dan 60%, maar niet groter dan 75% van de reactieprijs.

70% van het verschil boven 60%, plus de aanvullende rechten zoals bepaald onder B en C

E

Het verschil is groter is dan 75% van de reactieprijs.

90% van het verschil boven 75%, plus de aanvullende rechten zoals bepaald onder B, C en D

( artikel 39 Verordening (EG) nr. 951/2006)

Is de CIF-invoerprijs per 100 kg van een bepaalde zending hoger dan de voor het bedoelde product vastgesteld representatieve prijs? Dan moet de importeur (om dit te bewijzen) ten minste de volgende bewijsstukken overleggen:

  • het koopcontract of een ander gelijkwaardig bewijsstuk;

  • de verzekeringspolis;

  • de factuur;

  • het certificaat van oorsprong (in voorkomend geval);

  • de vervoersovereenkomst;

  • bij vervoer over zee, het cognossement .

De Douane kan daarnaast nog aanvullende inlichtingen of bewijzen vragen.
( artikel 38, lid 2, Verordening (EG) nr. 951/2006)

De importeur moet een zekerheid stellen zoals bedoeld in artikel 248, lid 1, TVo. CDW. Deze zekerheid is gelijk aan het verschil tussen het bedrag van het aanvullend invoerrecht berekend op basis van de representatieve prijs van het betrokken product, en het bedrag van het aanvullend invoerrecht, berekend op basis van de CIF-invoerprijs van de betrokken zending. (artikel 38, lid 3, Verordening (EG) nr. 951/2006) Ook voor de berekening van de zekerheid maakt u gebruik van DTV.

Is vastgesteld dat de afzetcondities waartegen de CIF-invoerprijs is vastgesteld, correct waren? Geef dan direct de zekerheid vrij. Is dat niet het geval? Dan worden de aanvullende invoerrechten betaald door de verbeurte van de zekerheid.
(artikel 38, lid 4, Verordening (EG) nr. 951/2006)

Bij de invoer van ruwe suiker die is bestemd voor raffinage, worden het douanerecht en het aanvullend invoerrecht vastgesteld voor suiker met een rendement van 92%. Dit rendement van 92% is binnen de Unie vastgesteld als standaardkwaliteit.
( artikel 42, lid 1, Verordening (EG) nr. 951/2006)

Is er sprake van ruwe suiker die bestemd is voor raffinage met een rendement dat afwijkt van de 92% van de standaardkwaliteit en u wilt het douanerecht (voor de producten met de GN-codes 1701 11 10 en 1701 12 10) en het aanvullend invoerrecht (voor de producten van de codes 1701 11 10, 1701 11 90, 1701 12 10 en 1701 12 90), te innen per 100 kg suiker, berekenen? Ga dan als volgt te werk:

 

  1. Deel het rendementspercentage van de ingevoerde ruwe suiker door 92. Zo verkrijgt u een aanpassingscoëfficiënt.

  2. Vermenigvuldig het recht voor ruwe suiker van de standaardkwaliteit met de aanpassingscoëfficiënt.

Naar boven

4.4.3 certificaten

Let op!

In de sector suiker zijnl specifieke bepalingen met betrekken tot de in- en uitvoer certficaten van toepassing. Raadpleeg hiervoor onderdeel 13.02.00 van dit Handboek.

Naar boven

4.5 Sector hop

4.5.1 Algemeen

Een overzicht van de producten die onder deze sector vallen vindt u in deel VI van bijlage I, Verordening (EU) nr. 1308/2013.

De definities voor de producten uit deze sector zijn toegelicht in deel III van bijlage III, Verordening (EU) nr. 1308/2013.

In de sector hop is een aantal specifieke maatregelen opgenomen betreffende de handel met derde landen.

Gelijkwaardigheidsverklaring

Bij de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer moet een zogenaamde gelijkwaardigheidsverklaring worden overgelegd. Die garandeert dat hop en hopproducten van oorsprong uit derde landen dezelfde kwaliteit hebben, als hop en hopproducten welke van oorsprong uit de Unie zijn. Het voorgeschreven formulier van een gelijkwaardigheidsverklaring is opgenomen in bijlage 2 van Verordening (EG) 1295/2008.
(artikel 190 Verordening (EU) nr. 1308/2013 en artikel 4 Verordening (EG) 1295/2008)

Uittreksel gelijkwaardigheidsverklaring

In plaats van een gelijkwaardigheidsverklaring kan een uittreksel van deze verklaring worden overgelegd. Dit is een in meerdere gedeelten gesplitste gelijkwaardigheidsverklaring, zodat een zending in gedeelten in het vrije verkeer kan worden gebracht. Het splitsen vindt plaats door de douaneautoriteiten in de Unie. Het voorgeschreven formulier voor het uittreksel uit de gelijkwaardigheidsverklaring is opgenomen in bijlage 3 van Verordening (EG) 1295/2008.
(artikel 6 Verordening (EG) 1295/2008)

Fysieke controle

Van de invoerzendingen hop moet een steekproef van minimaal 5% fysiek gecontroleerd worden om vast te stellen of de hop voldoet aan de geldende kwaliteitseisen. Deze kwaliteitseisen zijn opgenomen in bijlage I van Verordening (EG) nr. 1850/2006.
(artikel 9 Verordening (EG) nr. 1295/2008)

Naar boven

4.5.2 Overzicht afgevende instanties gelijkheidsverklaringen

Een overzicht van derde landen en de in deze landen aangewezen instanties, die bevoegd zijn voor het afgeven van gelijkwaardigheidsverklaringen is opgenomen in bijlage 1 van Verordening (EG) nr. 1295/2008.

Naar boven

4.5.3 Het behandelen van gelijkwaardigheidsverklaringen en uittreksels

Wordt voor de hele zending een aangifte in het vrije verkeer brengen ingediend? Dan moet de zending vergezeld zijn van een in een derde land afgegeven gelijkwaardigheidsverklaring. De gelijkwaardigheidsverklaring bestaat uit één origineel en twee kopieën. Als de gelijkwaardigheids-verklaring niet wordt overgelegd mag de zending niet in het vrije verkeer worden gebracht. Het model van de gelijkwaardigheidsverklaring is opgenomen in bijlage II van Verordening (EG) nr 1295/2008.

Wordt voor een deel van de zending een aangifte in het vrije verkeer brengen ingediend? Dan moet het in een derde land afgegeven gelijkwaardigheidsverklaring wordt gesplitst, vóórdat deze onder de douaneregeling "in het vrije verkeer brengen" wordt gebracht. De originele gelijkwaardigheidsverklaring wordt daarmee vervangen door het benodigde aantal uittreksels. Elk uittreksel bestaat uit één origineel en twee kopieën. De uittreksels zijn op aanvraag bij de RVO.nl verkrijgbaar. Het model van het uittreksel van gelijkwaardigheidsverklaring is opgenomen in bijlage III van Verordening (EG) nr 1295/2008.

Bent u belast met de verificatie van een aangifte in het vrije verkeer brengen van hop en hopproducten? Ga dan als volgt te werk:

 

  1. Stel vast of het nummer van de gelijkwaardigheidsverklaring in de aangifte is vermeld.

  2. Stel vast of de gelijkwaardigheidsverklaring is opgesteld volgens het voorgeschreven model en of deze is afgegeven door een aangewezen instantie in het betreffende derde land.

    Is niet aan de voorwaarden van stap 1 en 2 voldaan? Dan kan de aangifte niet worden aanvaard en moet deze buiten werking worden gesteld. De zending wordt niet vrijgegeven.

    Neem in uw beoordeling mee of sprake is van een onjuiste aangifte.
    (artikel 10:5 Algemene douanewet)

    Is wel aan de voorwaarden voldaan? Ga verder met stap 3.

  3. Na behandeling van de aangifte voor het in het vrije verkeer brengen behandelt u vak 13 van de gelijkwaardigheidsverklaring. Haal de tekst "Deze verklaring is vervangen door …….uittreksels" door. Vermeld in vak 13, plaats, datum, handtekening en dienststempel.

  4. Bewaar het origineel bij het aangiftedossier. Van de twee kopieën geeft u een kopie terug aan de aangever en de andere kopie stuurt u naar de RVO.nl.

Bent u belast bent met het behandelen van een verzoek tot splitsing van een originele gelijkwaardigheidsverklaring in meerdere uittreksels? Ga dan als volgt te werk:

 

  1. Stel vast of de gelijkwaardigheidsverklaring en de uittreksels hiervan, zijn opgesteld op het voorgeschreven model en of de gelijkwaardigheidsverklaring is afgegeven door een aangewezen instantie in het betreffende derde land.

  2. Stel vast of de gegevens van de originele gelijkwaardigheidsverklaring overeenstemmen met de gegevens in de overgelegde uittreksels.

  3. Stemmen de gegevens overeen? Behandel vak 13 van de originele gelijkwaardigheidsverklaring. Haal de tekst "De bovenomschreven producten zijn in het vrije verkeer gebracht" door. Vermeld in vak 13, plaats, datum, handtekening en dienststempel. Stemmen de gegevens niet overeen? Geef de overgelegde bescheiden onder opgaaf van reden terug aan de aangever.

  4. Bewaar het origineel van de gelijkwaardigheidsverklaring. Stuur de twee kopieën naar de RVO.nl.

  5. Behandel vak 13 van de uittreksels, die de originele gelijkwaardigheidsverklaring vervangen. Vermeld in de rechterkolom van vak 13, plaats, datum, handtekening en dienststempel.

Bent u belast met de verificatie van een aangifte in het vrije verkeer brengen van hop en hopproducten met overlegging van een uittreksel van een gelijkwaardigheidsverklaring? Ga dan als volgt te werk:

 

  1. Stel vast of het nummer van het uittreksel in de aangifte, is vermeld.

  2. Stel vast of het uittreksel in vak 13 is geviseerd door de douaneautoriteiten in de Unie.

    ls niet aan de voorwaarden van stap 1 en 2 is voldaan? Dan kan de aangifte niet worden aanvaard en moet deze buiten werking worden gesteld. De zending wordt niet vrijgegeven. Neem in uw beoordeling mee of sprake is van een onjuiste aangifte.
    (artikel 10:5 Algemene douanewet)

    Is wel aan de voorwaarden voldaan? Ga dan verder met stap 3.

  3. Na behandeling van de aangifte voor het brengen in het vrije verkeer behandelt u vak 14 van het uittreksel, door vermelding van plaats, datum, handtekening en dienststempel.

  4. Bewaar het originele uittreksel van de gelijkwaardigheidsverklaring bij het aangiftedossier.
    Van de twee kopieën geeft u een kopie aan de aangever en de andere kopie stuurt u naar de RVO.nl.

Naar boven

4.5.4 Specifieke aandachtspunten bij het uitzetten van een fysieke controle

Op elke verpakkingseenheid moet in één van de talen van de Unie, in onuitwisbare letters en of cijfers van gelijke grootte, de volgende informatie zijn aangebracht:

  • de omschrijving van het product;

  • de aanduiding van het ras of de rassen;

  • het land van oorsprong;

  • de merktekens en nummers die zijn vermeld in vak 9 van de gelijkwaardigheidsverklaring of het betreffende uittreksel.
    (artikel 5 Verordening (EG) nr. 1295/2008)

Bij een fysieke controle moet worden vastgesteld of deze verplicht te vermelden gegevens daadwerkelijk op de verpakkingseenheden vermeld staan.

Daarnaast moet het laboratorium vaststellen of de ingevoerde producten voldoen aan de geldende kwaliteitseisen. De bemonsteringsmethode van hop is opgenomen in bijlage 12 van onderdeel 12.10.00. In de fysieke controle opdracht moet de profielopdracht zijn overgenomen. Het is belangrijk dat de uitslag van de controle opgenomen wordt bij het profiel in het aangiftebehandelingssysteem zodat de bevindingen in de verplichte rapportage aan de Commissie kan worden overgenomen.

Naar boven

4.5.5 Invoer van hop en hopproducten in kleine verpakkingen

Van de overlegging van een gelijkwaardigheidsverklaring en de vermelding van informatie zoals bedoeld in paragraaf 4.7.4 zijn de volgende zendingen vrijgesteld:

  • hopbellen en hopmeel in verpakkingen van maximaal 1.000 gram;

  • hopextract in verpakkingen van maximaal 300 gram; op voorwaarde dat de betreffende hop en hopproducten:

    1. worden aangeboden in kleine zendingen bestemd voor de verkoop aan particulieren voor eigen gebruik;

    2. bestemd zijn voor wetenschappelijk en technisch onderzoek;

    3. bestemd zijn voor jaarbeurzen en worden ingevoerd onder de regeling tijdelijke invoer.

Verder geldt dat op de verpakkingen de aard, het gewicht en het uiteindelijke gebruik van de producten moet worden vermeld.
(artikel 10 Verordening (EG) nr. 1295/2008)

Naar boven

4.6 Sector vlas en hennep

Een overzicht van de producten die onder deze sector vallen vindt u in deel VIII van bijlage I, Verordening (EU) nr. 1308/2013.

Hennep en hennepzaad dat afkomstig is uit derde landen, mag alleen worden ingevoerd als hiervoor een certificaat voor ingevoerde hennep zoals is genoemd in de bijlage 1 van Verordening (EG) nr. 507/2008is afgegeven. In Nederland worden deze certificaten uitsluitend afgegeven door het de RVO.nl. Afgegeven certificaten voor ingevoerde hennep kunnen voor meerdere invoerzendingen worden gebruikt; deze certificaten kunnen dus worden "afgeschreven".
(artikel 176, lid 1, Verordening (EU) nr. 1308/2013, juncto artikel 1, lid 2, letter a, bijlage II, deel 1 Verordening (EG) nr. 376/2008, juncto artikel 17, Verordening (EG) nr. 507/2008.

Bij de aangifte voor het vrije verkeer van hennep moet een geldig certificaat worden overlegd waarmee aangetoond is dat aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • De ruwe hennep met GN-code 5302 10 00 moet voldoen aan de voorwaarden van artikel 32, lid 6 van Verordening (EG) nr. 1307/2013 ( het gehalte aan tetrahydrocannabinol van de gebruikte rassen mag maximaal 0,2 % bedragen)

  • Zaaizaad voor de inzaai van hennep met GN-code 1207 99 20 moet vergezeld gaan van het bewijs dat het gehalte aan tetrahydrocannabinol van het betrokken ras niet hoger is dan het gehalte dat in artikel 32, lid 6 van Verordening (EG) nr. 1307/2013 is vastgesteld (maximaal 0,2%).

  • Hennepzaad met GN-code 1207 99 91 dat niet voor inzaai is bestemd, mag alleen worden ingevoerd door importeurs die door de lidstaat zijn erkend, zodat het zeker niet voor inzaai wordt gebruikt.
    (artikel 189 Verordening (EU) nr. 1308/2013)

De RVO.nl verleent de erkenningen en de controle hierop vindt plaats door de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit. De Douane heeft geen taak bij de controle van deze importeurs; de taak van de Douane beperkt zich tot controle bij de aangifte voor het vrije verkeer of de betreffende importeur wel is erkend. De RVO.nl informeert de afdeling Intelligence over de erkenningen.

Aangifte tot het brengen in het vrije verkeer controleren

Bent u bent belast met de verificatie van aangiften voor het brengen in het vrije verkeer van ruwe hennep met GN-code 5302 10 00? Ga dan als volgt te werk:

 
  1. Controleer of bij de zending een geldig certificaat voor ingevoerde hennep wordt overgelegd, welke is afgegeven door een bevoegde autoriteit. Uit het certificaat moet blijken dat het ras dat in de aangifte of bijbehorende bescheiden vermeld is, een gehalte tetrahydrocannabinol heeft dat niet hoger is dan 0,2%.

  2. Schrijf de ingevoerde partij af op het certificaat; gebruik hiervoor een allonge die u gewaarmerkt hecht aan het certificaat. Geef het certificaat (na aftekening) weer retour aan de aangever en geef de partij vrij voor invoer.

Kan het certificaat niet dienen bij de aangifte Dan geldt voor deze zending een invoerverbod en kan deze niet worden vrijgegeven voor invoer in het vrije verkeer.

  • Noot: Het nemen van monsters ter bepaling van het gehalte aan tetrahydrocannabinol kan achterwege blijven.

Bent u belast met de verificatie van aangiften voor het brengen in het vrije verkeer van zaaizaad bestemd voor de inzaai met GN-code ex 1207 99 20? Ga dan als volgt te werk:

 

  1. Controleer of bij de zending een geldig certificaat voor ingevoerde hennep wordt overgelegd, welke is afgegeven een bevoegde autoriteit.

  2. Controleer of een geldig bewijs wordt overgelegd dat het gehalte aan tetrahydrocannabinol niet hoger is dan het gehalte dat in artikel 32, lid 6 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 is vastgesteld.
    Dit bewijs is een officieel etiket dat op de verpakking is aangebracht. Voor vragen hierover bestaan kunt u contact opnemen met de Nederlandse Algemene Keuringsdienst (NAK) (telefoon 0527 – 63 54 00).

  3. Voldoen de etiketten aan de gestelde eisen? Schrijf de ingevoerde partij af op het certificaat voor ingevoerde hennep; gebruik hiervoor een allonge die u gewaarmerkt hecht aan het certificaat. Geef het certificaat (na aftekening) weer retour aan de aangever.

  4. Geef de goederen vrij voor invoer.

  5. Voldoen de etiketten niet aan de gestelde eisen? Voor deze goederen geldt een invoerverbod en deze kunnen niet worden vrijgegeven voor invoer.
    Noot: Het nemen van monsters te bepaling van het gehalte aan tetrahydrocannabinol kan achterwege blijven omdat dit gehalte uitsluitend kan worden vastgesteld op het veld waar het zaad is geoogst.

Als u bent belast met de verificatie van aangiften voor het brengen in het vrije verkeer van zaaizaad niet bestemd voor de inzaai met GN-code 1207 99 91 dan gaat u als volgt te werk:

 

  1. Controleer of bij de zending een geldig certificaat voor ingevoerde hennep wordt overgelegd.

  2. Controleer of in vak 24 van het invoercertificaat aangegeven is dat de importeur van dit hennepzaad een erkende importeur is.

  3. Is er geen sprake van een erkende importeur, dan mogen de goederen niet worden weggevoerd maar geldt er hiervoor een invoerverbod en kunnen niet worden vrijgegeven voor invoer.

  4. Is er wel sprake van een erkende importeur, dan moet u de ingevoerde partij afschrijven op het certificaat voor ingevoerde hennep. Gebruik hiervoor een allonge die u gewaarmerkt hecht aan het certificaat. Geef het certificaat (na aftekening) weer retour aan de aangever.

  5. Geef de goederen vrij voor invoer.

Naar boven

4.7 Sector groenten en fruit

4.7.1 Algemeen

Een overzicht van de producten die onder deze sector vallen vindt u in deel IX van bijlage I, Verordening (EU) nr. 1308/2013.

De sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit kennen de mogelijkheid van een invoerprijssysteem. Voor dit systeem geldt het volgende:

  • Als het douanerecht afhankelijk is van de invoerprijs van de ingevoerde partij, dan wordt deze prijs gecontroleerd aan de hand van een forfaitaire waarde. Ook kunnen bij deze controle nog specifieke bepalingen vastgesteld worden.

  • Als de opgegeven invoerprijs hoger is dan de forfaitaire waarde, rekening houdend met een vastgestelde marge, moet een zekerheid gesteld worden. Deze zekerheid is dan gebaseerd op de forfaitaire waarde.

  • Als de invoerprijs van de ingevoerde partij niet wordt opgegeven, is het douanerecht afhankelijk van de forfaitaire waarde.

(artikel 181 Verordening (EU) nr. 1308/2013)

Naar boven

4.7.2 Aanvullend invoerrecht

Er kunnen (naast het douanerecht) aanvullende invoerrechten worden vastgesteld voor de in bijlage XVIII van Verordening (EU) nr. 543/2011 opgenomen producten.

Systeem van de aanvullende invoerrechten

Zodra wordt vastgesteld dat van bepaalde groenten of fruit meer is ingevoerd dan het vastgestelde drempelvolume, legt de Commissie een aanvullend invoerrecht op. Voor het toezicht op de invoer van deze producten worden de invoergegevens gebruikt die de douaneadministraties van de lidstaten verstrekken aan de Commissie.

De Belastingdienst/Centrale Administratie in Apeldoorn verzamelt de gegevens van producten die in het vrije verkeer zijn gebracht en verstrekt deze aan de Commissie.

Berekening van het aanvullend invoerrecht

De aanvullende invoerrechten worden automatisch in het aangiftebehandelingssysteem berekend.

Het aanvullend invoerrecht is een derde van het douanerecht dat geldt voor het betrokken product. Voor een product waarvoor tariefpreferenties voor het ad-valoremrecht gelden, is het aanvullend invoerrecht een derde van het specifieke recht dat geldt voor het product, als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • De tariefindeling van het betrokken product (overeenkomstig artikel 137 Verordening (EU) nr. 543/2011) leidt tot toepassing van de hoogste specifieke invoerrechten die voor de invoer van dit product gelden.

  • De invoer vindt plaats in de periode van toepassing van het aanvullend recht.

( artikel 5, juncto artikel 140, lid 2, Verordening (EU) nr. 543/2011)

Geen aanvullend invoerrecht

Het aanvullend invoerrecht wordt niet toegepast voor:

  • groenten en fruit die worden ingevoerd in het kader van de tariefcontingenten die zijn vermeld in bijlage 7 bij de GN;

  • groenten en fruit die naar de Unie onderweg zijn.

Producten gelden als onderweg naar de Unie als ze voldoen aan de volgende twee voorwaarden:

  • De producten hebben het land van oorsprong verlaten voor het besluit tot toepassing van het aanvullend invoerrecht.

  • De producten worden vervoerd met een vervoersdocument dat geldt vanaf de plaats van lading in het land van oorsprong tot de plaats van lossing in de Unie en dat is opgesteld voordat het aanvullend invoerrecht van toepassing werd verklaard.

De betrokkenen moeten de douaneautoriteiten het bewijs leveren dat aan deze voorwaarden is voldaan. Een van de volgende documenten geldt als voldoende bewijs dat de producten het land van oorsprong hebben verlaten voor de datum van toepassing van het aanvullend invoerrecht:

  1. het cognossement waaruit blijkt dat de lading voor die datum heeft plaatsgevonden (bij vervoer over zee);

  2. de vrachtbrief die voor die datum is aanvaard door de spoorwegdiensten van het land van oorsprong (bij vervoer per spoor);

  3. het CMR-contract (Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg) of elk ander transitodocument dat in het land van oorsprong voor die datum is opgesteld, als aan de voorwaarden wordt voldaan die zijn vastgesteld in de bilaterale of multilaterale regelingen over communautair douanevervoer of gemeenschappelijk transitoverkeer (bij vervoer over de weg);

  4. de luchtvrachtbrief waaruit blijkt dat de luchtvaartmaatschappij de producten voor die datum heeft overgenomen (bij vervoer door de lucht).

( artikel 142 Verordening (EU) nr. 543/2011)

Naar boven

4.7.3 Eenheidsprijzen

Is op het moment van invoer de douanewaarde nog niet bekend? Het kan namelijk zijn dat die pas bekend wordt na verkoop van de goederen, omdat goederen die aan bederf onderhevig zijn (zoals groenten en fruit) op basis van consignatiecontracten worden geleverd. Dan kunt u op verzoek van de importeur de douanewaarde voor de goederen vaststellen met de vereenvoudigde procedure van het gebruik van eenheidsprijzen. Zo voorkomt u vertraging bij de invoerprocedures.

De eenheidsprijzen worden periodiek bekend gemaakt door de Europese Commissie. In Nederland maakt het Landelijk Waarde Team de eenheidsprijzen bekend. Zie voor de voorwaarden voor het gebruik van de eenheidswaarden, paragraaf 7.1.11 van onderdeel 9.00.00.

Voor de goederen waarvoor een eenheidswaarde is vastgesteld, is in het Gebruikstarief bij de betreffende GN-code een voetnoot opgenomen dat er voor deze goederen sprake is van een eenheidswaarde.

Let op!

Als er voor het betrokken product een forfaitaire invoerwaarde is vastgesteld, dan geldt de eenheidswaarde niet, maar komt hiervoor de forfaitaire invoerwaarde in de plaats.
( artikel 136, lid 2, Verordening (EU) nr. 543/2011)

Naar boven

4.7.4 Vrijwaringsmaatregelen bij invoer van knoflook

Bij het in het vrije verkeer brengen van knoflook met GN-code 0703 2000 is toepassing van een contingent mogelijk; in plaats van het gebruikelijke recht bij invoer, is dan slechts een ad-valorumrecht van 9,6% van toepassing.
( artikel 1 Verordening (EG) nr. 341/2007)

Voor het beheer van dit contingent zijn om fraude tegen te gaan een aantal bijzondere maatregelen vastgesteld.

Bij het in het vrije verkeer brengen van knoflook met GN-code 0703 2000 is een invoercertificaat verplicht.
( artikel 5, lid 1, Verordening (EG) nr. 341/2007)

De algemene bepalingen van de certificatenverordening ( Verordening (EG) nr. 376/2008) zijn ook van toepassing op knoflook, met uitzondering van de hierna genoemde bijzonderheden.

Op het invoercertificaat wordt in vak 8 het land van oorsprong ingevuld; het invoercertificaat is slechts geldig voor producten van oorsprong uit dit in vak 8 genoemde land (verplichte oorsprong).
( artikel 6, lid 3, Verordening (EG) nr. 341/2007)

De certificaten mogen niet worden overgedragen.
(artikel 6, lid 4, Verordening (EG) nr. 341/2007)

Invoer met toepassing van het contingent is mogelijk vanuit Argentinië, China en alle andere derde landen; voor elk van de genoemde landen en groepen van landen, is een vooraf bepaalde hoeveelheid beschikbaar.

Met betrekking tot een beperkt aantal derde landen heeft de Europese Commissie besloten dat naast de gebruikelijke controles, een aantal aanvullende controlemaatregelen noodzakelijk zijn in verband met gebleken onregelmatigheden in het verleden. Het betreft de volgende landen:

  • Iran;

  • Libanon;

  • Maleisië;

  • Taiwan;

  • Verenigde Arabische Emiraten;

  • Vietnam.

Knoflook uit deze landen mag alleen in het vrije verkeer van de Unie worden gebracht, als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • Er wordt een oorsprongscertificaat overgelegd dat door de bevoegde nationale autoriteiten is afgegeven overeenkomstig de artikelen 55 tot en met 65 TVo. CDW.

  • De knoflook is rechtstreeks vanuit deze landen naar de Unie vervoerd

( artikel 15 Verordening (EG) nr. 341/2007)

Voor het oorsprongscertificaat dat is afgegeven overeenkomstig de artikelen 55 tot en met 65 TVo. CDW, geldt het volgende:

  • Het certificaat moet zijn opgemaakt overeenkomstig artikel 56 TVo. CDW. In bijlage 13 TVo. CDW is de lay-out van dit certificaat opgenomen (Certificaat van oorsprong voor de invoer van landbouwproducten in de Europese Economische Gemeenschap).

    Let op!

    Van deze voorwaarde voor de opmaak van het certificaat mag onder geen enkele omstandigheid worden afgeweken.

  • Hoewel douanetechnisch een certificaat Form. A wel zou kunnen worden geaccepteerd (het Form. A bevat minimaal de gegevens die ook in het voorgeschreven certificaat moeten voorkomen), staat het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid het niet toe het Form. A te accepteren. Als de belanghebbende problemen heeft met het verkrijgen van het certificaat dat in de verordening is voorgeschreven, kan hij hierover contact opnemen met de RVO.nl. Zij zijn in het bezit van de namen van de instanties in het betreffende land waartoe de belanghebbende zich dan kan wenden.

De knoflook wordt beschouwd als rechtstreeks vanuit de genoemde landen naar de Unie vervoerd, als het product voldoet aan een van de volgende voorwaarden:

  1. Het product is niet over het grondgebied van een ander derde land vervoerd.

  2. Het product is - eventueel met overlading of tijdelijke opslag in deze landen - over het grondgebied van een ander derde land dan het land van oorsprong vervoerd, maar het vervoer door deze landen is om geografische redenen of alleen om vervoerstechnische redenen gebeurd en daarbij:

    • is het product in het land van doorvoer of overslag onder toezicht van de douaneautoriteiten gebleven;

    • is het product daar niet in de handel gebracht of tot verbruik aangegeven;

    • heeft het product daar geen andere behandeling ondergaan dan (in voorkomend geval) lossen, opnieuw laden of een behandeling om het product te bewaren in de oorspronkelijke staat.

( artikel 16, lid 1, Verordening (EG) nr. 341/2007)

Het bewijs dat de knoflook rechtstreeks naar de Unie is vervoerd, kan met name worden geleverd door aan de douaneautoriteiten van de Unie een van de volgende stukken te overleggen:

  1. het in het land van oorsprong opgestelde enige vervoersdocument onder dekking waarvan het product door het land (of landen) van doorvoer is vervoerd;

  2. een door de douaneautoriteiten van het land (of landen) van doorvoer afgegeven certificaat waarin:

    • De producten nauwkeurig zijn omschreven.

    • De data waarop de producten zijn gelost en opnieuw geladen, zijn aangegeven, met gegevens ter identificatie van der gebruikte vervoermiddelen.

    • Een verklaring is opgenomen over de omstandigheden waaronder de producten werden bewaard;

  3. hetzij, wanneer het onder a of b bedoelde bewijs niet kan worden geleverd, enig ander bewijsstuk.

Bent u belast met de verificatie van een aangifte voor het vrije verkeer van knoflook van GN-code 0703 2000 waarbij aanspraak wordt gemaakt op het tariefcontingent? Dan moet u - naast de gebruikelijke elementen - met name aandacht besteden aan:

 

  1. Is er een geldig invoercertificaat bij de aangifte overgelegd?

  2. Wordt (indien van toepassing) terecht aanspraak gemaakt op een tariefcontingent?

  3. Is de aangegeven oorsprong van de knoflook wel juist?

    Vindt de invoer plaats vanuit andere landen dan Iran, Libanon, Maleisië, Taiwan, de Verenigde Arabische Emiraten of Vietnam? Ga dan naar stap 7.

  4. Is het juiste oorsprongscertificaat overgelegd?

    Let op!

    Het oorsprongscertificaat moet zijn opgemaakt overeenkomstig artikel 56 TVo. CDW. In bijlage 13 TVo. CDW is de lay out van dit certificaat opgenomen). Van deze eis mag onder geen enkele omstandigheid worden afgeweken.

  5. Is voldaan aan de eisen van rechtstreeks vervoer?

  6. Is het land van oorsprong Iran, Libanon, Maleisië, Taiwan, de Verenigde Arabische Emiraten of Vietnam en is niet voldaan aan de vereisten van stap 4 en 5? Dan is de invoer niet toegestaan; er geldt voor deze landen een invoerverbod.

  7. Wanneer de invoer plaatsvindt vanuit een ander land dan Iran, Libanon, Maleisië, Taiwan, de Verenigde Arabische Emiraten of Vietnam, dan hoeft geen oorsprongscertificaat te worden overgelegd wat is opgemaakt overeenkomstig artikel 56 TVo. CDW. Overlegging van een gangbaar oorsprongsbewijs is voldoende. Daarnaast geldt dan ook niet de verplichting dat de goederen rechtstreeks moeten zijn vervoerd.

Naar boven

4.8 Sector verwerkte producten op basis van groenten en fruit

De producten die onder deze sector vallen vindt u in deel X van bijlage I, Verordening (EU) nr. 1308/2013.

De sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit kennen de mogelijkheid van een invoerprijssysteem. Voor dit systeem geldt het volgende:

  • Als het douanerecht afhankelijk is van de invoerprijs van de ingevoerde partij, dan wordt deze prijs gecontroleerd aan de hand van een forfaitaire waarde. Ook kunnen bij deze controle nog specifieke bepalingen vastgesteld worden.

  • Als de opgegeven invoerprijs hoger is dan de forfaitaire waarde, rekening houdend met een vastgestelde marge, moet een zekerheid gesteld worden. Deze zekerheid is dan gebaseerd op de forfaitaire waarde.

  • Als de invoerprijs van de ingevoerde partij niet wordt opgegeven, is het douanerecht afhankelijk van de forfaitaire waarde.

( artikel 181 Verordening (EU) nr. )1308/2013

Naar boven

4.9 Sector bananen

4.9.1 Algemeen

Een overzicht van de producten die onder deze sector vallen vindt u in deel XI van bijlage I, Verordening (EU) nr. 1308/2013.

Naar boven

4.9.2 Weegcertificaten

Algemeen

Bij de aangifte voor het in het vrije verkeer brengen van verse bananen met GN-code 0803 00 19 moet de aangever een weegcertificaat overleggen. Dit certificaat is opgesteld met het oog op de controle van het nettogewicht van de ten invoer aangegeven zending verse bananen.
( artikel 290quater Verordening (EEG) nr. 2454/93)

Weegcertificaten moeten worden opgemaakt door een zogenoemde erkende weger bananen’ (zie voor meer informatie, paragraaf 4.12.3).
Het door een erkende weger bananen afgegeven weegcertificaat is binnen de gehele Unie geldig. Een model van het certificaat is opgenomen in bijlage 38quarter TVo. CDW.

In Nederland wordt (nog) geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot het indienen van een elektronisch weegcertificaat.

Aangifte tot het brengen in het vrije verkeer via het aangiftebehandelsysteem

De aangever moet bij de aangifte tot het brengen in het vrije verkeer, een weegcertificaat overleggen. Daarop moeten staan: het nettogewicht van de betrokken zending verse bananen per soort verpakking en per oorsprong.
( artikel 290quater Verordening (EEG) nr. 2454/93)

In het kader van de administratieve lastenvermindering voor het bedrijfsleven wordt de volgende vereenvoudigde procedure toegepast.

  1. De aangever bewaart het weegcertificaat in zijn administratie. Ontvangt hij een 'Mededeling bescheiden overleggen of een 'Voorlopige mededeling afhandeling'? Dan overlegt hij het weegcertificaat bij de aangifte voor het in vrije verkeer brengen. Wordt het totaal aan bananen op het weegcertificaat door verschillende aangevers in het vrije verkeer gebracht (deelzendingen)? Dan is het genoeg als de aangever van een deelzending in zijn administratie een afschrift (kopie) van het weegcertificaat bewaart.

  2. In de aangifte in het vrije verkeer brengen vermeldt de aangever de bescheidcode C046 en het (de) nummer(s) van het (de) betreffende weegcertifica(a)t(en). Door deze vermelding voldoet de aangever aan de verplichting tot overlegging van het weegcertificaat.

  3. Steekproefsgewijs controleert de Douane of de bescheidcode terecht op de aangifte staat. Valt de aangever in de steekproef? Dan moet de aangever het weegcertificaat altijd fysiek bij de Douane overleggen.

  4. Wordt vastgesteld dat de aangever ten onrechte de bescheidcode op de aangifte heeft vermeld? Dan wordt de aangever uitgesloten van deze vereenvoudigde regeling. Dit houdt in dat bij toekomstige aangiften, de aangever het weegcertificaat fysiek bij de Douane moet overleggen.

Is er geen weegcertificaat bij de aangifte tot het in het vrije verkeer brengen aanwezig? Dan kan de aangifte niet worden aanvaard. Een reeds aanvaarde aangifte moet dan buiten werking worden gesteld. Zie voor meer informatie hoofdstukken 2 en 3 van het onderdeel "Plaatsing van goederen onder een douaneregeling", opgenomen in dit Handboek onder nummer 12.00.00.

Een onvolledige aangifte voor in het vrije verkeer brengen ingediend met als onvolledigheidsreden dat er nog geen weegcertificaat voorhanden is, is niet mogelijk. Het weegcertificaat is een bescheid dat noodzakelijk is voor de toepassing van de bepalingen betreffende het in het vrije verkeer brengen van bananen. Dit betekent dat het weegcertificaat bij de aangifte voor in het vrije verkeer brengen van bananen door de aangever moet worden overgelegd of ter beschikking moet worden gehouden in zijn administratie.
(artikel 290quater en 218 lid 1, letter d TVo CDW)

Domiciliëringsprocedure invoer

Wordt de aangifte tot het brengen in het vrije verkeer gedaan door een inschrijving in de administratie? Dan hoeft de klantbehandelaar in de individuele voorwaarden bij de vergunning "domiciliëringsprocedure invoer" geen operationele afspraken te maken. De normale risicobeheersingsmaatregelen worden op basis van de aanvullende aangifte uitgevoerd. Ook voor deze aangifteprocedure kan - in het kader van de administratieve lastenvermindering voor het bedrijfsleven - de vereenvoudigde procedure uit de vorige alinea, worden toegepast.

Naar boven

4.9.3 Vergunning erkende weger bananen

Algemeen

Elke marktdeelnemer die betrokken is bij de invoer, het vervoer, de opslag en de behandeling van bananen kan een vergunning "erkende weger bananen" aanvragen. De vergunningaanvraag moet worden ingediend bij het douanekantoor waarbinnen de weeginstallatie wordt gebruikt. Wil de aanvrager een (mobiele) weeginstallatie op meer locaties gebruiken? Dan moet de vergunningaanvraag worden ingediend bij het douanekantoor van de plaats waar de hoofdboekhouding van de vergunninghouder wordt bijgehouden. Artikel 290ter Tvo. CDW verzet zich niet tegen dit centrale beheer van deze vergunningen.

Het aanvragen van een vergunning wordt gedaan op een aanvraagformulier dat is te downloaden vanaf www.douane.nl.

De vergunning is in het Klant Informatie Systeem opgenomen met het nummer 8958999.

Voor het krijgen van de vergunning "erkende weger bananen" moet de marktdeelnemer aan een aantal algemene eisen voldoen. Deze eisen zijn:

  • De aanvrager biedt alle noodzakelijke waarborgen voor een juiste uitvoering van de weging.

  • De aanvrager beschikt over een door een in Nederland erkende instantie goedgekeurde (geijkte) weeginstallatie.

  • De administratie van de aanvrager stelt de douane in staat een doeltreffende controle uit te voeren.

  • De administratie van de vergunninghouder moet zodanig zijn ingericht dat de Douane op elk moment inzicht heeft in de afgegeven weegcertificaten.

  • De afgegeven weegcertificaten moeten op een eenduidige manier in de administratie van de vergunninghouder worden bewaard.

  • Uit de administratie moet op ieder moment blijken welke weegcertificaten bij het opstellen ervan, zijn gecontroleerd door de Douane.

De administratie moet ten minste de volgende gegevens bevatten:

  • nummer en datum afgifte van certificaat

  • mededelingsnummer van de Douane van de mededeling van het voornemen tot wegen

  • identiteit vervoermiddel bij binnenkomst

  • land van oorsprong

  • naam van de exporteur per zending

  • aantal verpakkingseenheden en soort verpakkingen

  • het nettogewicht, merken en nummers van de zending

Afgifte van de vergunning

De inspecteur die bevoegd is voor het ambtsgebied waarbinnen de weeginstallatie wordt gebruikt, verleent de vergunning "erkende weger bananen" Geldt de vergunning op meer weeglocaties?, Dan is de inspecteur bevoegd van de plaats waar de hoofdboekhouding van de vergunninghouder wordt bijgehouden.

Na afgifte van de vergunning verzendt de inspecteur een kopie van de vergunning naar:

Belastingdienst/CA/Unit Concern Administratie, Landelijk Team Maatregelen,
Postbus 801
7301 BB Apeldoorn

In de linker bovenhoek van de verzendenveloppe vermeldt u:
vergunning erkende weger bananen.

Informatie over alle afgegeven vergunningen

Het Landelijk Team Maatregelen is in Nederland verantwoordelijk voor de informatievoorziening aan de Europese Commissie over de in Nederland afgegeven vergunningen "erkende weger bananen".

Op Douanenet onder " Start/Landelijke teams Douane/LTM Maatregelen/erkende wegers bananen" vindt u de lijst van alle erkende wegers bananen in de gehele Gemeenschap.

Naar boven

4.9.4 Fysieke controle bij invoer van verse bananen

De Douane moet minimaal 5% van de weegcertificaten van bananen controleren. (die landelijk per jaar zijn overgelegd). Deze controle dient om vast te stellen of het nettogewicht van de aangegeven zending verse bananen voorzien van een weegcertificaat, wel juist is.
( artikel 290quater, lid 3, Verordening (EEG) nr. 2454/93)

Afhankelijk van de procedure van invoer, vindt dit op een van de volgende wijzen plaats.

Controle bij het opstellen van weegcertificaten

Van het wegen van verse bananen (GN-code 0803 00 19) met het oog op:

  1. het opstellen van een weegcertificaat (dat details bevat over het type verpakking, de oorsprong, de tijd en de plaats van weging, voor

  2. het brengen in het vrije verkeer van de Gemeenschap, moet de vergunninghouder van te voren mededeling doen aan de Douane. De procedure van deze mededeling is opgenomen op www.douane.nl. De mededeling van het voornemen tot wegen is de aanleiding voor een controle van het weegcertificaat.

Na de mededeling van het voornemen tot wegen verneemt de vergunninghouder of de Douane al dan niet voor controle ter plaatse komt.

  1. Heeft de Douane de vergunninghouder medegedeeld dat zij voor controle ter plaatse komt? Dan kan de vergunninghouder pas gaan wegen als de Douane op de weeglocatie(s) aanwezig is. Is de Douane niet binnen 120 minuten na de mededeling van het voornemen tot wegen op de weeglocatie(s)? Dan heeft de vergunninghouder toestemming tot wegen. Deze toestemming om te wegen geldt niet als daarover nadere voorwaarden zijn gesteld in de individuele voorwaarden van de vergunning.

  2. Heeft de Douane niet binnen 120 minuten gereageerd op een mededeling? Dan heeft de vergunninghouder na deze tijd toestemming tot wegen. Deze toestemming geldt niet als daarover nadere voorwaarden zijn gesteld in de individuele voorwaarden van de vergunning en als de mededeling op werkdagen tussen 23.00 en 07.00 en op andere dan werkdagen is gedaan. (feestdagen, zondagen of zaterdagen ). Als bewijs van mededeling ontvangt de vergunninghouder het mededelingsnummer op een later tijdstip.

  3. Heeft de Douane de vergunninghouder medegedeeld dat zij niet voor controle ter plaatste komt? Dan heeft de vergunninghouder direct na deze mededeling toestemming tot wegen. Staat er een afwijkende termijn op het laatste blad van de vergunning? Dan geldt voor de vergunninghouder deze termijn. (artikel 290quater, lid 2, Verordening (EEG) nr. 2454/93)

Controle van het weegcertificaat

Bij het bepalen van de netto massa van de aangegeven zending verse bananen gaat u als volgt te werk:

  1. Bepaal de grootte van het representatieve monster overeenkomstig de onderstaande tabel:

    Aantal eenheden verpakte bananen (per type verpakking en oorsprong)

    Aantal te onderzoeken eenheden verpakte bananen

    tot en met 400

    5

    van 401 tot en met 700

    7

    Van 701 tot en met 1.000

    10

    van 1.001 tot en met 2.000

    13

    van 2.001 tot en met 4.000

    15

    van 4.001 tot en met 6.000

    18

    meer dan 6.000

    21

  2. Bepaal het totale bruto gewicht door weging van het hele monster.

  3. Stel het gewicht van één verpakkingseenheid (doos + plastic) vast.

  4. Vermenigvuldig het vastgestelde gewicht van de verpakkingseenheid met het totale aantal verpakkingseenheden (van hetzelfde type en dezelfde oorsprong) van het monster.

  5. Breng dit bevonden gewicht in mindering op het bruto gewicht van het monster.

  6. Deel het netto gewicht van het monster door het aantal verpakkings-eenheden om het gemiddelde netto gewicht per verpakkingseenheid vast te stellen.

  7. Vermenigvuldig de gevonden gemiddelde netto massa per verpakkings-eenheid met het totale aantal verpakkingseenheden van de aangegeven zending.

  8. Stel van de uitgevoerde controle een dossier samen dat voldoet aan de eisen die zijn gesteld in paragraaf 6.2.7 van het onderdeel Plaatsing van goederen onder een douaneregeling, opgenomen in dit Handboek onder nummer 12.00.00.

(Bijlage 38quater TVo. CDW)

Naast de controle bij het opstellen van weegcertificaten, kan er ook steekproefsgewijs gecontroleerd worden als er een aangifte in het vrije verkeer brengen is of wordt gedaan. Afhankelijk van de procedure van invoer, vindt dit op een van de volgende wijzen plaats

Aangiften ten invoer in het aangiftebehandelingssysteem

Een deel van de aangiften in het vrije verkeer brengen zal gecontroleerd worden vanwege de normale risicobeheersingsmaatregelen. Steekproefsgewijs de bescheiden controleren of een COF controle volstaat. De controle kan zich beperken tot:

  • de vaststelling van de aanwezigheid van een weegcertificaat, en

  • een vergelijking van het nettogewicht op het weegcertificaat met dat van de aangifte in het vrije verkeer brengen.

Domiciliëringsprocedure invoer

De normale risicobeheersingsmaatregelen kunnen op basis van de aanvullende aangifte uitgevoerd worden. Steekproefsgewijs of met COF controles controleert de Douane of het gewicht van de in de administratie ten invoer ingeschreven zending, overeenkomt met het op het weegcertificaat opgegeven gewicht.

Indien het gemiddelde nettogewicht van het weegcertificaat t.o.v. de aangifte in het vrije verkeer brengen groter is dan 1%, kan het weegcertificaat de aangegeven zending in de aangifte in het vrije verkeer brengen niet vertegenwoordigen. Een ander certificaat zal dan bij de aangifte in het vrije verkeer brengen overgelegd moeten worden.

Naar boven

4.10 Sector wijn

4.10.1 Algemeen

De producten die onder deze sector vallen vindt u in deel XII van bijlage I, Verordening (EU) nr. 1308/2013.

Voor de verdere invulling van de voor deze sector vastgestelde bepalingen, heeft de Europese Commissie de volgende uitvoeringsverordeningen vastgesteld:

  • Verordening (EG) nr. 555/2008 met betrekking tot het handelsverkeer van producten van de wijnbouwsector met derde landen.

  • Verordening (EG) nr. 436/2009 houdende uitvoeringsbepalingen betreffende de begeleidende documenten voor het vervoer van wijnbouwproducten en de in de wijnbouwsector bij te houden registers. Deze verordening is opgenomen in het boekwerk Wetgeving Accijns en Verbruiksbelastingen onder nummer 10.20.02. In het onderdeel Overbrenging van accijnsgoederen, wat is opgenomen in het Handboek Accijns en Verbruiksbelastingen onder tekstnummer 40.10.00, zijn de instructies opgenomen die voor de ambtenaar van belang zijn bij het overbrengen van wijn in het intracommunautaire verkeer.

De definities en categorieën voor de producten uit deze marktordening zijn toegelicht in deel IIIbis van bijlage III en bijlage XIter Verordening (EU) nr. 1308/2013.

Naar boven

4.10.2 Druivensap en druivenmost

Voor druivensap en druivenmost met de GN-codes: 2009 61, 2009 69 en 2204 30 geldt dat de toepassing van de douanerechten afhankelijk van de invoerprijs van het ingevoerde product.

De echtheid van de invoerprijs moet worden geverifieerd:

  • Door controle van elke partij; of

  • Aan de hand van een forfaitaire waarde bij invoer die door de Commissie wordt berekend op basis van de prijsnoteringen voor dezelfde producten in de landen van oorsprong.

( artikel 181 Verordening (EU) nr. 1308/2013)

Echter in de uitvoeringsverordening is bepaald dat de controle altijd plaats moet vinden door controle van de invoerprijs per partij. Deze invoerprijs is gelijk aan de feitelijke douanewaarde gecontroleerd per partij.
( artikel 39 Verordening (EG) nr.555/2008)

Onder "partij" wordt verstaan: de goederen die met een enkele aangifte worden aangeboden om in het vrije verkeer te worden gebracht. Daarbij moet het gaan om goederen van eenzelfde oorsprong en van eenzelfde code van de GN.
( artikel 38 Verordening (EG) nr. 555/2008)

Naar boven

4.10.3 V I 1 document

Overlegging van V I 1 document bij invoer

De in artikel 190 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde producten (wijn, druivensap en druivenmost) mogen alleen worden ingevoerd als:

  1. wat alle producten betreft:

    • ze moeten voldoen aan de in het land van oorsprong van die producten (het derde land) geldende bepalingen met betrekking tot de productie, het in het handelsverkeer brengen en, in voorkomend geval, de levering voor rechtstreekse menselijke consumptie. Het bewijs hiervoor wordt geleverd door overlegging van een certificaat dat is afgegeven door een instantie van het land van herkomst die voorkomt op een door de Commissie gepubliceerde lijst,

    • als zij bestemd is voor rechtstreekse menselijke consumptie, vergezeld zijn van een analyseverslag dat is opgesteld door een door het land van herkomst van het product aangewezen instantie of dienst;

  2. wat voor rechtstreekse menselijke consumptie bestemde wijnen betreft, andere dan likeurwijnen en mousserende wijnen, deze moeten:

    • een effectief alcoholvolumegehalte van tenminste 9% vol. en een totaal alcoholvolumegehalte van ten hoogste 15% vol. hebben;

    • een totaal zuurgehalte, uitgedrukt in wijnsteenzuur, van tenminste 3,5 gram per liter of 46,6 milli-equivalenten per liter hebben.

In Verordening (EG) nr. 555/2008 zijn nadere bepalingen vastgesteld met betrekking tot de eisen die aan het certificaat (attest) en het analyseverslag worden gesteld.

Het onder letter a bedoelde certificaat en analyseverslag vormen samen één document. Dit document is vastgesteld als:

  • een formulier V I 1 geviseerd door daartoe bevoegde autoriteiten in derde landen, dan wel

  • een formulier V I 2 (uittreksel uit het document V I 1) geviseerd door de douane van een Lidstaat.

( artikel 43 en 44 Verordening (EG) nr. 555/2008)

Het certificaat wordt opgesteld door een instantie in het derde land waaruit de producten van oorsprong zijn. Het gedeelte dat betrekking heeft op het analyseverslag wordt opgesteld door een officieel laboratorium dat is erkend door het derde land waaruit de producten vanoorsprong zijn.

Twijfelt u of het certificaat en/of het analyseverslag door een erkende instantie is afgegeven? Neem dan hierover telefonisch contact op met Belastingdienst/Douane/kantoor Nijmegen / Landelijk Team Oorsprongszaken (LTO). Hier beschikt men over een lijst van erkende instanties en laboratoria. De lijst met erkende instanties is ook te raadplegen via Douanenet Portaal.

Is het V I 1 document niet door een erkende instantie of erkend laboratorium opgesteld? Dan kan het invoercertificaat niet dienen als invoervergunning. De aangifte voor het brengen in het vrije verkeer moet in dit geval buiten werking worden gesteld.

Bijzonderheden ten aanzien van de invulling en afgifte van het V I 1 formulier

Zijn de producten niet bestemd voor rechtstreekse menselijke consumptie? Dan hoeft het gedeelte "analyseverslag" van het V I 1 formulier niet te worden ingevuld.
( artikel 43, lid 2, van de uitvoeringsverordening (EG) nr. 555/2008)

Komen de wijnproducten uit Australië? Wijnproducenten in Australië mogen zelf V I 1 documenten afgeven als zij daartoe door de bevoegde autoriteiten aldaar zijn erkend. Zij moeten op het formulier hun registratienummer vermelden.
( artikel 45, juncto bijlage XII uitvoeringsverordening (EG) nr. 555/2008)

Voor likeurwijn en distillatiewijn worden de V I 1 documenten slechts als geldig erkend wanneer de bevoegde autoriteiten in vak 14 de volgende aantekening hebben gesteld:

  1. "Hierbij wordt bevestigd dat de aan deze wijn toegevoegde alcohol uit wijnbouwproducten is verkregen"

Deze vermelding moet zijn aangevuld met de naam, het adres, het stempel en de handtekening van een vertegenwoordiger van de afgevende instantie
( artikel 50, lid 1, van de uitvoeringsverordening (EG) nr. 555/2008)

Wordt de wijn met verlaagde douanerechten in de Unie ingevoerd? Dan kan het V I 1 document dienen als certificaat ter staving van de oorsprong. In vak 14 moet hiertoe de volgende vermelding zijn aangebracht:

  1. "Hierbij wordt bevestigd dat de wijn waarop dit document betrekking heeft, in wijnbouwgebied ……. is geproduceerd en dat de in vak 6 vermelde geografische aanduiding aan deze wijn is toegekend overeenkomstig de voorschriften van het land van oorsprong".

Deze vermelding moet zijn aangevuld met de naam, het adres, het stempel en de handtekening van een vertegenwoordiger van de afgevende instantie.
( artikel 50, lid 2, van de uitvoeringsverordening (EG) nr. 555/2008 )

Vrijstelling van overlegging van een V I 1

Op grond van artikel 42 van Verordening (EG) nr. 555/2008 is het overleggen van een document V I 1 of V I 2 niet verplicht voor:

  1. ingevoerde wijn van oorsprong en herkomst uit derde landen, die wordt aangeboden in geëtiketteerde verpakkingen van 5 liter of minder, welke is voorzien van een sluiting welke niet opnieuw kan worden gebruikt en die deel uitmaakt van een partij waarvan de totale hoeveelheid, ook wanneer deze uit verscheidene partijen bestaat die ten hoogste 100 liter bedraagt;

  2. hoeveelheden wijn, druivenmost en druivensap van ten hoogste 30 liter, die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers in de zin van artikel 41 van Verordening (EG) nr. 1186/2009;

  3. hoeveelheden wijn van ten hoogste 30 liter die door een particulier worden verzonden naar een andere particulier in de zin van artikel 25 van Verordening (EG) nr. 1186/2009;

  4. wijn en druivensap die deel uitmaken van verhuisboedels van particulieren;

  5. wijn en druivensap die bestemd zijn voor tentoonstellingen als omschreven in artikel 90 van Verordening (EG) nr. 1186/2009, mits verpakt in geëtiketteerde verpakkingen van 2 liter of minder, die zijn voorzien van een sluiting die niet opnieuw kan worden gebruikt;

  6. wijn, druivenmost en druivensap, die worden ingevoerd voor wetenschappelijke en technische experimenten, tot een maximumhoeveelheid van 100 liter;

  7. wijn en druivensap, bestemd voor diplomatieke betrekkingen, de consulaire diensten en daarmee gelijkgestelde organisaties met een krachtens daartoe ingestelde vrijstellingsregeling

  8. wijn en druivensap, die deel uitmaken van proviand aan boord van internationale vervoermiddelen

  9. wijn en druivensap, die van oorsprong zijn uit de Europese Unie, daar zijn gebotteld, naar een derde land zijn uitgevoerd, naar het douanegebied van de Unie zijn teruggekeerd en daar in het vrije verkeer zijn gebracht.

Splitsen van het V I 1 of V I 2 certificaten

Moet voordat de goederen in het vrije verkeer worden gebracht een V I 1 of een V I 2 worden gesplitst? Dan moet deze splitsing plaatsvinden op het douanekantoor, waarvan de goederen zich binnen het ambtsgebied bevinden.
( artikel 47, lid 3, van de uitvoeringsverordening (EG) nr. 555/2008)

Handel als volgt:

 

  1. de aangever overlegt bij u het origineel en de kopie van het V I 1 of het V I 2 met daarbij het aantal benodigde uittreksels (origineel en twee kopieën hiervan);

  2. controleer of de op het V I 1 of V I 2 vermelde gegevens overeenstemmen met de gegevens die op het voor elke nieuwe partij opgestelde V I 2;

  3. is er overeenstemming? Viseer het V I 2 in vak 10, dat vervolgens als uittreksel V I 2 geldt;

  4. vermeldt in vak 15 van het originele V I 1 of V I 2 het aantal uittreksels dat u heeft afgegeven. Onderteken deze verklaring en plaats hierbij uw naam in blokletters en een afdruk van het metalen dienststempel;

  5. geef het originele (afgeschreven) V I 1 of V I 2 samen met de geviseerde uittreksels (origineel en één kopie) terug aan de aangever;

  6. bewaar de behandelde documenten (origineel V I 1 of V I 2 en de hierop afgegeven uittreksels) minimaal vijf jaar.

Naar boven

4.10.4 Toegestane behandelingen in een douane-entrepot of vrij entrepot

Toegestane oenologische procédés en behandelingen kunnen ook in een douane-entrepot of vrije entrepot plaatsvinden. Ongeacht de mogelijkheden die de douanewetgeving biedt met betrekking tot het verrichten van gebruikelijke behandelingen van goederen in douane-entrepot of vrije entrepot, kunnen deze handelingen beperkt of verboden zijn op grond van Verordening (EU) nr.1308/2013 (IGMO-verordening). In de bijlagen XVbis en XVter zijn de toegestane oenologische procédés en behandelingen vermeld. Twijfelt u of de behandeling waarvoor toestemming wordt gevraagd een toegestane oenologische behandeling is? Neem dan telefonisch contact op met de RVO.nl- Wijninformatiecentrum om hierover uitsluitsel te krijgen (telefoon: 079 – 368 70 15). Bepaal eventueel in overleg met het Wijninformatiecentrum welke aanvullende eisen moeten worden gesteld en de wijze waarop het toezicht op de behandeling het best kan worden uitgevoerd.

Naar boven

4.11 Sector rundvlees

4.11.1 Algemeen

De producten die onder deze sector vallen vindt u in deel XV van bijlage I,Verordening (EU) nr. 1308/2013.

De definities voor de producten uit deze sector zijn toegelicht in deel IV van bijlage III Verordening (EU) nr. 1308/2013.

Naar boven

4.11.2 Invoer van fokrunderen van zuiver ras

Op grond van Verordening (EEG) nr. 133/2008 kunnen fokrunderen van zuiver ras zonder betaling van douanerechten in de Unie worden ingevoerd. Nadere aanwijzingen vindt u in:

Naar boven

4.12 Sector melk en zuivelproducten

4.12.1 Algemeen

Een overzicht van de producten die onder deze sector vallen vindt u in deel XVI van bijlage I, Verordening (EU) nr. 1308/2013.

De definities voor de producten uit deze sector zijn toegelicht in deel V van bijlage III, Verordening (EG) nr. 1308/2013.

Naast douanerechten wordt voor een aantal producten binnen deze sector ook een aanvullend invoerrecht geheven.

Naar boven

4.12.2 Preferentiële invoer van melk en zuivelproducten met verlaagd recht; algemene bepalingen

In Titel 2 van Verordening (EG) nr. 2535/2001 zijn de uitvoeringsbepalingen opgenomen van Verordening nr. (EU) 1308/2013 betreffende de preferentiële invoerregeling voor de sector melk en zuivelproducten.

Invoercertificaten

Bij het gebruik van invoercertificaten voor de preferentiële invoer van zuivel gelden dezelfde regels als bij de "gewone" invoer van zuivel.

De contingenten en preferenties die in Verordening (EG) nr. 2535/2001 zijn beschreven, worden beheerd met invoercertificaten, uitgezonderd:

  • invoer in het kader van overeenkomstig de artikelen 308bis tot en met 308quater van Verordening (EEG) nr. 2454/93 beheerde contingenten;
    en

  • alle producten van GN-code 0406 van oorsprong uit Zwitserland.

( artikel 19bis, lid 2 en artikel 22bis Verordening (EG) nr. 2535/2001)

Deze preferentiële regelingen zijn in het Gebruikstarief raadpleegbaar.

Naar boven

4.12.3 Preferentiële invoer zonder toepassing van een tariefcontingent

De preferentiële invoerregelingen zonder tariefcontingenten staan vermeld in hoofdstuk II en IIbis van Verordening (EG) nr. 2535/2001.
In bijlage II van Verordening (EG) nr. 2535/2001 zijn de zuivelproducten opgenomen waarvoor een preferentiële invoerregeling geldt, en de toe te passen rechten.

Het betreft de invoer buiten contingent op basis van uitsluitend een invoercertificaat vanuit:

  • Turkije;

  • Zuid-Afrika;

  • Zwitserland.

Bij invoer in het vrije verkeer van de Unie, moet de importeur aan een aantal voorwaarden voldoen.

Invoercertificaat

Bij de invoer van zuivelproducten in het kader van hiervoor genoemde tariefcontingenten moet de importeur een invoercertificaat overleggen.
( artikel 2 Verordening (EG) nr. 2535/2001)

Op dit invoercertificaat moeten ook de volgende gegevens voorkomen:

Vaknummer

Vermelde gegevens

8

het land van oorsprong

15

  • voor invoer van zuivelproducten van oorsprong uit Turkije en Zwitserland: de gedetailleerde beschrijving van het product overeenkomstig bijlage I deel D van Verordening (EG) nr. 2535/2001;

  • voor de overige invoer: de gedetailleerde beschrijving van het product en met name de gebruikte grondstof en het vetgehalte in gewichtspercenten. Wat de producten van GN-code 0406 betreft, moet eveneens het vetgehalte in gewichtspercenten van de droge stof en het op de vetvrije massa berekenden vochtgehalte in gewichtspercenten zijn vermeld.

16

de GN-code van het betrokken product, in voorkomend geval voorafgegaan door "ex".

20

de vermelding "Verordening (EG) nr. 2535/2001, artikel 20"

( artikel 21, lid 1, Verordening (EG) nr. 2535/2001)

Het certificaat verplicht tot invoer uit het in vak 8 aangegeven land van oorsprong.
(artikel 21, lid 3 Verordening (EG) nr. 2535/2001)

Toepassing verlaagd recht onder voorwaarden

Het verlaagde minimumrecht wordt slechts toegepast na overlegging van de aangifte voor het vrije verkeer, vergezeld van het invoercertificaat en, voor wat betreft de hieronder bedoelde invoer betreft, van het bewijs van oorsprong dat is afgegeven overeenkomstig de betreffende overeenkomst:

  1. Protocol nr. 1 bij Besluit nr. 1/98 van de associatieraad EG-Turkije;

  2. alle andere preferentiële invoer, buiten de contingenten, van de in bijlage II, deel I, punt J, van Verordening (EG) nr. 376/2008 bedoelde producten (Moldavië)

  3. Bijlage 2 van de overeenkomst tussen de EG en de Zwitserse Bondsstaat;

( artikel 22 Verordening (EG) nr. 2535/2001)

Zie voor meer informatie betreffende de oorsprongsbewijzen, de onderdelen "Niet-preferentiële oorsprong" en "Preferentiële oorsprong en herkomst", nummers 7.00.00 en 8.00.00.

Naar boven

4.12.4 Preferentiële invoer met toepassing van een tariefcontingent op basis van uitsluitend een invoercertificaat

Algemeen

In artikel 5 Verordening (EG) nr. 2535/2001 zijn de producten en de landen genoemd waarbij een tariefcontingent is vastgesteld op basis van uitsluitend een invoercertificaat.

De tariefcontingenten, de toe te passen rechten, de maximale jaarlijks in te voeren hoeveelheden, de invoercontingentperioden en de verdeling daarvan in deelperioden staan vermeld in bijlage I van Verordening (EG) nr. 2535/2001 (artikel 6 Verordening (EG) nr. 2535/2001).

Bij invoer in het vrije verkeer van de Unie, moet de importeur aan een aantal voorwaarden voldoen.

Invoercertificaat

Bij de invoer van zuivelproducten in het kader van hiervoor genoemde tariefcontingenten moet de importeur een invoercertificaat overleggen.
( artikel 2 Verordening (EG) nr. 2535/2001)

Op dit invoercertificaat moeten ook de volgende gegevens voorkomen:

Vaknummer

Vermelde gegevens

 

8

het land van oorsprong

 

15

de beschrijving van het product overeenkomstig bijlage I van Verordening (EG) nr. 2535/2001, of anders de beschrijving van het product overeenkomstig de GN-code van het betrokken contingent.

 

16

de GN-code van het betrokken contingent, in voorkomend geval voorafgegaan door "ex".

 

20

— de vermelding "Verordening (EG) nr. 2535/2001, artikel 5"

 

24

Één van de in bijlage XX opgenomen vermeldingen. Dit is de zogenaamde deelperiode waarvoor het invoercertificaat is afgegeven

 

( artikel 16, lid 3 en artikel 18 Verordening (EG) nr. 2535/2001)

Het certificaat verplicht tot invoer uit het in vak 8 aangegeven land van oorsprong.

Uitzondering hierop is de invoer in het kader van de in bijlage 1, deel A van Verordening (EG) nr. 2535/2001 aangegeven contingenten.
( artikel 18, lid 2, Verordening (EG) nr. 2535/2001)

Toepassing verlaagd recht onder voorwaarden

Het verlaagde minimumrecht wordt slechts toegepast na overlegging van de aangifte voor het vrije verkeer, vergezeld van het invoercertificaat en, voor wat betreft de hieronder bedoelde invoer, van het bewijs van oorsprong dat is afgegeven overeenkomstig de betreffende overeenkomst:

  1. Protocol nr. 3 bij de overeenkomst tussen de EEG en de Zwitserse Bondsstaat van 22 juli 1972;

  2. Protocol nr. 3 bij de Overeenkomst met Jordanië;

  3. de in punt 9 van de Overeenkomst met Noorwegen bedoelde regels;

  4. Protocol nr. 3 bij de Overeenkomst met IJsland

  5. de in artikel 2, lid 1, onder a, van Verordening (EG) nr. 55/2008 bedoelde bepalingen, bij de overeenkomst met de Republiek Moldavië.

  6. artikel 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 374/2014 van het Europees Parlement en de Raad (Oekraïne)

( artikel 19, lid 1 Verordening (EG) nr. 2535/2001)

Naar boven

4.12.5 Preferentiële invoer met toepassing van een contingent op basis van een invoercertificaat en een certificaat IMA 1

Algemeen

In het kader van een beter beheer van de contingenten, hebben aan de ene kant de Europese Unie en aan de andere kant een aantal derde landen afgesproken dat ook de autoriteiten in die derde landen toezicht houden op de omvang van de contingenten. Dit toezicht vindt plaats door het gebruik van certificaten IMA 1(Inward Monitoring Arrangements Certificate) die in de derde landen worden ingevuld en geldig gemaakt door instellingen die daarvoor speciaal zijn aangewezen. Deze instellingen zijn opgenomen in bijlage XII van Verordening (EG) nr. 2535/2001. Een overzicht van de personen die bevoegd zijn deze certificaten te ondertekenen, evenals van de gebruikte stempels, is voorhanden bij het Landelijk Team Oorsprongszaken (LTO).

Voor de hierna genoemde producten zijn tariefcontingenten vastgesteld waarbij als voorwaarde geldt dat naast de aangifte voor het vrije verkeer en een invoercertificaat, een certificaat IMA 1 moet worden overgelegd.

  1. de naar land van oorsprong gespecificeerde contingenten van de lijst CXL;

    Dit zijn:

    • bepaalde soorten boter van oorsprong uit Nieuw-Zeeland;
      ( Bijlage III A Verordening (EG) nr. 2535/2001) (IIIA)

    • kaas voor de verwerking van oorsprong uit Nieuw-Zeeland en Australië;

    • bepaalde soort cheddar van oorsprong uit Nieuw-Zeeland, Australië of Canada.
      ( Bijlage III B Verordening (EG) nr. 2535/2001)

Bij het gebruik van certificaten IMA 1 voor zuivelproducten gelden de volgende bepalingen:

Regels bij gebruik certificaten IMA 1

Toelichting

De gevallen waarin de importeur bij invoer een certificaat IMA 1 moet overleggen, zijn per goederencode opgenomen in het geïntegreerd gebruikstarief.

Deze gevallen zijn bij de goederencode opgenomen met een voetnoot

De aangewezen instellingen stellen het certificaat IMA 1 op volgens het model van bijlage IX van Verordening (EG) nr. 2535/2001. ( artikel 29, lid 1 Verordening (EG) nr. 2535/2001)

Dit geldt echter niet voor Nieuw-Zeelandse boter die wordt ingevoerd met toepassing van het contingent. Voor de invoer van Nieuw-Zeelandse boter moet het certificaat zijn opgesteld volgens het model van bijlage X van Verordening (EG) nr. 2535/2001.
( artikel 42, Verordening (EG) nr. 2535/2001)

Het certificaat IMA 1 bevat de gegevens die in bijlage XI van Verordening (EG) nr. 2535/2001 zijn vermeld. ( artikel 31, lid 2 Verordening (EG) nr. 2535/2001)

Het IMA 1 wordt ingevuld overeenkomstig bijlage IV van Verordening (EG) nr. 2535/2001.
( artikel 40, juncto artikel 42 Verordening (EG) nr. 2535/2001)

Als een certificaat IMA 1 is voorgeschreven voor de toepassing van de preferentie, moet de importeur het eensluidend verklaarde kopie van dit certificaat, behoudens overmacht, binnen de geldigheidsduur van het certificaat en het corresponderende invoercertificaat overleggen bij de Douane, naast de aangifte tot het brengen in het vrije verkeer.
( artikel 32, lid 1 Verordening (EG) nr. 2535/2001)

--

Het certificaat IMA 1 is geldig vanaf de datum van afgifte van het certificaat tot het einde van de achtste daaropvolgende maand, maar is niet meer geldig na 31 december van het jaar waarvoor het is afgegeven. Ook is het certificaat IMA 1 nooit langer geldig dan de geldigheidsduur van het invoercertificaat dat ermee correspondeert. (artikel 26, lid 1 Verordening (EG) nr. 2535/20001)

--

Een certificaat IMA 1 is alleen geldig als het naar behoren is ingevuld en geviseerd door een instelling voor afgifte die in bijlage XII van Verordening (EG) nr. 2535/2001 is vermeld. ( artikel 32, lid 2, Verordening (EG) nr. 2535/2001)

Een certificaat IMA 1 is naar behoren geviseerd, als het de volgende elementen bevat:

  • de plaats en datum van afgifte;

  • de stempel van de instelling voor afgifte;

  • de handtekening van de persoon of personen die bevoegd zijn om het certificaat te ondertekenen.

( artikel 32, lid 3 Verordening (EG) nr. 2535/2001)

Als u wilt controleren of het certificaat IMA 1 is afgegeven door een medewerker die daarvoor is geautoriseerd, dan kunt u het certificaat voorleggen aan Landelijk Team Oorsprongszaken (LTO) van Douane Nijmegen. Op deze afdeling is een lijst voorhanden met medewerkers die voor de afgifte van certificaten IMA 1 zijn geautoriseerd.

Voor het toesturen van het certificaat IMA 1 aan LTO kunt u de procedure toepassen die is beschreven in paragraaf 6.7.6 van onderdeel 8.00.00, Preferentiële oorsprong en herkomst, van dit Handboek.

De RVO.nl geeft alleen een invoercertificaat voor de hier bedoelde contingenten af als de importeur bij de aanvraag van het invoercertificaat een certificaat IMA 1 overlegt dat betrekking heeft op de betreffende zending.

De RVO.nl geeft een invoercertificaat af voor de totale netto hoeveelheid die in het certificaat IMA 1 is vermeld.

Op het invoercertificaat moeten ook de volgende gegevens voorkomen:

  • in de vakken 7 en 8, het land van herkomst en dat van oorsprong;

  • in vak 15 de beschrijving van de producten volgens de specificatie in bijlage III Verordening (EG) nr. 2535/2001;

  • in vak 16 de GN-code volgens de specificatie van bijlage III, in voorkomend geval voorafgegaan door "ex";

  • in vak 20, in voorkomend geval het contingent nummer en het volgnummer van het certificaat IMA 1 en de datum ervan vermeld in de vorm van de volgende formulering "Geldig indien vergezeld van een certificaat IMA 1 nr. ….. dat is afgegeven op …".

( artikel 28 Verordening (EG) nr. 2535/2001)

Het is verplicht om de goederen in te voeren vanuit het in vak 8 op het invoercertificaat vermelde land van oorsprong.
(artikel 28, lid 2 Verordening (EG) nr. 2535/2001)

Naar boven

4.12.6 Verificatie aangiften tot het brengen in het vrije verkeer bij preferentiële invoer van zuivel

Algemeen
Algemene verplichtingen voor verificatie bij de invoer van melk en zuivelproducten met aanspraak op een preferentieel tarief.

Bij de invoer van zuivelproducten genoemd in Bijlage III van Verordening (EG) 2535/2001 met toepassing van een verlaagde invoerheffing moet - samen met de aangifte voor het vrije verkeer – invoercertificaat en een eensluidend verklaarde kopie van certificaat IMA 1 worden overgelegd.
( artikel 25, lid 1 ( bijlage III.B) en artikel 37, lid 1 ( bijlage III.A) Verordening (EG) nr. 2535/2001)

Ga als volgt te werk:

  1. Controleer of het aangeboden eensluidend verklaarde kopie certificaat IMA 1 overeenkomt met:

    • de aangeboden zending;

    • het invoercertificaat dat hoort bij de betreffende zending.

  2. Geef het kopie certificaat IMA 1 na de controle terug aan de aangever.

Let op!

Plaats van deze controle geen aantekening op het kopie certificaat IMA 1 en schrijf het kopie certificaat niet "af". Wel kunt u - voordat u het kopie certificaat teruggeeft - een kopie maken van het kopie certificaat IMA 1 en deze archiveren in het invoerdossier.

Wordt bij de invoer van zuivelproducten met toepassing van een verlaagde invoerheffing op grond van Verordening (EG) nr. 2535/2001- samen met de aangifte voor het vrije verkeer - geen of een onjuist eensluidend verklaarde kopie certificaat IMA 1 overgelegd? Dan heeft de aangever niet voldaan aan een van de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 2535/2001 en kan geen aanspraak maken op de toepassing van de verlaagde invoerheffing op grond van deze Verordening.

Fysieke controle

Voor de fysieke controle geldt het volgende:

  • De fysieke controle moet worden uitgevoerd zonder voorafgaande waarschuwing aan de aangever of de importeur. Welke aangifte tot het brengen in het vrije verkeer zal worden onderworpen aan een fysieke controle, wordt beslist op basis van een risicoanalyse.

  • Elk douanekantoor maakt van iedere uitgevoerde fysieke controle een dossier op overeenkomstig de normen die zijn opgenomen in onderdeel 12.00.00.

  • De fysieke controle moet minimaal een controle inhouden van de elementen die van belang zijn voor de heffing van de douanerechten; voor zuivelproducten zijn met name het nettogewicht en de samenstelling van de producten van belang voor de heffing. Daarnaast is ook de oorsprong van de goederen van belang voor de hoogte van de heffing. Controle van de oorsprongsbescheiden samen met (eventuele) aanduidingen op de verpakkingen zijn dan ook van belang.

  • Als een fysieke controle is uitgevoerd, moet de verifiërend ambtenaar in vak 32 van het invoercertificaat de volgende vermelding aanbrengen:
    "Fysieke controle uitgevoerd Verordening (EG) nr. 2535/2001"

  • De verifiërend ambtenaar moet de resultaten van de fysieke controle binnen twintig werkdagen nadat de fysieke controle is uitgevoerd, vaststellen. Omdat analyses op het monster in het laboratorium noodzakelijk zijn voor de controle op de samenstelling van het product, moet, gelet op de tijd die nodig is om deze analyses uit te voeren, het monster onmiddellijk na de monstername naar het douanelaboratorium worden gestuurd. Gelet op de frequentie waarmee monsters naar het laboratorium worden gestuurd (gemiddeld een of twee keer per week), is tussentijdse toezending over het algemeen niet noodzakelijk.
    ( artikel 44, lid 3 Verordening (EG) nr. 2535/2001)

Het laboratorium waarborgt dat deze monsters met voorrang worden geanalyseerd en dat de uitslag van het onderzoek per ommegaande wordt meegedeeld aan het verzoekende douanekantoor.

Als de fysieke controle uitwijst dat de eigenschappen van de ingevoerde zuivelproducten niet overeenkomen met de gegevens in de aangifte tot het brengen in het vrije verkeer, is er sprake van een niet-conforme aangifte. Over deze niet-conforme aangifte moet de Douane informatie verstrekken.

Informatieprocedure artikel 44, lid 4, Verordening (EG) 2535/2001

Om reden van duidelijkheid is er in Nederland voor gekozen om de informatieprocedures door de Douane te laten uitvoeren.

Als na een fysieke controle (monsteronderzoek) blijkt dat het product niet in overeenstemming is met de aangifte voor het vrije verkeer invoer, moet de Europese Commissie binnen 10 werkdagen nadat dit door de douane is vastgesteld worden geïnformeerd.

Handel daarbij als volgt:

 

Zendt zo spoedig mogelijk:

  • een kopie van de aanvaarde aangifte voor het vrije verkeer;

  • een kopie van de gecorrigeerde aangifte;

  • een kopie van het invoercertificaat;
    aan het Belastingdienst/Douane Rotterdam/Rijnmond/Douane Informatiecentrum. Zij zorgen voor het doorsturen van deze informatie naar de Europese Commissie.

Naar boven

4.12.7 Extra verplichtingen voor verificatie bij preferentiële invoer van boter uit Nieuw-Zeeland

Algemeen

Voor de invoer van boter vanuit Nieuw-Zeeland met toepassing van een preferentieel tarief, zijn in overleg tussen de Europese Commissie en de Nieuw-Zeelandse autoriteiten bijzondere bepalingen vastgesteld. Deze bijzondere bepalingen hebben betrekking op:

In deze paragraaf worden de bijzondere bepalingen voor boter met preferentie uit Nieuw-Zeeland verduidelijkt, voor zover ze van belang zijn voor de Nederlandse Douane.

Certificaten IMA

Voor het gebruik van de certificaten IMA 1 geldt onder meer het volgende:

Certificaat

Toelichting

Certificaat IMA 1

  • Het certificaat IMA 1 moet zijn opgesteld overeenkomstig bijlage X van Verordening (EG) nr. 2535/2001.

  • Een van de voorwaarden voor de toepassing van het contingent is dat de boter "ten minste zes weken oud" moet zijn. Dit houdt in dat op het moment van de aanvaarding van de aangifte tot het brengen in het vrije verkeer, de boter tenminste zes weken oud moet zijn.
    ( artikel 34, lid 3, Verordening (EG) nr. 2535/2001)

IMA 1 en invoercertificaat controleren

Overlegt de aangever bij de aangifte tot het brengen in het vrije verkeer van boter uit Nieuw-Zeeland met toepassing van een preferentieel tarief een certificaat IMA 1 en een invoercertificaat? Ga als volgt te werk:

 

  1. Ga na of het origineel certificaat IMA 1 is opgesteld overeenkomstig bijlage X van Verordening (EG) nr. 2535/2001 en is afgegeven door in bijlage XII vermelde instantie van afgifte.

  2. Ga na of op het invoercertificaat het nummer en de datum van afgifte van het overgelegde certificaat IMA 1 is vermeld.

  3. Ga na of de boter op het moment van aanvaarding van de aangifte ten minste zes weken oud is (dit is verplicht voor de toepassing van het contingent). De datum waarop de betreffende boter zes weken oud is geworden of zal worden, vindt u in vak 17 van het certificaat IMA 1.
    ( artikel 34, lid 3, Verordening (EG) nr. 2535/2001, Bijlage IV 2.2 k)

  4. Ga na of op de verpakking van de boter én op de betreffende factuur (of facturen) is vermeld dat de oorsprong van de boter Nieuw-Zeeland is.

  5. Ga na of op de factuur (of de facturen) de volgende vermelding voorkomt:

    "Op grond van hoofdstuk III, afdeling 2, van Verordening (EG) nr. 2535/2001 van de Commissie ingevoerde boter: komt niet in aanmerking voor de toekenning van steun voor boter als bedoeld in artikel 1, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 429/90 van de Commissie en evenmin voor de toekenning van steun voor boter als bedoeld in artikel l, lid 2, onder a, van Verordening (EG) nr. 2571/97 van de Commissie en evenmin voor de toekenning van uitvoerrestituties overeenkomstig artikel 31, leden 10 en 11, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad behalve in de gevallen als bedoeld in lid 12 van dat artikel 31 en in artikel 7bis van Verordening (EG) nr. 1222/94 van de Commissie".
    ( artikel 41, lid 3 Verordening (EG) nr. 2535/2001)

  6. Is op het moment van de aanvaarding van de aangifte tot het brengen in het vrije verkeer voldaan aan de voorwaarden als vermeld in stappen 1 tot en met 5? Vermeld dan het volgnummer van het certificaat IMA 1 in vak 31 van het invoercertificaat en schrijf de daadwerkelijk ingevoerde hoeveelheid af op het invoercertificaat.

  7. Is niet voldaan aan een van de voorwaarden in de stappen 1 tot en met 5? Ga dan als volgt te werk:

    1. Leg voor de hoeveelheid die niet voldoet aan de eisen die zijn gesteld aan de samenstelling het gewone derdelandentarief op.
      ( artikel 36 Verordening (EG) nr. 2535/2001)

    2. Schrijf van het overgelegde preferentiële certificaat de hoeveelheid af die voldoet aan de eisen die zijn gesteld aan de samenstelling.Voor de hoeveelheid die niet voldoet aan de eisen die zijn gesteld aan de samenstelling moet een invoercertificaat worden overgelegd, waarin geen aanspraak wordt gemaakt op een preferentieel recht.
      (artikel 36 Verordening (EG) nr. 2535/2001)

    3. Verwerk de correcties van de aangifte tot het brengen in het vrije verkeer in het aangiftebehandelingssysteem. Maak eventueel een proces-verbaal op wegens het indienen van een onjuiste aangifte.

Gewicht van zending verifiëren

Bijlage IV van Verordening (EG) nr. 2535/2001 geeft een specifieke procedure voor de controle van het gewicht van de zending boter en de gevolgen die aan die controle verbonden kunnen worden.

Let op!

Het is belangrijk om bij de uitvoering van de fysieke controle voorzorgen te nemen met betrekking tot de persoonlijke hygiëne en de hygiëne van de gebruikte apparatuur. Voor nadere aanwijzingen hierover kunt u contact opnemen met het douanelaboratorium.

Wilt u het gewicht van de zending boter verifiëren? Ga dan als volgt te werk:

 

  1. Neem een aselecte steekproef uit de zending. Bepaal de steekproefgrootte aan de hand van de volgende formule:

    n = 3√N

    waarin

    n = de steekproefgrootte
    N = het aantal dozen van de aangegeven partij

    Let op!

    Het douanelaboratorium heeft een schema ontwikkeld waarmee per partijgrootte meteen kan worden vastgesteld hoeveel dozen moeten worden gewogen. Zie 12.00.00 0nderdeel 6.2.5.
    Om te voorkomen dat de steekproef te klein wordt om een goed beeld te kunnen geven over de juistheid van het aangegeven gewicht, moet de steekproef uit minimaal tien dozen bestaan.

  2. Gebruik voor de weging een geijkte weegschaal; controleer of het ijkrapport nog geldig is. Leg deze controle vast op het fycoformulier.

  3. Weeg elke doos apart en leg van elke weging de resultaten vast op een weeglijst.

  4. Stel de tarra van de verpakking (de plastic folie) vast; dit kan op twee manieren gebeuren:

    1. Weeg een aantal verpakkingen (minimaal 3) zonder inhoud:

      Let op!

      Alle (eventuele) boterresten moeten voor de weging nauwkeurig van deze verpakking (de folie) worden verwijderd. Daarnaast moet de verpakking ook absoluut droog zijn.

    2. Weeg de verpakking van een aantal gelijksoortige verpakkingen (minimaal drie) welke de importeur hiervoor ter beschikking stelt.

      Let op!

      Stel vast dat deze verpakkingen identiek zijn aan de verpakkingen waarmee de boter is verpakt (leg uw conclusie hierover vast in het fycodossier); indien u twijfel heeft of het wel dezelfde verpakking betreft, moet u de tarra vaststellen op de wijze die is beschreven onder letter a.

  5. Stel vast of de hoeveelheid van de aangegeven zending overeenkomt met het gewicht dat op het certificaat IMA 1 is opgegeven. Gebruik hiervoor het beveiligde rekenblad dat het douanelaboratorium hiervoor heeft gemaakt. Vanwege de zeer complexe berekeningen die moeten worden uitgevoerd, is gebruik van dit rekenblad verplicht. Nadat u de bruto- en tarragewichten heeft ingebracht, geeft het rekenblad een uitkomst. Aan de hand van deze uitkomst kunt u eenvoudig vaststellen of de zending voldoet aan de opgegeven gewichten. Na de berekening zijn er twee uitslagen mogelijk:

    1. Het rekenkundig gemiddelde van de dozen in de steekproef komt overeen met het rekenkundig gemiddelde dat in het certificaat IMA 1 is vermeld. Pas in dit geval het nettogewicht dat in het certificaat IMA 1 is vermeld, toe om het nettogewicht van de ingevoerde partij te bepalen.

    2. Het rekenkundig gemiddelde van de dozen in de steekproef komt niet overeen met het rekenkundig gemiddelde dat in het certificaat IMA 1 is vermeld. Pas in dit geval het rekenkundig gemiddelde van de dozen in de steekproef toe om het nettogewicht van de ingevoerde partij te bepalen.

  6. Schrijf het vastgestelde gewicht af van het invoercertificaat. Hierbij kunnen zich twee situaties voordoen:

    1. Is de ingevoerde hoeveelheid boter groter dan de hoeveelheid die op het invoercertificaat is vermeld? De aangever zal voor dit meerdere dus ook een certificaat moeten overleggen Dit invoercertificaat kan worden afgegeven door het Productschap Zuivel.

      Let op!

      Voor dit meerdere geldt de certificaatvrije hoeveelheid van 150 kg niet.

    2. Is de ingevoerde hoeveelheid boter kleiner dan of gelijk aan de hoeveelheid die op het invoercertificaat is vermeld? Schrijf dan de ingevoerde hoeveelheid af van het certificaat. Het invoercertificaat kan voor een of meer aangiften voor het brengen in het vrije verkeer worden gebruikt.

( artikel 37, lid 4, Verordening (EG) nr. 2535/2001)

Let op!

Afwijkingen van deze procedure zijn niet toegestaan.

Vetgehalte van zending verifiëren

Op grond van artikel 40, lid 1 en bijlage IV van Verordening (EG) nr. 2535/2001 zijn er specifieke procedures voorgeschreven voor de controle van het vetpercentage van de zending boter en de gevolgen die aan die controle verbonden kunnen worden.

Wilt u het vetpercentage van de zending boter controleren? Ga dan als volgt te werk:

 

  1. Neem voor de verificatie van het vetgehalte van de zending de helft van de dozen die zijn getrokken als aselecte steekproef voor het bepalen van het gewicht. (minimaal 5 dozen)

  2. Neem uit elk van deze dozen een monster, overeenkomstig de methode van standaard 50C/1995 van de Internationale Dairy Federation. Voor nadere aanwijzingen met betrekking tot de monsterneming van boter/boterolie, zie hoofdstuk 7 van het onderdeel Monsterneming en monsteronderzoek, opgenomen onder nummer 12.10.00.

  3. Maak van elk monster 2 eindmonsters en vermeld op elk eindmonster de gegevens van de doos waaruit het monster is genomen. Als u nog vragen heeft over deze methode, dan kunt u het douanelaboratorium hiervoor raadplegen.

  4. Stuur de eindmonsters naar het douanelaboratorium met het verzoek om analyse.

    Let op!

    Zorg dat de eindmonsters onder geconditioneerde omstandigheden worden verzonden naar het douanelaboratorium.Voor aanwijzingen hierover kunt u contact opnemen met het douanelaboratorium.

  5. Nadat het douanelaboratorium het monster heeft geanalyseerd, zijn er twee situaties mogelijk:

    1. Het rekenkundig gemiddelde van het vetpercentage is niet hoger dan 84,4 %(m/m).
      Sta de importeur in dit geval toe om de partij in te voeren met toepassing van het contingent en de preferentie.

    2. Het rekenkundig gemiddelde van het vetpercentage van het monster is hoger dan 84,4 %(m/m). De aangifte is op dit punt dus niet conform. Laat de importeur in dit geval de hele zending invoeren tegen het geldende derdelandentarief. Zie voor de afwerking van het invoercertificaat de "Procedure bij boter met samenstelling die afwijkt van aangegeven samenstelling" (hiervoor in deze paragraaf) en zie voor de informatie die moet worden verstrekt "Informatie verstrekken bij niet-conforme aangifte" (verder in deze paragraaf).

Let op!

  • Afwijkingen van deze procedure zijn niet toegestaan.

  • Wanneer de uitslag van de verificatie niet conform is en de importeur is het niet met deze conclusie eens, dan heeft hij de mogelijkheid om een tweede onderzoek te laten plaatsvinden (zie hieronder).

Tweede onderzoek na niet-conforme uitslag verificatie vetgehalte

Als de verificatie van het vetgehalte van Nieuw-Zeelandse boter met preferentie de uitslag niet-conform heeft opgeleverd, kan de importeur een tweede onderzoek aanvragen. Dit tweede onderzoek is gebaseerd op punt 4.5 van bijlage IV Verordening (EG) nr. 2535/2001.

Het Ministerie van Economische Zaken heeft het RIKILT als laboratorium aangewezen waar het tweede onderzoek moet plaatsvinden. Bij een tweede onderzoek hebben de verschillende partijen (aangever, Douane, RIKILT en douanelaboratorium) achtereenvolgens de volgende verplichtingen:

Betrokken partij

Verplichting

Aangever

  • De aangever moet binnen zeven werkdagen nadat hij de resultaten van de verificatie van de aangifte heeft ontvangen, deze analyseresultaten betwisten. Dit moet hij doen bij het douanekantoor waar de aangifte is aanvaard.

  • De aangever moet zich verbinden om de kosten die de tweede analyse met zich meebrengt, te vergoeden.

Douanekantoor

Het douanekantoor stuurt een verzoek tot heronderzoek naar het douanelaboratorium en meldt op dit verzoek dat het tweede eindmonster door het RIKILT onderzocht moet worden.

Douanelaboratorium

Het douanelaboratorium stuur het tweede eindmonster verzegelt naar het RIKILT dat voor de tweede analyse is aangewezen.

RIKILT

Na analyse bij het RIKILT deelt dit laboratorium de analyseresultaten mee aan het douanelaboratorium.

Douane-laboratorium

Het douanelaboratorium bericht het betreffende douanekantoor over de definitieve uitslag van het onderzoek, dit is de uitslag van het tweede eindmonster,

Douane-kantoor

De verifiërend ambtenaar deelt de definitieve uitslag van het onderzoek per brief mee aan de aangever.

Informatie verstrekken bij een niet-conforme aangifte

Bij de invoer van Nieuw-Zeelandse boter kan het zijn dat er twee eenheden bepaalde informatie moeten verstrekken, namelijk:

  • het douanekantoor;

  • het douanelaboratorium.

 

Als, naar aanleiding van een fysieke controle van de aangifte tot het brengen in het vrije verkeer van boter uit Nieuw-Zeeland die wordt ingevoerd met aanspraak op het preferentiële tarief, blijkt dat de aangifte niet conform is, dan gaat u als volgt te werk:

  1. Stel een dossier samen dat bestaat uit de volgende bescheiden:

    • een kopie van de aanvaarde aangifte tot het brengen in het vrije verkeer;

    • een kopie van de gecorrigeerde aangifte tot het brengen in het vrijeverkeer;

    • een kopie van het invoercertificaat;

    • een kopie van het certificaat IMA 1;

    • een afschrift van het formulier "Aanvraag monsteronderzoek";

    • een afschrift van de analyseresultaten van het douanelaboratorium;

    • een afschrift of kopie van alle andere relevante bescheiden.

  2. Stuur binnen tien werkdagen nadat u definitief heeft vastgesteld dat de aangifte niet conform is, een afschrift van het dossier naar:

    • Het Belastingdienst/Douane Rotterdam/Douane Informatiecentrum, dat zorgt voor het doorsturen van deze informatie naar de Europese Commissie.

( artikel 44, leden 3 en 4 juncto bijlage IV, Verordening (EG) nr. 2535/2001)

Maandelijkse opgave documenten

De douanekantoren die aangiften tot het brengen in het vrije verkeer aanvaarden voor boter vanuit Nieuw-Zeeland met toepassing van een contingent, moeten hiervan maandelijks een opgave doen aan de RVO.nl. Op basis van deze opgaven verstrekt de RVO.nl maandelijks een overzicht aan de Europese Commissie van de hoeveelheden boter uit Nieuw-Zeeland waarvoor in Nederland een aangifte tot het brengen in het vrije verkeer met aanspraak op preferentie is aanvaard.
( artikel 39, Verordening (EG) nr. 2535/2001)

 

Heeft u een aangifte tot het brengen in het vrije verkeer voor boter vanuit Nieuw-Zeeland met toepassing van het contingent heeft aanvaard? Dan gaat u als volgt te werk:

  • Verstrek, binnen vijf werkdagen na afloop van de maand waarin de aangifte is aanvaard, de volgende documenten aan de RVO.nl:

    • een kopie van de aangiften tot het brengen in het vrije verkeer die in die maand zijn aanvaard;

    • een kopie van de bijbehorende invoercertificaten;

    • een kopie van de bijbehorende certificaten IMA 1.

Kwartaalopgave fysieke controles

De lidstaten moeten elk kwartaal aan de Europese Commissie de resultaten van de fysieke controles meedelen die ze in dat kwartaal hebben uitgevoerd op de aangiften tot het brengen in het vrije verkeer van boter uit Nieuw-Zeeland met aanspraak op de preferentie. De resultaten van de controles moeten uiterlijk de tiende van de volgende maand worden verstrekt en wel volgens het model van bijlage V, Verordening (EG) nr. 2535/2001.

 

Als er sprake is van invoer van boter uit Nieuw-Zeeland met aanspraak op de preferentie waarop een fysieke controle is uitgevoerd, en de verificatie van de aangifte tot het brengen in het vrije verkeer is definitief beëindigd, dan gaat u als volgt te werk:

  • Stuur direct nadat de verificatie van de aangifte tot het brengen in het vrije verkeer definitief is beëindigd, per post, van elke uitgevoerde fysieke controle een ingevuld exemplaar van bijlage XII naar het Belastingdienst/Douane Rotterdam Rijnmond/Douane Informatiecentrum.
    ( artikel 40, lid 2, Verordening (EG) nr. 2535/2001)

  • Het DIC verzamelt de ingevulde exemplaren zend deze tijdig door naar de Europese Commissie.

Naar boven

4.13 Sector pluimveevlees

4.13.1 Algemeen

De producten die onder deze sector vallen vindt u in deel XX van bijlage I, Verordening (EU) nr. 1308/2013.

De definities voor de producten uit deze sector zijn toegelicht in deel VII van bijlage III, Verordening (EU) nr. 1308/2013.

Naast douanerechten wordt voor een aantal producten binnen deze sector ook een aanvullend invoerrecht geheven.

Naar boven

4.13.2 Aanvullend invoerrecht

Er zijn aanvullende invoerrechten vastgesteld voor o.a. de volgende producten:

GN-code

Omschrijving

Land van oorsprong

0207 14 10

Delen van hanen of van kippen, zonder been, bevroren

Argentinië, Brazilië of Chili

1602 32 11

Bereidingen en conserven van vlees of van slachtafval, van hanen of van kippen, niet gekookt en niet gebakken

Brazilië

(artikel 1, juncto )

Raadpleeg DTV voor de aanvullende invoerrechten.

Systeem van de aanvullende invoerrechten

De Europese Commissie stelt periodiek representatieve prijzen vast op basis van de CIF-invoerprijzen, de prijzen op de wereldmarkt en op de markt van de Unie. De representatieve prijzen worden door de RVO.nl bekend gemaakt op hun website.

Als de representatieve prijzen beneden een bepaald niveau komen, de zogenaamde reactieprijs, is de importeur een aanvullend invoerrecht verschuldigd. De Europese Commissie stelt de reactieprijs periodiek vast in het kader van het GATT-akkoord.

Is de CIF-invoerprijs hoger dan de representatieve prijs en hoeft er geen aanvullend invoerrecht betaald te worden? Dan moet de importeur bewijzen dat de betrokken producten zijn afgezet tegen zodanige condities, dat de door hem aangegeven CIF-invoerprijs juist is en moet hij een zekerheid stellen.

Berekening van het aanvullend invoerrecht

Als er aanvullende invoerrechten van toepassing zijn, kunnen die (nog) niet automatisch in het aangiftebehandelingssysteem worden berekend. U moet dan zowel het douanerecht als het aanvullend invoerrecht handmatig berekenen. U maakt hiervoor gebruik van DTV.

Hierna wordt uitgelegd hoe het aanvullend invoerrecht wordt berekend, u hoeft dit niet zelf zo te doen, u kunt gebnruik maken van de functie “rechten berekenen” in DTV:

Situatie

Verschil tussen reactieprijs en CIF-invoerprijs, in percentages van de reactieprijs

Hoogte van het aanvullend invoerrecht

A

Het verschil is niet groter dan 10% van de reactieprijs.

0

B

Het verschil is groter dan 10%, maar niet groter dan 40% van de reactieprijs.

30% van het verschil boven 10%

C

Het verschil is groter dan 40%, maar niet groter dan 60% van de reactieprijs.

50% van het verschil boven 40%, plus het aanvullend recht zoals bepaald onder B

D

Het verschil is groter dan 60%, maar niet groter dan 75% van de reactieprijs.

70% van het verschil boven 60%, plus de aanvullende rechten zoals bepaald onder B en C

E

Het verschil is groter dan 75% van de reactieprijs.

90% van het verschil boven 75%, plus de aanvullende rechten zoals bepaald onder B, C en D

(artikel 4 Verordening (EG) nr. 1484/95)

Uit deze tabel blijkt dat hoe hoger de CIF-invoerprijs is, hoe lager het aanvullend invoerrecht is.

Wilt u het aanvullend invoerrecht berekenen? Ga dan als volgt te werk:

 

  1. Neem de reactieprijs van het product en breng hierop de CIF-invoerprijs in mindering (reactieprijs - CIF-invoerprijs = prijs x).

  2. Bereken welk percentage prijs x is van de reactieprijs.

  3. Kijk in de tabel met welke situatie het percentage overeenkomt (A tot en met E).

  4. Voer de berekening uit die hoort bij deze situatie. U komt nu uit op het aanvullend invoerrecht.

CIF-invoerprijs hoger dan representatieve prijs

Bewijsstukken overleggen

Is de CIF-invoerprijs per 100 kg hoger is dan de representatieve prijs? Dan moet de importeur tenminste de volgende bewijsstukken bij de aangifte voor het vrije verkeer overleggen:

  • het koopcontract of een gelijkwaardig bewijsstuk;

  • de verzekeringspolis;

  • de factuur;

  • het certificaat van oorsprong (zo nodig);

  • de vervoersovereenkomst;

  • het cognossement (bij vervoer over zee).

(artikel 3, lid 2, Verordening (EG) nr. 1484/95)

De bewijsstukken moeten uiterlijk de tweede werkdag na de dag waarop de aangifte is aanvaard, worden ingeleverd bij het aangiftepunt waar de aangifte is gedaan.
( artikel 218, lid 1, Verordening (EEG) 2454/93. Zie ook onderdeel 12.00.00, par. 2.1.7 en onderdeel 13.00.00, par. 1.2.4 van dit Handboek)

Ontbreken de vereiste bewijsstukken? Dan kan een onvolledige aangifte worden gedaan. De ontbrekende bewijsstukken moeten uiterlijk binnen één maand vanaf de datum van aanvaarding van de aangifte worden ingeleverd bij de Douane. Wanneer er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de goederen daadwerkelijk voor het lagere aanvullende invoerrecht in aanmerking komen dan kan de termijn, op verzoek van de importeur en voor zover de omstandigheden dit rechtvaardigen, worden verlengd.
( artikelen 255 en 256, lid 1, Verordening (EEG) 2454/93. Zie ook onderdeel 13.00.00, paragraaf 9.3.4 van dit Handboek)

De importeur moet een zekerheid stellen zoals is bedoeld in artikel 248, lid 1, Verordening (EEG) 2454/93. Deze zekerheid moet gelijk zijn aan het bedrag aan aanvullende invoerrechten dat de importeur zou hebben betaald als het aanvullend invoerrecht was berekend op basis van de representatieve prijs voor het product.
(artikel 3, lid 3, Verordening (EG) nr.1484/95)

De verificatie van de aangifte voor het vrije verkeer wordt aangehouden.

De bewijsstukken moeten binnen een maand na de verkoop van de goederen, maar uiterlijk binnen zes maanden na de datum van de aanvaarding van de aangifte voor het vrije verkeer, overleggen.

Let op!

  • De importeur kan bij de douaneautoriteit waar de aangifte tot het brengen in het vrije verkeer is aanvaard, (gemotiveerd) verzoeken om de termijn van zes maanden te verlengen met hoogstens drie maanden.

  • Als de termijnen voor het overleggen van bewijzen niet in acht worden genomen, wordt de zekerheid verbeurd.

(artikel 3, lid 4, Verordening (EG) nr.1484/95)

De zekerheid wordt vrijgegeven zodra de douaneautoriteiten hebben vastgesteld dat de afzetcondities waartegen de CIF-invoerprijs is vastgesteld, correct waren. Als dat niet het geval is, wordt de zekerheid verbeurd door het betalen van de aanvullende invoerrechten. Als de termijnen voor het overleggen van bewijzen niet in acht worden genomen, wordt de zekerheid ook verbeurd.
(artikel 3, leden 2, 3 en 5, Verordening (EG) nr.1484/95)

Let op!

Is de CIF-invoerprijs per 100 kg lager dan de representatieve prijs? Dan hoeven er als gevolg van deze verordening dus geen bewijsstukken te worden overgelegd en hoeft er geen zekerheid te worden gesteld.

Voor het berekenen van de zekerheid voor het aanvullend invoerrecht maakt u gebruik van de functie “rechten berekenen” in DTV

Naar boven

4.14 Marktordening verwerkte landbouwproducten

Voor "verwerkte landbouw-producten"-(ILP), die zijn verkregen door verwerking van landbouwproducten, is een specifieke marktordening vastgesteld in Verordening (EU) nr. 510/2014.

De definitie van verwerkte landbouwproducten vindt u in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 510/2014)

In de marktordening verwerkte landbouwproducten is een aantal specifieke maatregelen opgenomen betreffende de handel met derde landen.

In deze verordening worden o.a. de volgende definities gebruikt:

  • Artikel 2 letter a) „landbouwproducten”: de producten waarnaar wordt verwezen in artikel 1 van Verordening (EU) nr. 1308/2013;

  • Artikel 2 letter b) „verwerkte landbouwproducten”: de producten die zijn vermeld in bijlage I bij deze verordening;

  • Artikel 2 letter c) „niet in bijlage I genoemde goederen”: producten die niet in bijlage I bij het VWEU zijn vermeld, maar wel in de eerste en tweede kolom van bijlage II bij deze verordening;

  • Artikel 2 letter d) „verwerkte landbouwproducten”: de producten die zijn vermeld in bijlage III bij deze verordening;

  • Artikel 2 letter e) „agrarisch element”: of dat gedeelte van het invoerrecht voor verwerkte landbouwproducten dat overeenkomt met de invoerrechten die van toepassing zijn voor de landbouwproducten die zijn vermeld in bijlage V bij deze verordening of, indien van toepassing, de verlaagde rechten voor die landbouwproducten die afkomstig zijn uit de landen in kwestie voor de hoeveelheden van de landbouwproducten die zijn gebruikt of geacht worden te zijn gebruikt;

Artikel 2 letter

f) „niet-agrarisch element”: het gedeelte van de belasting dat overeenkomt met het recht van het gemeenschappelijk douanetarief, verminderd met het onder e) omschreven agrarisch element;

Artikel 2 letter h) „ad-valoremrecht”: het deel van het invoerrecht dat is uitgedrukt als percentage van de douanewaarde;

Voor de verwerkte landbouwproducten in tabel 1 van bijlage I bestaan de in het kader van het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde invoerrechten uit een agrarisch element dat geen deel uitmaakt van een ad-valoremrecht en een niet-agrarisch element dat een ad-valoremrecht is.

Voor de verwerkte landbouwproducten in tabel 2 van bijlage I bestaan de in het kader van het gemeenschappelijk douanetarief vastgestelde invoerrechten uit een ad-valoremrecht en uit een agrarisch element dat deel uitmaakt van het ad- valoremrecht. Indien er voor verwerkte landbouwproducten in tabel 2 van bijlage I geen ad-valoremrecht bestaat, wordt het agrarisch element voor dergelijke producten geacht deel uit te maken van het specifieke recht voor die producten.

(artikel 3, Verordening (EU) nr. 510/2014)

Wanneer een maximaal invoerrecht van toepassing is, moet de berekeningsmethode ter bepaling van dat recht conform artikel 31 VWEU in het gemeenschappelijk douanetarief worden vastgesteld (Raadpleeg hiervoor DTV)

(artikel 4 lid 1, Verordening (EU) nr. 510/2014)

Naast het ad-valorem recht en het specifieke recht kan er (onder voorwaarden) ook nog een aanvullend invoerrecht van toepassing zijn. (Raadpleeg hiervoor DTV)

(artikel 5, Verordening (EU) nr. 510/2014)

Wanneer het maximale invoerrecht voor in tabel 1 van bijlage I vermelde verwerkte landbouwproducten een aanvullend recht op suiker en meel omvat, wordt de berekeningsmethode ter bepaling van dat aanvullende recht conform artikel 31 van het VWEU in het gemeenschappelijk douanetarief vastgesteld. ((Raadpleeg hiervoor DTV)

(artikel 4 lid 2, Verordening (EU) nr. 510/2014)

Naar boven

4.15 Marktordening visserijproducten

Let op!

De marktordening visserijproducten is hier ondergebracht omdat in het oorspronkelijke EEG verdrag en de opvolgende verdragen, het gemeenschappelijk visserijbeleid ook direct na het gemeenschappelijk landbouwbeleid is opgenomen. Hier is het louter informatief. Specifieke aandacht voor dit onderwerp vindt u in het Handboek VGEM.

Naar boven

4.15.1 Algemeen

De gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten (Verordening (EG) nr. 1379/2013) (GMO) maakt integrerend deel uit van het Gemeenschappelijk Visserij Beleid en moet bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen daarvan.

Bij de GMO hoort de unieregeling voor controle, inspectie en handhaving, verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad

Verordening (EG) nr. 1379/2013 geldt voor de in artikel 2 en bijlage I genoemde visserijproducten en aquacultuurproducten.

Verordening (EG) nr. 1379/2013 kent een indeling met een aantal specifieke bepalingen in:

   

a

Beroepsorganisaties

b

Handelsnormen

c

Consumenteninformatie

d

Mededingingsregels

e

Informatie over de markt

De onder a) genoemde beroepsorganisaties zijn producentenorganisaties, verenigingen van producentenorganisaties en brancheorganisaties. De Douane heeft hierin geen taak

De unieregeling voor controle, inspectie en handhaving, verordening (EG) nr. 1224/2009, bevat maatregelen met betrekking tot de visvangst, de schepen waarmee gevangen wordt, het vistuig, recreatievisserij, administratieve verplichtingen van de betrokkenen en de verplichtingen van de lidstaten en dergelijke. De uitvoering van de taken die hier uit voortvloeien ligt bij de NVWA.

De Douane heeft geen hieruit voortvloeiende taak tenzij die samenvalt met de VGEM taak die is afgesproken met EZ en NVWA. Raadpleeg daarvoor het Handboek VGEM.

Wanneer Visserijproducten worden binnengebracht of in bijvoorbeeld het vrije verkeer worden gebracht voert de Douane haar normale taak uit bij het toezicht op binnengebrachte goederen en goederen die onder een douaneregeling geplaatst worden.

Of er heffingen bij invoer worden opgelegd, een tariefcontingent van toepassing is (of kan zijn), maatregelen van toepassing zijn, certificaten overgelegd moeten worden e.d., kunt u vinden in DTV.

Naar boven