Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

10.60.00 Provianderen en bunkeren

2 Begripsbepalingen

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een aantal begrippen toegelicht die voor alle hoofdstukken van dit onderdeel gelden.

Ook wordt ingegaan op de functie van:

  • het Centraal meldpunt proviand (CMP)

  • het Werk verdeelpunt (WVP)

  • de digitale vooraanmelding via het Single Window voor maritiem en lucht (‘PRO bericht’ – Notification Ship’s Provision)

Naar boven

2.2 Bevoorraden / provianderen / bunkeren

Dit onderdeel gaat over het leveren van proviandgoederen (provianderen) en brandstoffen en smeermiddelen (bunkeren) aan zeeschepen en luchtvaartuigen.

In dit onderdeel wordt begrepen onder:

  1. ’’Scheepsvoorraden’/‘provisie’ (proviandgoederen):

    1. levensmiddelen en overige producten voor gebruik of verbruik aan boord door de bemanning en passagiers van de onder a. bedoelde zeegaande vaartuigen

    2. maaltijden en overige producten voor gebruik of verbruik aan boord van bemanning en passagiers van de onder b. bedoelde luchtvaartuigen

    3. producten voor de verkoop aan passagiers aan boord van de onder a. en b. bedoelde zeeschepen en luchtvaartuigen

  2. ‘bunkers’:

    1. de vloeibare of gasvormige energieproducten bedoeld bij artikel 2 van de “Energiebelastingrichtlijn” (Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003, tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit) voor zover deze zijn bestemd om te dienen als brandstof of de smering van motoren voor zeeschepen als bedoeld in paragraaf 2.3.1

    2. de vloeibare of gasvormige energieproducten bedoeld bij artikel 2 van de “Energiebelastingrichtlijn” (Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003, tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit) voor zover deze zijn bestemd om te dienen als brandstof voor luchtvaartuigen als bedoeld in paragraaf 2.3.2

  3. ‘provianderen’ en ‘proviandering’: het leveren van proviandgoederen aan boord van een zeeschip of luchtvaartuig als bedoeld in de paragrafen ‘2.3.1 Zeeschepen’ en ‘2.3.2

    Luchtvaartuigen’ van dit hoofdstuk
  4. ‘bunkeren’ en ‘bunkering’: het leveren van bunkers aan boord van een zeeschip of luchtvaartuig als bedoeld in de paragrafen ‘2.3.1 Zeeschepen’ en ‘2.3.2

    Luchtvaartuigen’ van dit hoofdstuk
  5. ‘Unieproviandgoederen’ en ‘Uniebunkers’: proviandgoederen en bunkers met de douanestatus van Uniegoed

  6. ‘niet-Unieproviandgoederen’ en ‘niet-Uniebunkers’: proviandgoederen en bunkers met de douanestatus van niet-Uniegoed

Hoofdstuk 5 van dit onderdeel bevat een aantal specifieke begripsbepalingen die uitsluitend voor dat hoofdstuk gelden.

Naar boven

2.3 Zeeschepen en luchtvaartuigen

2.3.1 Zeeschepen

Voor de definitie van een zeeschip wordt aangesloten bij de ruime omschrijving in boek 8 van het Burgerlijk Wetboek. Hierdoor zijn ook voor pontons, boorplatforms, drijvende kranen, onderzeeërs en dergelijke vaartuigen bij provianderen en bunkeren de regels uit dit onderdeel van toepassing.

In de zin van dit onderdeel van het Handboek is er slechts sprake van een zeeschip als het vaartuig wordt gebruikt om al dan niet tegen betaling goederen en/of personen te vervoeren.

Let op!

Wanneer een schip aankomt op en vertrekt van tijdelijke ligplaatsen die genoemd worden in bijlage V van de Algemene douaneregeling (de zogenaamde ankerplaatsen, boeien) en aldaar wordt of is geproviandeerd of gebunkerd, dan moet van de aankomst of vertrek van het schip mededeling worden gedaan aan de inspecteur. Zolang er geen locatiecode is toegekend aan de ankerplaatsen die zijn opgenomen in bijlage V van de Algemene douaneregeling moet men de locatiecode ‘doorvaar’ gebruiken in het ‘PRO-bericht’ via het Single Window voor maritiem en lucht. Zie voor verdere informatie over deze mededelingsplicht Handboek Douane, de onderdelen 10.00.00, Hoofdstuk 4, paragraaf 4.1 Aanbrengen en 23.00.00, Hoofdstuk 2, paragraaf 2.11 Mededelen van het uitgaan aan de douane. Op de in bijlage V van de Algemene douaneregeling genoemde plaatsen mogen alleen proviandgoederen en/of bunkers worden ingenomen of reparaties worden uitgevoerd (inclusief het afvoer van kapotte en aanvoer van vervangende onderdelen). Lossen en overladen is op die plaatsen niet toegestaan.

Let op!

Op andere plaatsen dan opgenomen in bijlage V van de Algemene douaneregeling mag geen tijdelijke ligplaats gekozen worden. Hier mogen ook geen proviandgoederen en/of bunkers ingenomen worden. Ook mogen hier geen reparaties uitgevoerd worden.
Naar boven
2.3.1.1 Uitgesloten zeeschepen

Pleziervaartuigen en zeeschepen die kennelijk niet worden gebruikt om te varen, worden niet aangemerkt als zeeschip.

Onder een pleziervaartuig wordt verstaan een vaartuig dat wordt gebruikt voor andere dan commerciële doeleinden en met name voor andere doeleinden dan voor het vervoer van personen en/of goederen.

Een zeeschip in aanbouw of in reparatie wordt geacht geen zeeschip in het internationaal verkeer te zijn. Voor deze zeeschepen zijn de procedures van hoofdstuk 3, 4 en 5 van dit onderdeel niet van toepassing. Er zijn dan mogelijk andere procedures van toepassing. Voor Uniegoederen kan de ‘ICT’ procedure (MID code voor terugkerende goederen - aan de hand van de MID -Melding Import Documentatie- blijkt hoe goederen zijn weggevoerd uit de ruimte voor tijdelijke opslag en met welke douaneaangifte dit is gebeurd. Zie voor nadere informatie douane.nl) van toepassing zijn en voor niet-Uniegoederen zou de bijzondere regeling bijzondere bestemming gebruikt kunnen worden.

Is het zeeschip in aanbouw binnen de 90 dagen voor de eerste (proef)vaart buiten de Unie of is het schip in reparatie binnen de 90 dagen voor de eerstvolgende (proef)vaart buiten de Unie, dan wordt ze aangemerkt als uitgaand zeeschip in het internationale verkeer en gelden de procedures van hoofdstuk 3 en 4 van dit onderdeel wel.

Een proefvaart buiten de Unie is heel goed te vergelijken met een ‘normale’ vaart. Veelal is er een complete bemanning aan boord tijdens de proefvaart. Het is dan de bedoeling om alle te gebruiken systemen en juiste vaareigenschappen te testen.

Totdat het schip in aanbouw of reparatie binnen 90 dagen uitgaat mogen de belastingvrije goederen niet verbruikt worden.

Naar boven

2.3.2 Luchtvaartuigen

Met luchtvaartuigen worden met name bedoeld de luchtvaartuigen die worden gebruikt door luchtvaartmaatschappijen die zich toeleggen op het internationale vervoer van goederen en/of personen tegen betaling (de burgerluchtvaart).

De definitie van een luchtvaartuig is gebaseerd op de omschrijvingen in boek 8 van het Burgerlijk Wetboek en in post a 3 onder e van tabel II behorende tot de Wet op de omzetbelasting 1968. In beginsel zijn alle toestellen die in de dampkring kunnen worden gehouden ten gevolge van krachten die de lucht daarop uitoefent, met uitzondering van luchtkussenvoertuigen, een luchtvaartuig. Op basis van deze omschrijving zijn ook een zeppelin, een luchtballon en een zweefvliegtuig een luchtvaartuig. Door de omschrijving in post a 3 onder e van tabel II behorende tot de Wet op de omzetbelasting 1968 is in de zin van dit onderdeel van het Handboek slechts sprake van een luchtvaartuig als het toestel wordt gebruikt door luchtvaartmaatschappijen die zich toeleggen op het internationale vervoer van goederen en/of personen tegen betaling (de burgerluchtvaart).

Naar boven
2.3.2.1 Uitgesloten luchtvaartuigen

Plezierluchtvaartuigen worden niet aangemerkt als luchtvaartuig in de zin van dan wel worden gebruikt aan boord van schepen die kennelijk niet worden gebruikt om te varen.

Onder een plezierluchtvaartuig wordt verstaan een luchtvaartuig dat wordt gebruikt voor andere dan commerciële doeleinden en met name voor andere doeleinden dan voor het vervoer van personen of goederen.

Luchtkussenvoertuigen zijn uitgezonderd van de definitie van luchtvaartuig.

Naar boven

2.4 Proviandgoederen en overige benodigdheden

"Bevoorraden" en "provianderen" (hierna provianderen) is het leveren van proviandgoederen aan boord van uitgaande zeeschepen of luchtvaartuigen in het internationale verkeer. De levering vindt plaats aan het zeeschip of de rederij (lees de kapitein) c.q. aan de luchtvaartmaatschappij (lees de gezagvoerder).

Het provianderen van zeeschepen en luchtvaartuigen vindt plaats op de locatie van het zeeschip in de haven of op de locatie van het luchtvaartuig op de luchthaven.

Daarnaast is het mogelijk om zeeschepen te provianderen op aangewezen tijdelijke ligplaatsen buiten de kustlijn, maar binnen de 12-mijlszone. Zie paragraaf 3.3.3.1 van dit onderdeel.

(artikel 2:1 lid 3 en bijlage V Algemene douaneregeling)

Naar boven

2.4.1 Proviandgoederen

Proviandgoederen zijn goederen die worden geleverd voor gebruik, verbruik of verkoop aan boord van zeeschepen of luchtvaartuigen.

Proviandgoederen betreft voornamelijk levensmiddelen en artikelen bedoeld voor de verkoop aan boord.

Goederen die deel uitmaken van de lading zijn geen proviandgoederen.

De proviandering vindt plaats aan het zeeschip of de rederij (lees de kapitein) c.q. aan de luchtvaartmaatschappij (lees de gezagvoerder), zie ook paragraaf ‘2.4 Proviandgoederen en overige benodigdheden’ van dit hoofdstuk.

Proviandering kan niet plaatsvinden aan een direct verbruiker, zie paragraaf ‘2.4.1.1 Geen proviandgoederen, wel dezelfde formaliteiten’ van dit hoofdstuk.

Vanuit een AGP (accijnsgoederenplaats) kan alleen rechtstreeks aan een verbruiker worden geleverd als het AGP waaruit wordt geleverd is aangemerkt als een Tax-freeshop. Er mag dan alleen aan een reiziger (lees in dit geval ‘direct verbruiker’) worden geleverd die een bewijs heeft van vervoer naar een derde land of die zich naar een derde land gaat begeven. Zie ook Handboek accijns, onderdeel 70.20.00, Hoofdstuk ‘3 Levering aan reizigers vanuit een AGP’.
(artikel 40 lid 2 en 66b Wet op de accijns).

Ook de opslagruimte van het douane-entrepot mag niet worden gebruikt voor de verkoop aan particulieren (detailhandel). Onder verkoop wordt eveneens verhuur en lease begrepen. Ook Uniegoederen mogen niet vanuit de opslagruimte van het douane-entrepot worden verkocht, zie Handboek Douane, onderdeel 15.50.00, paragraaf ‘3.4 Detailhandel vanuit douane-entrepot’.
Zie artikel 201 GVo.DWU)

Omdat uit een AGP, m.u.v. taks-free shops, en een douane-entrepot niet direct aan de verbruiker mag worden verkocht, is het enkel mogelijk om Uniegoederen rechtstreeks te leveren aan bemanning (let op: ze mogen niet uit een douane-entrepot komen, zie vorige alinea). Voor ‘bemanning’ zie paragraaf ‘2.4.1.1 Geen proviandgoederen, wel dezelfde formaliteiten’ van dit hoofdstuk. Dit betekent dat accijnsgoederen moeten zijn veraccijnsd en voor bijvoorbeeld sigaretten dat de kleinhandelsverpakkingen moeten zijn voorzien van de hier te lande vereiste accijnszegels.

Naar boven
2.4.1.1 Geen proviandgoederen, wel dezelfde formaliteiten

Het bedrijfsmatig leveren van gebruiksgoederen en verbruiksgoederen aan een bemanningslid aan boord van een zeeschip dat actief is in het internationale verkeer, valt niet onder het begrip provianderen. Deze goederen zijn aangeschaft voor persoonlijk gebruik. Ze zijn door de bemanning persoonlijk gekocht uit eigen middelen en waarover zij zelf de directe beschikkingsmacht hebben. Ze worden dus geleverd op naam en rekening van een bemanningslid. Hiervoor gelden geen vrijstellingsbepalingen. Deze goederen kunnen niet worden geleverd vanuit een douane-entrepot of accijnsgoederenplaats. Een kapitein of zijn aan boord gemandateerde zal de afleverbon voor een bemanningslid voor deze goederen niet ondertekenen. Proviand wordt daarentegen geleverd op naam en rekening van het vaartuig/de reder en is onder beheer van de kapitein of zijn aan boord gemandateerde.

Onder het begrip ‘bemanning’ wordt verstaan: de kapitein, de scheepsofficieren, de scheepsgezellen en de overige zeevarenden die in de monsterrol worden genoemd.
(artikel 1 lid 1 letter k Wet Zeevarenden)

Voorbeelden van gebruiksgoederen en verbruiksgoederen zijn:

  • audio-apparatuur;

  • televisies;

  • koelkasten;

  • andere voor persoonlijk gebruik bestemde goederen die helemaal of overwegend het karakter van consumptiegoederen hebben, zoals drank, rookwaren, kleding en toiletartikelen.

De verkopende partij kan het bemanningslid (die niet in de Unie woont) adviseren om bij het uitgaan de BTW terug te vragen, dan wel zelf deelnemer te zijn aan de hiertoe geboden regeling. Voor levering onder BTW 0-tarief/BTW-teruggaaf, moet de verkopende partij er zich ervan vergewissen dat het zeeschip of luchtvaartuig na het verlaten van een Nederlandse (lucht)haven eerst een niet in de Unie gelegen (lucht)haven aandoet. Wordt echter eerst een andere (lucht)haven in de Unie aangedaan, dan moet in die (lucht)haven de BTW-teruggaaf bij de Douane aldaar worden ingediend.

Let op!

Er bestaat geen regeling voor teruggaaf van accijns voor geleverde accijnsgoederen aan een verbruiker. Artikel 66a Wet op de accijns ziet niet op persoonlijke goederen. Teruggaaf op grond van artikel 70 lid 1 letter c Wet op de accijns is daarom niet mogelijk.

Hoewel de hiervoor genoemde goederen geen proviandgoederen zijn, worden voor goederen voor persoonlijk gebruik dezelfde procedures gevolgd als bij provianderen.

Leveringen als bedoeld in deze sub-paragraaf vinden niet plaats aan bemanningsleden (crew) van luchtvaartuigen.

Naar boven
2.4.1.2 Douanestatus van proviandgoederen

Zowel goederen met niet-Uniestatus als goederen met Uniestatus kunnen als proviand worden geleverd. Goederen die als proviand worden geleverd, staan onder douanetoezicht.

Proviandgoederen worden altijd bij een zeeschip of luchtvaartuig afgeleverd onder een van de volgende douaneregelingen:

  • uitvoer

  • de bijzondere regeling douanevervoer

De levering van niet-Unie-proviandgoederen is ook mogelijk in het kader van wederuitvoer met een aangifte tot wederuitvoer.

Verzamelaangiften ten uitvoer of wederuitvoer voor proviandzendingen moeten een aantal voorgeschreven vermeldingen bevatten. Zie hiervoor het Handboek Douane onderdeel, 20.00.00, Hoofdstuk 2, paragraaf 2.5.7.1 Verzamelaangifte ten uitvoer voor proviandzendingen.

Niet-Unieproviandgoederen zijn bijvoorbeeld goederen die vanuit een douane-entrepot of een ruimte voor tijdelijke opslag (RTO) of onder de regeling extern (Unie)douanevervoer worden geleverd aan boord van een zeeschip of luchtvaartuig.

Unieproviandgoederen zijn bijvoorbeeld goederen die worden geleverd uit het vrije verkeer of vanuit een accijnsgoederenplaats (accijnsgoederen onder schorsing van accijns). Ter zake van de levering aan boord van een zeeschip of luchtvaartuig wordt veelal aanspraak gemaakt op een nullevering voor de omzetbelasting of op schorsing, dan wel teruggaaf van accijns.

Een ‘Overzicht provianderen accijnsgoederen (geen bunkers)’ is opgenomen als bijlage 2 bij dit onderdeel.

Naar boven

2.4.2 Overige benodigdheden

Overige benodigdheden zijn goederen die zijn bestemd om het zeeschip of het luchtvaartuig duurzaam te dienen. Overige benodigdheden worden vooral geleverd aan zeeschepen (en nagenoeg niet aan luchtvaartuigen). Voorbeelden van overige benodigdheden zijn:

  • goederen die blijvend deel gaan uitmaken van de losse inventaris, zoals stuwmateriaal, keukenapparatuur, televisies voor de bemanningverblijven enzovoorts

  • goederen die voor bedrijfsmatig gebruik in het schip worden verwerkt of daarin of daarop blijvend worden aangebracht, zoals scheepsverf (voor onderhoud) en dekkranen. Ook "losse" radar-, communicatie- en navigatieapparatuur (apparatuur die zodanig met het schip is verbonden, dat het zonder beschadiging van betekenis kan worden afgescheiden) worden als benodigdheid aangemerkt.

Goederen die deel uitmaken van de lading zijn geen overige benodigdheid.

Naar boven

2.5 Bunkers (brandstoffen en smeermiddelen)

Bunkers (brandstoffen en smeermiddelen) zijn goederen die worden geleverd voor de voortstuwing, smering en werking van het zeeschip of luchtvaartuig. Het betreft overwegend minerale oliën en smeermiddelen.

Goederen die deel uitmaken van de lading zijn geen bunkers.

Het bunkeren van zeeschepen en luchtvaartuigen vindt plaats op de locatie van het zeeschip in de haven of op de locatie van het luchtvaartuig op de luchthaven.

Daarnaast is het mogelijk om zeeschepen te bunkeren op aangewezen tijdelijke ligplaatsen buiten de kustlijn, maar binnen de 12-mijlszone. Zie paragraaf 3.3.3.1 van dit onderdeel.

(artikel 2:1 lid 3 en bijlage V Adr)

Naar boven

2.5.1 Douanestatus van bunkers

Zowel bunkers met niet-Uniestatus als bunkers met Uniestatus kunnen aan boord van zeeschepen en luchtvaartuigen worden geleverd. De brandstoffen en smeermiddelen die als bunkers worden geleverd, staan onder douanetoezicht.

De bunkers worden in beginsel onder een van de volgende douaneregelingen aan een luchtvaartuig afgeleverd:

  • uitvoer

  • de bijzondere regeling douanevervoer

De levering van niet-Unie-bunkers is ook mogelijk in het kader van wederuitvoer met een aangifte tot wederuitvoer.

Niet-Uniebunkers kunnen bijvoorbeeld worden geleverd vanuit een douane-entrepot of uit een ruimte voor tijdelijke opslag of onder de regeling extern (Unie)douanevervoer.

Uniebunkers zijn bijvoorbeeld minerale oliën en smeermiddelen die worden geleverd uit het vrije verkeer of vanuit een accijnsgoederenplaats (accijnsgoederen onder schorsing van accijns). Ter zake van de levering aan boord van een zeeschip of luchtvaartuig wordt veelal aanspraak gemaakt op een nullevering voor de omzetbelasting of op schorsing, dan wel teruggaaf van accijns.

Naar boven

2.6 Centraal meldpunt proviand (CMP)

Het Centraal meldpunt proviand, hierna CMP is het landelijke meldpunt van de Douane waar alle provianderingen en bunkeringen voorafgaand aan de aflevering aan boord van het zeeschip of luchtvaartuig moeten worden gemeld. Het CMP is ook belast met de afwerking van de begeleidende douanebescheiden en is voor deze werkstroom het landelijk bevoegde douanekantoor.

Het CMP is het gehele jaar, 24 uur per dag, geopend.
Zie bijlage 1 van dit onderdeel voor de contactgegevens.

Goederen die het douanegebied verlaten, zijn onderworpen zijn aan douanetoezicht en douanecontroles. In voorkomend geval kan de Douane vaststellen langs welke route en binnen welke termijn de goederen het gebied verlaten.
(artikel 267, lid 1 DWU)

Goederen die het douanegebied van de Unie verlaten, worden bij uitgaan bij de Douane aangebracht door een van de volgende personen:

  • de persoon die de goederen uit het douanegebied van de Unie voert;

  • de persoon namens wie of voor wiens rekening de persoon die de goederen uit het douanegebied van de Unie voert, optreedt;

  • de persoon die zich belast met het vervoer van de goederen vóór het uitgaan ervan uit het douanegebied van de Unie.
    (artikel 267, lid 2 DWU)

De persoon die de goederen bij uitgaan aanbrengt, moet op het moment van het aanbrengen van de goederen bij het douanekantoor van uitgang het volgende melden:

  • het MRN van de aangifte tot uitvoer of de aangifte tot wederuitvoer vermelden;

  • eventuele verschillen tussen de aangegeven en voor uitvoer vrijgegeven goederen en de aangebrachte goederen vermelden, met inbegrip van de gevallen waarin de goederen opnieuw zijn verpakt of in een container zijn geladen voordat zij bij het douanekantoor van uitgang zijn aangebracht;

  • wanneer slechts een gedeelte van de goederen waarop een aangifte tot uitvoer of tot wederuitvoer betrekking heeft, wordt aangebracht, vermeldt de persoon die de goederen aanbrengt ook de hoeveelheid van de daadwerkelijk aangebrachte goederen.
    (artikel 331, lid 1 UVo.DWU)

Het aanbrengen vindt plaats met een aankomstmelding conform de opgenomen specificaties in Bijlage IXa van de Algemene douaneregeling.

Naar boven

2.7 Vooraanmelding proviandering of bunkering

De vooraanmelding van de proviandering of bunkering bij het CMP wordt gedaan met een elektronisch ‘PRO-bericht’ (‘PRO-bericht’ – Notification Ship’s Provision) via het Single Window voor maritiem en lucht. Het ‘PRO-bericht’ is een uitwerking van artikel 6:1a lid 2 Algemene douaneregeling. Deze melding moet volgens de SW Message Implementation Guide (MIG - gebaseerd op het WCO-datamodel) aangeleverd worden. De melding wordt gedaan door degene die de proviand aflevert. De melding kan ook gedaan worden door een ander (vertegenwoordiging). Zie hiervoor het Handboek Douane, onderdeel 2.00.00.Voor (weder)uitvoer is de melding aan het CMP het bericht wat bedoeld wordt in artikel 331 UVo.DWU.

Het ‘PRO-bericht’ moet minimaal 2 uur voor de feitelijke aflevering aan boord worden ingestuurd. Na de melding en als de Douane niet heeft medegedeeld tot controle over te gaan, heeft men automatisch toestemming tot het afleveren van de goederen. De werkwijze m.b.t. het ‘PRO-bericht’ via Single Window voor maritiem en lucht is een invulling van artikel 6:1a lid 2 Algemene douaneregeling. Het doen van een melding (inclusief de tijd van indiening) in een bepaald format PRO, is beleid van de inspecteur als ook de toestemming om de goederen direct bij het schip te brengen. De fysieke aankomst bij het kantoor van uitgang is dan niet verplicht.

Wijzigingen in het ‘PRO-bericht’ moeten door de indiener zelf moet worden gedaan. De Douane kan niets wijzigen. Ook de wijzing van locatie of datum en tijd van levering is alleen maar voorbestemd aan de indiener van het ‘PRO-bericht’.

Zijn er voor de goederen die geproviandeerd gaan worden (weder)uitvoeraangiften of aangiften voor douanevervoer opgemaakt, dan moeten de MRN nummers van deze aangiften worden meegegeven in het ‘PRO-bericht’.

In het ‘PRO-bericht’ wordt ook melding gedaan van het tijdstip van provianderen. Exact op dit tijdstip krijgen alle export documenten automatisch de Arrival At Exit melding (aankomstmelding). Deze aankomstmelding wordt in normale gevallen door een Trader at Exit gedaan maar in de proviandapplicatie gebeurt dit automatisch, op genoemd tijdstip. Dit is aanbrengmoment van de zendingen.

Bij vertrek van het uitgaande vervoermiddel wordt via het Single Window voor maritiem en lucht de datum en tijdstip vertrek doorgegeven (ATD - actual time of departure – werkelijke vertrek tijd). Door een koppeling met DMF worden de (weder)uitvoeraangiften (gedaan in ECS) afgewerkt voor het uitgaan uit de Unie. De aangever krijgt daarmee dus automatisch de ‘confirmation of exit’ (CoE). Als een schip nog niet is voorgemeld of al vertrokken is of het betreft een melding die betrekking heeft op een viskotter, kan de CoE niet aan de hand van de ATD geschieden. DMF herkent in deze gevallen het schip niet (de zogenaamde ‘losse meldingen’). Op basis van een ingestelde parameter wordt 24 uur na het opgegeven tijdstip van provianderen alsnog automatisch de CoE verkregen.

Met betrekking tot de aangiften voor douanevervoer zijn er 2 opties:
1. Er wordt gebruik gemaakt van een vergunning toegelaten geadresseerde (TG): De houder van de vergunning TG beëindigt de aangiften voor douanevervoer in NCTS. Deze aangiften worden na beëindiging niet opgestuurd naar het CMP.2. Er wordt geen gebruik gemaakt van een vergunning toegelaten geadresseerde (TG): De Douane beëindigt de aangifte voor douanevervoer in NCTS. De aangiften worden daarom op een later tijdstip opgestuurd naar het CMP.
Bij allebei de opties moeten de aangiften voor douanevervoer in verband met de overname van aansprakelijkheid voorzien zijn van de clausule: ‘Ondergetekende doet hierbij een aangifte tot tijdelijke opslag (ATO) aan boord van [naam vervoermiddel] voor de aan ommezijde vermelde goederen’. Door deze verklaring neemt de houder van de goederen de verantwoordelijkheid over.

Om een ‘PRO-bericht’ te kunnen doen is een “Registratie elektronisch berichtenverkeer proviand” nodig. Er is zowel een Nederlands- als Engelstalige versie beschikbaar.
Voor het aanvragen van een registratie elektronisch berichtenverkeer en de algemene voorwaarden en de toelichting daarop zie douane.nl.

Let op!

In de aanvraag ontbreekt "bunkeren". In de aanvraag moet in vak 2b het hokje ‘Registratie elektronisch berichtenverkeer Proviand’ worden aangekruist.
Als het door een technische storing niet mogelijk is om de vooraanmelding elektronisch via het Single Window voor maritiem en lucht te doen, kan een beroep worden gedaan op de noodprocedure. Zie hiervoor douane.nl.

Let op!

Is de proviandering of bunkering korter dan 2 uur voor de aflevering aan boord gemeld? Dan bepaalt het Werk verdeelpunt (WVP) of de proviand- of bunkerzending aan boord mag worden gebracht op de in het ‘PRO-bericht’ genoemde tijd. Is de proviand- of bunkerzending bijvoorbeeld geselecteerd voor fysieke opname? Dan kan het WVP het tijdstip waarop geproviandeerd of gebunkerd mag worden, aanpassen om de fysieke opname mogelijk te maken. Het aangepaste tijdstip mag niet meer dan 2 uur later zijn dan het tijdstip waarop het ‘PRO-bericht’ werd ontvangen. Is dat wel het geval, dan moet een nieuw ‘PRO-bericht’ worden ingestuurd.

Het voorziene tijdstip van provianderen of bunkeren is het tijdstip waarop het afleveren van de proviand- of bunkerzending begint, bijvoorbeeld: 07.00 uur of 07.30 uur. Vermeldingen als "tussen 6 en 9 uur" zijn te ruim en daarom niet toegestaan.

Als het voorziene tijdstip van provianderen of bunkeren wijzigt, moet de leverancier dat tijdig doorgeven door het insturen van een nieuw ‘PRO-bericht’. Dit hoeft niet als het nieuwe tijdstip van provianderen of bunkeren minder dan 30 minuten afwijkt. Zie hoofdstuk 6 van dit onderdeel.

Wijkt het nieuwe tijdstip meer af dan 30 minuten en er is geproviandeerd of gebunkerd zonder dat er een nieuw ‘PRO-bericht’ is gedaan? Dan zijn de goederen formeel niet aangebracht en is de proviand- of bunkerzending zonder toestemming aan boord geleverd.

In het ‘PRO-bericht’ bericht moet u de locatie vermelden waar de proviandering of bunkering plaatsvindt. De locaties staan vermeld in de ‘N24 locationcode NL’ tabel van het Codeboek Douane, onderdeel Single Window. Deze tabel is gepubliceerd op douane.nl. Deze link verwijst u direct naar de tabel.

Vermelden van de code ‘doorvaar’

De code ‘doorvaar’ geldt voor:

  • locaties die niet in de ‘N24 locationcode NL’ tabel staan van het Codeboek Douane, onderdeel Single Window

  • doorvaarders (zie Handboek Douane, onderdeel 10.00.00, paragraaf 3.3 en 5.2)

Vermeldt u de code ‘doorvaar’? U moet dan bij proviandering of bunkering in het ‘PRO-bericht’ de locatie opnemen waar zal worden geproviandeerd of gebunkerd.

Naar boven

2.8 Werk verdeelpunt (WVP)

Het WVP maakt deel uit van het Douane Landelijk Tactisch Centrum (DLTC). Het DLTC bepaalt op basis van risicoanalyse of een proviandzending fysiek wordt gecontroleerd. Het DLTC haalt de gegevens uit het PRO-bericht. Het WVP maakt de controle-opdracht in de applicatie PLATO, stuurt de fysieke controle aan en informeert het CMP over de uitgezette controle. De controle van de goederen bij aflevering aan boord of bij het uitgaan vindt plaats aan de hand van de controle-opdracht.

Als de voorgenomen levering van een proviandzending aan het loket van het CMP wordt aangemeld (er is geen PRO-bericht ingediend), geeft het CMP de gegevens van deze zending door aan het DLTC. Het DLTC voert een risicoanalyse uit om te bepalen of de proviandzending fysiek gecontroleerd moet worden. Als wordt besloten een controle in te stellen, volgt de procedure die in de vorige alinea is omschreven.

Naar boven