Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

10.60.00 Provianderen en bunkeren

3 Normale procedure bij het leveren van provisie en bunkers

Bij het leveren van proviandgoederen en bunkers aan zeeschepen en luchtvaartuigen gelden de algemene bepalingen bij uitvoer of wederuitvoer. Zie de onderdelen 20.00.00 en 23.00.00.

Dit hoofdstuk bevat voor bunkers en provisie een aantal bijzondere bepalingen bij uitvoer of wederuitvoer.

Hoofdstuk 4 van dit onderdeel bevat een vereenvoudigde procedure voor het bunkeren en provianderen van zeeschepen en luchtvaartuigen en hoofdstuk 5 van dit onderdeel bevat de toelichting op de “Zeevaartbunkerprocedure 2019”.

Naar boven

3.1 Aangifte ten uitvoer of aangifte tot wederuitvoer

Bij het leveren van proviandgoederen en bunkers aan zeeschepen en luchtvaartuigen gelden de algemene bepalingen bij uitvoer of wederuitvoer. Dit houdt in dat bij uitvoer van Unieproviandgoederen en Uniebunkers een aangifte ten uitvoer moet worden gedaan en dat bij wederuitvoer van niet-Unieproviandgoederen en niet-Uniebunkers een aangifte tot wederuitvoer moet worden gedaan. Zie de onderdelen 20.00.00 en 23.00.00, maar ook paragraaf ‘3.4.2.3 vrijstelling van accijns’ van dit hoofdstuk.
(artikelen 269 lid 1 en 270 lid 1 DWU)

Men kan voor een levering van proviandgoederen en bunkers met een waarde van niet meer dan € 1.000 en een nettomassa van niet hoger dan 1.000 kg een aangifte ten uitvoer of wederuitvoer doen door 'een handeling die wordt geacht een douaneaangifte te zijn'. Er moet hiervan wel melding worden gedaan bij het CMP. Dat kan dan door de code ‘ZZZ’ (overige) aan te geven en het factuurnummer mee te sturen.
(artikelen 141, 139, 140 lid 1 letter a en 137 lid 1 letter b GVo.DWU)

Naar boven

3.2 Ontheffing van het indienen van een aangifte vóór vertrek

Bij uitvoer van Unieprovisie en Uniebunkers en bij wederuitvoer van niet-Unieprovisie en niet-Uniebunkers geldt ontheffing van de verplichting om bij het verlaten van het douanegebied van de Unie een aangifte vóór vertrek te doen.
(artikel 245 lid 1 onder o GVo.DWU)

Naar boven

3.3 Formaliteiten bij levering

In deze paragraaf worden de formaliteiten genoemd die van toepassing zijn voor provisie en bunkers die onder dekking van een aangifte ten uitvoer of een aangifte tot wederuitvoer worden aangebracht op de locatie waar de levering zal plaatsvinden.

Voor de formaliteiten bij het afleveren van niet-Uniebunkers en niet-Unieprovisie die onder de regeling extern (Unie)douanevervoer op de locatie van de levering aankomen, zie paragraaf 3.4.

Bij het leveren van provisie en bunkers aan een zeeschip of een luchtvaartuig gelden de volgende formaliteiten:

  • vooraanmelding van de levering

  • aanbrengen bij de douane

  • alleen leveren op aangewezen locaties

Naar boven

3.3.1 Vooraanmelding aan Douane

De leverancier (proviandeur, cateraar, bunkeraar) moet ten minste 2 uur vóórdat de provisie of bunkers aan boord van het zeeschip of het luchtvaartuig worden afgegeven de douane in kennis stellen van de levering. Dit gebeurt met het elektronische ‘PRO-bericht’ via het Single Window voor maritiem en lucht. In dit proces wordt dit ook wel de ‘vooraanmelding’ genoemd.

Bij gebruik van de vereenvoudigde procedure voor wederuitvoer is het mogelijk om ontheven te worden van de verplichting om een vooraanmelding te doen. Zie paragraaf. 4.4.3 van dit onderdeel.

In het ‘PRO-bericht’ neemt de leverancier de volgende gegevens op:

  • als documentsoort: ‘EX’

  • zijn EORI-nummer

  • de scheepsnaam of scheepsidentificatie (IMO-nummer) van het te bunkeren of te provianderen zeeschip of de registratie van het te bunkeren of te provianderen luchtvaartuig

  • het voorziene tijdstip van levering

Om bunkeringen en provianderingen via het Single Window voor maritiem en lucht te kunnen melden, moet een leverancier in het bezit zijn van een registratie elektronisch berichtenverkeer.

Voor het aanvragen van een registratie elektronisch berichtenverkeer en de algemene voorwaarden en de toelichting daarop zie douane.nl.

Let op!

In de aanvraag ontbreekt "bunkeren". In de aanvraag moet in vak 2b het hokje ‘Registratie elektronisch berichtenverkeer Proviand’ worden aangekruist.

De vooraanmelding mag, namens de leverancier, ook door een ander worden gedaan (vertegenwoordiging). Zie hiervoor het Handboek Douane, onderdeel 2.00.00.

Als het door een technische storing niet mogelijk is om de vooraanmelding elektronisch via het Single Window voor maritiem en lucht te doen, kan een beroep worden gedaan op de noodprocedure. Zie hiervoor douane.nl.

Als de proviandering korter dan 2 uur voor de aflevering aan boord is gemeld, moet worden gehandeld zoals in paragraaf 2.7 is beschreven.

Naar boven

3.3.2 Aanbrengen bij de Douane

De leverancier hoeft de provisie en bunkers niet fysiek aan te bieden bij een douanekantoor. Het ‘PRO-bericht’ wordt aangemerkt als aanbrengen bij de douane. Het tijdstip van aanbrengen is het in het ‘PRO-bericht’ opgenomen tijdstip van de voorziene levering.

Naar boven

3.3.3 Leveren van provisie en bunkers aan boord

De provisie en bunkers mogen worden afgeleverd op het in het ‘PRO-bericht‘ vermelde tijdstip.

Naar boven
3.3.3.1 Provianderen/bunkeren op aangewezen locaties

Binnenkomende zeeschepen en luchtvaartuigen moeten worden overgebracht naar een haven of internationale luchthaven die ressorteert onder een van de in bijlage III (havens) of bijlage IV (luchthavens) bij de Adr opgenomen douanekantoren

(artikel 2:1 lid 1 Adr)

Alleen in de in bijlage III bij de Adr genoemde havens en op de in bijlage IV bij de Adr genoemde luchthavens kunnen provisie en bunkers worden geleverd.

Daarnaast is het voor leveranciers die in het bezit zijn van een "Vergunning provianderen binnen de territoriale wateren" toegestaan om provisie en bunkers te leveren aan zeeschepen op een tijdelijke ligplaats genoemd in bijlage V bij de Adr.

Voor het aanvragen van een "Vergunning provianderen binnen de territoriale wateren" en de algemene voorwaarden en de toelichting daarop zie douane.nl.

(artikel 2:1 leden 4 en 5 en artikel 6:3 lid 4 Adr)

Naar boven

3.4 Leveren van provisie en bunkers onder de regeling extern (Unie)douanevervoer

Niet-Unieprovisie en niet-Uniebunkers kunnen onder de regeling extern (Unie)douanevervoer worden geleverd aan zeeschepen en luchtvaartuigen. In dat geval kunnen zich bij de zending één of meer begeleidingsdocumenten douanevervoer (TAD of TSAD) bevinden.

In de volgende sub-paragrafen wordt nader ingegaan op de verschillende procedures waarop de regeling extern (Unie)douanevervoer bij levering van provisie en bunkers kan worden beëindigd.

Let op!

Het leveren van niet-Uniebunkers onder de regeling extern (Unie)douanevervoer is ook mogelijk onder de vereenvoudigde procedure ‘uitbunkeren in transito’, zie paragraaf 4.6 van dit onderdeel.

Naar boven

3.4.1 De standaardprocedure

In de standaardprocedure moet de leverancier de niet-Unieprovisie en niet-Uniebunkers aanbrengen bij het douanekantoor van bestemming. Dat is in dit geval gelijk aan het douanekantoor van uitgang. Het aanbrengen bestaat uit het doen van het ‘PRO-bericht’ via het Single Window voor maritiem en lucht. Dit wordt in dit proces ook wel de ‘vooraanmelding’ genoemd omdat dit bericht ten minste 2 uur vóórdat de provisie of bunkers aan boord van het zeeschip of het luchtvaartuig worden afgegeven, moet worden ingediend.

Naar boven
3.4.1.1 Vooraanmelding aan douane

De leverancier (proviandeur, cateraar, bunkeraar) moet ten minste 2 uur vóórdat de provisie of bunkers aan boord van het zeeschip of het luchtvaartuig worden afgegeven de douane in kennis stellen van de levering. Deze vooraanmelding gebeurt met het elektronische ‘PRO-bericht’ via het Single Window voor maritiem en lucht.

In het ‘PRO-bericht’ neemt de leverancier de volgende gegevens op:

  • als documentsoort: ‘821’ (aangifte voor extern (Unie)douanevervoer (T1))

  • het MRN (de MRN’s) van de aangifte(n) voor extern (Unie)douanevervoer

  • zijn EORI-nummer

  • de scheepsnaam of scheepsidentificatie (IMO-nummer) van het te bunkeren of te provianderen zeeschip of de registratie van het te bunkeren of te provianderen luchtvaartuig

  • de locatie en het voorziene tijdstip van levering

  • in het geval van een bunkering: de naam, het registratienummer en het GSM-nummer van het bunkerschip of de tankauto en de hoeveelheid en GN-code van elke soort te leveren niet-Uniebunkers

Om provianderingen en bunkeringen via het Single Window voor maritiem en lucht te kunnen melden, moet een leverancier in het bezit zijn van een registratie elektronisch berichtenverkeer.

Voor het aanvragen van een registratie elektronisch berichtenverkeer en de algemene voorwaarden en de toelichting daarop zie douane.nl.

Let op!

In de aanvraag ontbreekt "bunkeren"; kruis daarom in vak 2b het hokje ‘Registratie elektronisch berichtenverkeer Proviand’ aan.

De vooraanmelding mag, namens de leverancier, ook door een ander worden gedaan (vertegenwoordiging). Zie hiervoor het Handboek Douane, onderdeel 2.00.00.

Als het door een technische storing niet mogelijk is om de vooraankondiging elektronisch via het Single Window voor maritiem en lucht te doen, kan een beroep worden gedaan op de noodprocedure. Zie hiervoor douane.nl.

Let op!

Als slechts een deel van de in de aangifte voor extern (Unie)douanevervoer opgenomen hoeveelheid bunkers wordt geleverd, vermeld dan in het ‘PRO-bericht’ niet het MRN (de MRN’s) van de aangifte(n) voor extern (Unie)douanevervoer. Zie paragraaf 4.6.2.3.

Als de proviandering korter dan 2 uur voor de aflevering aan boord is gemeld, moet worden gehandeld zoals in paragraaf 2.4 is beschreven.

Op basis van het ‘PRO-bericht’ beëindigt de douane het extern (Unie)douanevervoer door de aangifte(n) voor extern (Unie)douanevervoer af te melden in NCTS.

Naar boven
3.4.1.2 Afleveren aan boord van een zeeschip of luchtvaartuig

De goederen moeten op het in het ‘PRO-bericht’ opgegeven tijdstip bij het schip aanwezig zijn en mogen dan aan boord worden geleverd.

Naar boven

3.4.2 Beëindiging van extern (Unie)douanevervoer door een Toegelaten Geadresseerde (TG)

Een leverancier die beschikt over een vergunning Toegelaten Geadresseerde (TG) als bedoeld in artikel 233 lid 4 onder b DWU kan zelf het extern (Unie)douanevervoer beëindigen en de aangifte(n) voor extern (Unie)douanevervoer afmelden in NCTS. De ligplaats van het schip of de luchthaven waar het luchtvaartuig zich bevindt, moet als locatie in de vergunning TG zijn opgenomen.

Naar boven
3.4.2.1 Aangifte tot tijdelijke opslag

Na beëindiging van het extern (Unie)douanevervoer zijn de niet-Unieprovisie en de niet-Uniebunkers in tijdelijke opslag.

(artikel 141 lid 2 DWU)

De vergunninghouder TG stelt op het begeleidingsdocument de volgende verklaring dat het document dient als aangifte tot tijdelijke opslag:

"Ondergetekende doet hierbij een aangifte tot tijdelijke opslag aan boord van * ….. voor de aan ommezijde vermelde goederen."

* identificatie (IMO-nummer) van het te provianderen of te bunkeren zeeschip of de registratie van het te provianderen of te bunkeren luchtvaartuig

De verklaring voor tijdelijke opslag kan worden ondertekend door de scheepsleverancier of, namens hem, door de chauffeur of door of namens de gezagvoerder van het zeeschip of luchtvaartuig. Zo kan de Douane vaststellen welke persoon vanaf dat moment de houder van de goederen is (artikel 5 lid 34 DWU) en verantwoordelijk is voor de tijdelijke opslag. De goederen mogen vervolgens aan boord worden afgeleverd.

Om misverstanden over de identiteit van de verantwoordelijke persoon te voorkomen, is het van belang dat de Douane de persoonsgegevens van de indiener van de aangifte tot tijdelijke opslag goed controleert. Zo nodig kan een kopie van het paspoort van de indiener, bijvoorbeeld de chauffeur, worden gemaakt of kan hem om een machtiging van zijn opdrachtgever worden gevraagd.

Tot het moment van afleveren aan boord is degene die de aangifte tot tijdelijke opslag heeft getekend verantwoordelijk voor de proviandgoederen.

De tijdelijke opslag eindigt als het zeeschip naar zee vertrekt of het luchtvaartuig opstijgt.

Naar boven
3.4.2.2 Leveren aan boord van het zeeschip of luchtvaartuig

De niet-Unieproviandgoederen en niet-Uniebunkers mogen op het in het ‘PRO-bericht’ (ingediend via Single Window voor maritiem en lucht) opgenomen tijdstip aan boord van het zeeschip of luchtvaartuig worden geleverd.

Na de levering bevinden de niet-Unieprovisie en de niet-Uniebunkers zich onder verantwoordelijkheid van de gezagvoerder van het zeeschip of luchtvaartuig.

Als de goederen aan boord zijn gebracht met een aangifte voor douanevervoer, wordt het geleidedocument aan de achterzijde voorzien van een verklaring van tijdelijke opslag. De leverancier neemt deze aangifte tot tijdelijke opslag op in zijn administratie. Als de goederen zijn aangebracht met een andere aangifte wordt de (door de kapitein of gezagvoerder getekende) ontvangstbevestiging opgenomen in de administratie. Dit moet uiterlijk op de eerste werkdag na de dag dat de goederen aan boord zijn gebracht.

Als een PRO-bericht zonder bezoeknummer is ingediend wordt binnen 24 uur na het tijdstip van provianderen de douaneaangiften en/of geleidedocumenten voor accijnsgoederen, die in het PRO-bericht zijn opgenomen, automatisch afgemeld voor uitgaan. Deze afmelding gebeurt op basis van het ‘PRO-bericht’. Het automatisch afmelden gebeurt niet als de Douane de bevinding ‘zending gestopt’ vermeldt in BUP Uitgaan (applicatie die de geautomatiseerde verwerking van het proces Uitgaan uitvoert). Als een PRO-bericht met bezoeknummer is ingediend worden de douaneaangiften en/of geleidedocumenten voor accijnsgoederen afgemeld na de ontvangen ATD (actual time of departure).

Naar boven
3.4.2.3 Vrijstelling van accijns

Vrijstelling van accijns kan worden verleend voor accijnsgoederen die worden gebruikt aan boord van zeeschepen en luchtvaartuigen in het verkeer van Nederland naar een andere Lidstaat. Voor zeeschepen geldt als extra voorwaarde dat ze niet over binnenwateren naar een andere Lidstaat mogen varen. De vrijstelling wordt dus alleen voor zeeschepen verleend die over zee naar een andere Lidstaat varen. In deze gevallen van proviandering met vrijstelling van accijns moet door of namens de eigenaar (exploitant) van het zeeschip of luchtvaartuig (dus ook de buitenlandse eigenaar) een verklaring worden ondertekend, opgemaakt door de vergunninghouder van de AGP (accijnsgoederenplaats). In deze verklaring verklaart de afnemer de accijnsgoederen te gebruiken voor gebruik aan boord van het zeeschip of luchtvaartuig. Deze verklaring wordt de provianderingverklaring genoemd. Zie ook Handboek Accijns, onderdeel 50.10.00 vrijstellingen, hoofdstuk 7, paragraaf ‘7.2 De provianderingverklaring bij uitslag uit AGP’.
(Artikel 19 en 19a Uitvoeringsbesluit accijns)

Er is geen model voorgeschreven voor de provianderingverklaring. De verklaring moet wel de gegevens bevatten die zijn opgenomen in artikel 29 van de Uitvoeringsregeling accijns. Nadat de provianderingverklaring is ingevuld en ondertekend, bewaren de leverancier en de afnemer elk een volledig getekend exemplaar in hun administratie.

Levering van accijnsgoederen als proviand kan in principe door elke ondernemer geschieden. Dit kan zowel de houder van een AGP zijn, maar ook een ondernemer die accijnsgoederen levert waarvan de accijns al is voldaan. In het laatste geval kan de ondernemer de reeds betaalde accijns terugvragen nadat hij de accijnsgoederen heeft geleverd (zie het Handboek Accijns, onderdeel 50.20.00, Teruggaven accijns).

Van de levering van proviandgoederen wordt een afleveringsbon opgemaakt waarop de geleverde soort en hoeveelheid accijnsgoed staat vermeld. De leverancier moet vermeld staan op provianderingverklaring. De afnemer van de proviandgoederen is de eigenaar van het zeeschip (kapitein) of zijn vertegenwoordiger, dan wel de eigenaar van het luchtvaartuig. De leverancier van de proviandgoederen is degene die de accijnsgoederen verkoopt aan de afnemer.

Notabene: Deze vrijstelling was met name van toepassing op de ferryschepen tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Door Brexit zal deze situatie zich niet meer voordoen.

Naar boven

3.5 Restantprovisie / debunkeren

Renstantprovisie
Voor restantprovisie die van boord wordt gehaald, is een vereenvoudigde procedure bij binnenkomst en in het vrije verkeer brengen opgenomen in paragraaf 4.5.

Debunkeren van in de haven gebunkerde Uniebunkers of niet -Uniebunkers (aan boord - van boord)
Als goederen die zijn aangegeven ten uitvoer of tot wederuitvoer niet uitgaan, moet de aangifte ten uitvoer of tot wederuitvoer op verzoek van de aangever ongeldig gemaakt worden.
(art 148 lid 4 letter a GVo.DWU).

Als Uniebunkers worden gedebunkerd, moet de bunkeraar verzoeken om de aangifte ten uitvoer ongeldig te maken. Er komt dan geen Confirmation of Exit (CoE). Uniebunkers gaan dan weer terug in het vrije verkeer en het douanetoezicht eindigt. Is maar een deel van de hoeveelheid op aangifte ten uitvoer gebunkerd, dan moet de eerdere aangifte ten uitvoer ongeldig gemaakt worden en een nieuwe aangifte ten uitvoer opgemaakt worden voor de werkelijk gebunkerde hoeveelheid. Deze krijgt dan een CoE als de bunkers uitgaan.

Voor niet-Uniebunkers is een aangifte tot wederuitvoer gedaan. Bij wederuitvoer worden de niet-Uniebunkers onder dekking van de aangifte tot wederuitvoer naar het douanekantoor van uitgang gebracht, maar ze bevinden zich nog steeds onder de bijzondere regeling (bijvoorbeeld douane-entrepot). Deze voorafgaande regeling wordt pas gezuiverd als de niet-Uniebunkers de Unie daadwerkelijk hebben verlaten. Als de gehele in de aangifte tot wederuitvoer vermelde hoeveelheid niet-Uniebunkers wordt gedebunkerd, moet de bunkeraar verzoeken om de aangifte tot wederuitvoer ongeldig te maken. Er komt dan geen CoE. De niet-Uniebunkers blijven onder de bijzondere regeling (bijvoorbeeld: douane-entrepot) en moeten worden verantwoord in de voor die regeling te voeren administratie. Als een deel van de in de aangifte tot wederuitvoer vermelde hoeveelheid wordt gebunkerd, dan blijft de aangifte tot wederuitvoer in stand. Er wordt alleen voor de daadwerkelijk gebunkerde hoeveelheid een CoE gegeven. De niet gebunkerde of gedebunkerde hoeveelheid blijft onder de voorafgaande regeling en moet opgenomen worden in de voor die regeling te voeren administratie (bijvoorbeeld douane-entrepot).
(artikel 267 lid 1 en 5 UVo.DWU).

Debunkeren van bunkers die al met het schip zijn binnengekomen (van boord)
Als een binnengekomen schip (niet-)Uniebunkers wil lossen kan het gaan om herbruikbare bunkers (geen afval) of om niet-herbruikbare bunkers (de bunkers zijn bijvoorbeeld vervuild).

Het van boord lossen (debunkeren) van herbruikbare bunkers is niet anders dan het van boord lossen van lading. De bunkers die het schip bij binnenkomst aan boord heeft zijn vermeld op de scheepsvoorradenaangifte (IMO/FAL 3, het “STO bericht” - Declaration of Ship’s Stores onboard at arrival).

Herbruikbare bunkers moeten van boord gehaald worden onder dekking van bijvoorbeeld een aangifte extern Uniedouanevervoer (T1) of een plaatsingsaangifte voor douane-entrepot die is gedaan door toepassing van de vereenvoudiging inschrijving in de administratie van de aangever. Daarnaast moet er een elektronische melding (schip, hoeveelheid, tijdstip lossing) gedaan worden aan het Centraal punt proviand (CMP). Voor de contactgegevens zie bijlage 1 van dit onderdeel.

Voor niet-herbruikbare bunkers (afval) moet bij binnenkomst een afvalvooraanmelding gedaan in de vorm van het (elektronische) ‘WAS-bericht’ (‘WAS’ is een afkorting van het Engelse woord ‘waste’). Er kan voor dit afval een accijnsbelang spelen. Nadere informatie over dit bericht en de vrijgave van de bunkers vindt u in het Handboek Douane, onderdeel 10.00.00, Hoofdstuk 3, paragraaf ‘3.5.5 Afwijkende bepalingen voor afval en ladingsresiduen’.

Naar boven

3.6 Nadere bepalingen

3.6.1 Provianderen en bunkeren zonder ‘PRO-bericht’

Als provisie of bunkers rechtstreeks aan een zeeschip of luchtvaartuig worden geleverd zonder dat een ‘PRO-bericht’ is ingestuurd, is sprake van provianderen of bunkeren zonder toestemming.

De goederen worden geacht niet bij de Douane te zijn aangebracht.

Dit kan mede tot gevolg hebben dat de regeling extern (Unie)douanevervoer niet wordt beëindigd of dat het verlaten van het douanegebied van Unie niet wordt bevestigd.

Naar boven

3.6.2 Het vervoer wordt niet op regelmatige wijze beëindigd

Als de regeling extern (Unie)douanevervoer niet op regelmatige wijze wordt beëindigd, vindt geen afmelding in NCTS plaats. De regeling extern (Unie)douanevervoer wordt dan niet gezuiverd.

Naar boven

3.6.3 Waterklerkleveringen

Een waterklerk werkt voor een rederij of cargadoorskantoor. De waterklerk regelt onder meer de bevoorrading van een schip voor de volgende reis. De aangifte ten uitvoer voor proviand kan door de waterklerk mondeling worden gedaan. Deze aangiftewijze wordt de waterklerklevering genoemd. Hieraan zijn wel regels verbonden. Deze regels zijn opgenomen in HD, onderdeel 20.00.00, paragraaf 2.5.3.

Naar boven

3.6.4 Rijnvaartcruiseschepen

Rijvaartcruiseschepen kunnen belastingvrij provianderen. Het schip hoeft de EU niet te verlaten! Vrijstelling wordt verleend voor goederen die worden gebruikt aan boord van schepen in het verkeer over de binnenwateren naar een andere lidstaat, weliswaar beperkt in hoeveelheden. Er is voor de hoeveelheden onderscheid gemaakt naar de lidstaat van bestemming. De hoeveelheden gelden per bemanningslid van 16 jaar en ouder. De hoeveelheidsbeperkingen zijn opgenomen in de ‘Vrijstellingsregeling proviandering binnenvaart’. Zie hiervoor de Staatscourant, Jaargang 1998, Nr. 245, Gepubliceerd op 22 december 1998.

Naar boven

3.6.5 Formaliteiten binnenbrengen proviandgoederen en vrijstelling voor zeeschepen

Als er na binnenbrengen in de Unie nog een deel van de proviandgoederen aanwezig is in een zeeschip, moet een kennisgeving van (verwachte) aankomsttijd en een elektronische scheepsvoorradenaangifte (IMO/FAL 3, ook wel het “STO bericht” - Declaration of Ship’s Stores on board at arrival) ingediend worden. Met deze opgave kan de Douane toezicht op deze aanwezige scheepsvoorraden uitoefenen. Voor meer informatie over formaliteiten bij binnenbrengen voor zeeschepen zie Handboek Douane, onderdeel 10.00.00.

Vrijstelling voor bemanning en personeelsleden
In de volgende alinea’s wordt uiteengezet of er wel of geen vrijstelling van invoerrecht en belastingen (denk bijvoorbeeld aan accijns en omzetbelasting) kan worden verleend voor proviandgoederen die van boord meegenomen worden door bemanning of personeel van boorplatforms, vissersvaartuigen of andere schepen die van buiten de territoriale wateren zijn teruggekeerd.

Er is geen wettelijke bepaling (douanewetgeving, accijnswetgeving, wetgeving inzake verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en wetgeving inzake omzetbelasting) op grond waarvan na binnenkomst in de Unie bij in het vrije verkeer brengen (invoer) vrijstelling van invoerrecht en belastingen kan worden verleend aan bemannings-/personeelsleden van boorplatforms, de visserij en anderen bemanningsleden die van buiten de territoriale wateren terugkeren van de Unie zonder dat zij een derde land hebben aangedaan. Zij zijn geen reizigers in de zin van artikel 41 van Verordening (EG) nr. 1186/2009 noch zijn zij bemannings-/personeelsleden van vervoermiddelen in het internationale verkeer en er bestaat ook geen recht op vrijstelling bij invoer op andere gronden.

Vrijstelling van invoerrechten en belastingen is alleen van toepassing voor bemannings-/personeelsleden komende uit een derde land. Uit stukken zoals het scheepsjournaal/logboek kan blijken of een derde land wel of niet is aangedaan. Het enkel verblijven in de territoriale wateren of een economische exclusieve zone van een derde land wordt niet aangemerkt als het hebben aangedaan van een derde land.

Wanneer geen derde land is aangedaan en accijnsgoederen door bemannings-/personeelsleden aan wal worden gebracht, moet hiervoor een aangifte in het vrije verkeer brengen worden gedaan en moeten invoerrechten en belastingen worden betaald.

Blijven de overgebleven proviandgoederen na binnenkomst in de Unie voor verbruik aan boord, dan kan voor de hoeveelheden die redelijkerwijs noodzakelijk worden geacht voor het verbruik of gebruik aan boord vrijstelling van invoerrechten en belastingen bij in het vrije verkeer brengen worden verleend (artikel 7:16 Algemene douaneregeling).

In het geval er wel een derde land is aangedaan, is er wel vrijstelling van invoerrechten en belastingen mogelijk, zie de artikelen 7:16 en 7:27 van de Algemene douaneregeling. Deze vrijstelling is gebaseerd op een Beneluxovereenkomst. De vrijstellingen zijn verder uitgewerkt in Handboek Douane, onderdeel 24.00.00 Douanevrijstellingen, Hoofdstuk ‘39 Provisie, scheepsbehoeften, brandstoffen en smeermiddelen in internationale schepen en vliegtuigen’. De hoeveelheden waarop vrijstelling kan worden verstrekt zijn opgenomen in het Handboek Douane, onderdeel 24.00.00, Bijlage 2, ‘42.2 B. Personeel’.

Naar boven

3.7 Strafbepalingen

De strafbepalingen staan in onderdeel 36.00.00 van dit handboek.

Naar boven