Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

15.00.00 Algemene bepalingen bijzondere regelingen

3 Voorwaarden vergunning

3.1 Voorwaarden

Een vergunning voor een bijzondere regeling wordt slechts verleend als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan, zoals gevestigd zijn in het douanegebied van de Unie, waarborgen bieden voor het goede gebruik van de regeling, het stellen van zekerheid en het kunnen uitoefenen van douanetoezicht zonder administratieve maatregelen te hoeven nemen die niet in verhouding staan tot de betrokken economische behoeften.

(artikel 211 DWU)

Naast deze algemene voorwaarden die gelden voor alle bijzondere regelingen, zijn er specifieke voorwaarden die gelden voor sommige bijzondere regelingen.

Zie voor informatie over de specifieke voorwaarden van een vergunning voor de volgende regelingen:

  • douane-entrepot: hoofdstuk 3 van onderdeel 15.50.00 van dit Handboek;

  • actieve veredeling: hoofdstuk 3 van onderdeel 16.00.00 van dit Handboek;

  • bijzondere bestemming: hoofdstuk 2 van onderdeel 17.00.00 van dit Handboek;

  • tijdelijke invoer: hoofdstuk 3 van onderdeel 18.00.00 van dit Handboek;

  • passieve veredeling: hoofdstuk 3 van onderdeel 19.00.00 van dit Handboek.

Aan zowel de algemene als de specifieke voorwaarden moet een aanvrager voldoen om voor de desbetreffende vergunning in aanmerking te komen.

Naar boven

3.2 Gevestigd in het douanegebied van de Unie

Een vergunning voor een bijzondere regeling wordt in principe slechts verleend aan een persoon die is gevestigd in het douanegebied van de Unie.

Een natuurlijk persoon is gevestigd in het douanegebied van de Unie als hij hier zijn normale verblijfplaats heeft.

Een rechtspersoon is gevestigd in het douanegebied van de Unie als deze persoon hier zijn statutaire zetel, zijn hoofdbestuur of een vaste inrichting heeft.

Onder een vaste inrichting wordt verstaan een vaste vestiging voor bedrijfsuitoefening waar de nodige menselijke en technische hulpbronnen permanent voorhanden zijn en waarmee de douanetransacties van een persoon volledig of gedeeltelijk worden uitgevoerd. Zie voor informatie hierover onderdeel 1.00.00 van dit Handboek.

(artikel 5, lid 31 en lid 32 DWU en artikel 211, lid 3 letter a DWU)

In incidentele gevallen kan een vergunning actieve veredeling of een vergunning bijzondere bestemming worden aangevraagd door een persoon die is gevestigd buiten het douanegebied van de Unie. Zie voor meer informatie hierover hoofdstuk 3 van onderdeel 16.00.00 (actieve veredeling) en hoofdstuk 2 van onderdeel 17.00.00 (bijzondere bestemming) van dit Handboek.

Voor de regeling tijdelijke invoer gelden specifieke regels. Zie voor informatie hierover hoofdstuk 3 van onderdeel 18.00.00 van dit Handboek.

Naar boven

3.3 Waarborgen bieden voor het goede gebruik van de regeling

Een vergunning voor een bijzondere regeling kan alleen worden verleend als de aanvrager de nodige waarborgen biedt voor het goede gebruik van de regeling.

Dit betekent onder andere het voeren van een passende administratie.

Heeft de persoon die de vergunning aanvraagt een vergunning geautoriseerd marktdeelnemer voor douanevereenvoudigingen (AEO-C)? Dan is in ieder geval aan de voorwaarde voldaan dat de vergunninghouder de nodige waarborgen kan bieden voor het goede gebruik van de bijzondere regeling voor zover er bij de afgifte van de vergunning AEO-C rekening is gehouden met relevante activiteiten voor de betreffende bijzondere regeling.

(artikel 211, lid 3 letter b DWU)

Tijdens het onderzoek naar het kunnen verlenen van de vergunning AEO-C is al onderzoek gedaan naar onder andere een deugdelijke handels- en vervoersadministratie van de aanvrager. Bij de behandeling van de aanvraag van de vergunning voor de bijzondere regeling moet wel worden nagegaan of er geen wijzigingen hebben plaatsgevonden die van invloed zijn.

Als de aanvrager niet een vergunning AEO-C heeft, dan moet de voorwaarde van het bieden van de nodige waarborgen voor het goede gebruik van de regeling worden getoetst. De voorwaarden die worden gesteld voor een AEO-C kunnen dan naar analogie worden ingevuld bij de beoordeling of de nodige waarborgen worden geboden.

Naar boven

3.4 Het stellen van zekerheid

Een vergunning voor een bijzondere regeling wordt slechts verleend als de persoon die de vergunning heeft aangevraagd zekerheid heeft gesteld voor de douaneschuld die kan ontstaan of voor andere heffingen die verschuldigd kunnen worden voor de onder de bijzondere regeling geplaatste goederen. De zekerheid moet vóór de afgifte van de vergunning worden gesteld.

(artikel 211, lid 3 letter c DWU)

Deze zekerheid moet worden gesteld omdat een douaneschuld kan ontstaan door onttrekking van de goederen aan douanetoezicht of door niet-naleving van een verplichting van de betreffende bijzondere regeling.

(artikel 79, lid 1 letters a en b DWU)

De zekerheid kan per aangifte worden gesteld.

De zekerheid kan ook doorlopend worden gesteld. De zekerheid dekt dan het met de douaneschuld overeenkomende bedrag aan invoerrechten en andere heffingen voor twee of meer aangiften. Voor deze vorm van zekerheidsstelling is een vergunning doorlopende zekerheid inclusief eventuele verlaging of ontheffing vereist.

(artikel 89, lid 5 DWU, artikel 95, lid 1 en lid 2 DWU en artikel 155 UVo.DWU)

Bij een publiek douane-entrepot type II moet de houder van de vergunning (de persoon die de opslagruimte beheert) zekerheid stellen. De Douane kan echter toestaan dat de zekerheid gesteld wordt door de houder van de regeling of door een derde. De houder van de regeling is de persoon die de douaneaangifte tot plaatsing doet of voor wiens rekening die aangifte wordt gedaan.

(artikel 89, lid 3 DWU)

Een vergunninghouder bijzondere bestemming moet in principe zekerheid stellen. Er wordt geen zekerheid geëist als de bijzondere bestemming direct is gevolgd op het tijdstip dat de goederen worden vrijgegeven voor de regeling bijzondere bestemming en geen nadere handelingen met de goederen hoeven plaats te vinden.

De houder van de vergunning bijzondere bestemming kan als houder van de regeling de rechten en plichten betreffende goederen die onder de regeling zijn geplaatst, overdragen aan een andere persoon die voldoet aan de voorwaarden van de regeling bijzondere bestemming. Zie voor informatie over het stellen van zekerheid bij overdracht van rechten en plichten betreffende goederen die onder de regeling bijzondere bestemming zijn geplaatst hoofdstuk 9 van onderdeel 17.00.00 van dit Handboek.

In specifieke gevallen hoeft een vergunninghouder tijdelijke invoer geen zekerheid te stellen. Zie voor informatie over het stellen van zekerheid bij de regeling tijdelijke invoer hoofdstuk 3 van onderdeel 18.00.00 van dit Handboek.

Een vergunninghouder passieve veredeling hoeft in principe geen zekerheid te stellen. Zie voor informatie over het stellen van zekerheid bij de regeling passieve veredeling hoofdstuk 3 van onderdeel 19.00.00 van dit Handboek.

Zie voor informatie over de hoogte van de te stellen van zekerheid en de wijze van zekerheidstelling onderdeel 27.00.00 van dit Handboek.

Naar boven

3.5 Veredelen of laten veredelen en gebruiken of laten gebruiken

Een vergunning actieve veredeling wordt slechts verleend aan de persoon die de goederen veredelt of laat veredelen en een vergunning tijdelijke invoer wordt slechts verleend aan de persoon die de goederen gebruikt of laat gebruiken. De vergunninghouder die de goederen laat veredelen of laat gebruiken moet de regie voeren over de veredeling of het gebruik.

(artikel 211, lid 3 letter d DWU)

Zie voor meer informatie hierover hoofdstuk 3 van onderdeel 16.00.00 (actieve veredeling) en hoofdstuk 3 van onderdeel 18.00.00 (tijdelijke invoer) van dit Handboek.

Bij de regeling passieve veredeling is niet voorgeschreven dat de vergunning slechts kan worden verleend aan de persoon die de goederen veredelt of laat veredelen. De vergunninghouder hoeft dus niet de regie te voeren over de veredeling. Zie voor meer informatie hierover hoofdstuk 3 van onderdeel 19.00.00 van dit Handboek.

Naar boven

3.6 Douanetoezicht

Een andere voorwaarde voor de afgifte van een vergunning is dat de Douane douanetoezicht kan uitoefenen zonder administratieve maatregelen te hoeven nemen die niet in verhouding staan tot de betrokken economische behoeften.

(artikel 211, lid 4 letter a DWU)

Het douanetoezicht omvat alle activiteiten die door de Douane in het algemeen wordt ontplooid teneinde zorg te dragen voor de naleving van de douanewetgeving en in voorkomend geval van de andere bepalingen die op goederen onder douanetoezicht van toepassing zijn.

(artikel 5, lid 27 DWU)

De Douane moet bij toetsing van deze voorwaarde zowel de belangen van de aanvrager als de belangen van de Douane in kaart brengen. Vervolgens moeten beide belangen tegen elkaar worden afgewogen.

Een voorbeeld hiervan is de vestiging van een douane-entrepot op een voor de Douane moeilijk te bereiken locatie, waarbij de Douane, gelet op het soort goederen, regelmatig fysieke controles bij plaatsing en aanzuivering wil kunnen uitvoeren. Het economische belang van de aanvrager moet dan worden afgewogen tegen de maatregelen die de Douane moet nemen om effectief toezicht mogelijk te maken, zoals de inzet van extra personeel en materieel.

Ook als een aanvrager nog geen concrete plannen heeft om goederen onder de bijzondere regeling te gaan plaatsen, maar al een vergunning aanvraagt voor het geval dat dit in de toekomst zou kunnen gaan gebeuren, kan de vergunning worden geweigerd omdat de maatregelen die de Douane moet nemen, zoals onderzoek naar de afgifte van de vergunning, niet in verhouding staan tot de economische behoeften.

Naar boven

3.7 Economische voorwaarden

Een vergunning actieve veredeling en een vergunning passieve veredeling kunnen alleen worden verleend als aan de economische voorwaarden is voldaan. Dit houdt in dat het verlenen van een vergunning actieve veredeling of een vergunning passieve veredeling er niet toe mag leiden dat de wezenlijke belangen van producenten in de Unie worden geschaad.

(artikel 211, lid 4 letter b DWU)

Zie voor informatie over economische voorwaarden bij actieve veredeling hoofdstuk 4 van onderdeel 16.00.00 van dit Handboek.

Zie voor informatie over economische voorwaarden bij passieve veredeling hoofdstuk 3 van onderdeel 19.00.00 van dit Handboek.

Naar boven

3.8 Administratie

De Douane controleert de bijzondere regelingen voornamelijk administratief. Voor de volgende regelingen moet een administratie worden gevoerd:

  • douane-entrepot;

  • actieve veredeling;

  • bijzondere bestemming;

  • passieve veredeling.

In het geval van de regeling tijdelijke invoer moet slechts een administratie worden bijgehouden als de Douane dat vereist. De Douane kan eisen dat een administratie moet worden gevoerd als dit bijdraagt aan het douanetoezicht.
(artikel 178, lid 4 GVo.DWU)

De vergunninghouder moet een passende administratie voeren in een door de Douane goedgekeurde vorm. Aan de hand van de informatie en de gegevens in de administratie moet de Douane in staat zijn toezicht uit te oefenen op de regeling, met name wat de identificatie, de douanestatus en het overbrengen van de onder de regeling geplaatste goederen betreft.

(artikel 214, lid 1 DWU)

Een geautoriseerd marktdeelnemer voor douanevereenvoudigingen (AEO-C) wordt geacht hieraan te voldoen voor zover zijn administratie passend is met het oog op de betrokken bijzondere regeling (dit moet dus wel getoetst worden).

(artikel 214, lid 2 DWU)

De administratie speelt een belangrijke rol speelt bij het douanetoezicht. Daarom moet de administratie worden bijgehouden in de actualiteit.

De administratie moet onder meer de volgende gegevens bevatten:

  • vergunningnummer;

  • MRN van de douaneaangifte tot plaatsing onder de regeling;

  • hoeveelheid en omschrijving van de goederen die onder de regeling zijn geplaatst;

  • wanneer de aanzuivering van de regeling is gebeurd en informatie over de wijze waarop dat is gebeurd;

  • plaats van de goederen en informatie over iedere overbrenging;

  • douanestatus van de goederen;

  • gegevens over bijzondere bestemming, actieve veredeling en passieve veredeling;

  • gegevens over gebruikelijke behandelingen en, in voorkomend geval, de nieuwe tariefindeling die uit deze gebruikelijke behandeling voortvloeit;

  • het opbrengstpercentage;

  • gegevens aan de hand waarvan het douanetoezicht en controles op het gebruik van equivalente goederen kunnen worden uitgeoefend;

  • in voorkomend geval, de gegevens van een eventuele overdracht van rechten en plichten als bedoeld in artikel 218 DWU.

(artikel 178, lid 1 GVo.DWU)

De Douane kan toestaan dat sommige gegevens niet moeten worden verstrekt wanneer dit geen nadelige invloed heeft op het douanetoezicht en de controle op het gebruik van een bijzondere regeling.
(artikel 178, lid 3 GVo.DWU)

De administratie moet ook de gegevens bevatten die voor het douanetoezicht op VGEM-aspecten van belang zijn.

De Douane keurt de administratie bij de behandeling van de aanvraag. Als na afgifte van de vergunning de soort administratie wijzigt, dan is dat een wijziging van gegevens die van invloed kan zijn op de continuïteit van de vergunning. De vergunninghouder moet de Douane hiervan in kennis stellen via het EU Trader Portal (klik op “gegevens die van invloed kunnen zijn op de continuïteit van de beschikking”).
(artikel 23, lid 2 DWU)

Naar boven