Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

15.50.00 Douane-entrepots

13 Bijlage 2. Beheer van een douane-entrepot

13.1 Het begrip beheer

Een vergunning douane-entrepot wordt slechts verleend aan de persoon die het beheer heeft. Wat moet nu worden verstaan onder “beheer van een douane-entrepot”?

Om te toetsen of sprake is van beheer dient naar de volgende vijf aspecten gekeken te worden:

  • waarborgen bieden voor het goede gebruik van de regeling
    (artikel 211, lid 3 letter b DWU);

  • administratie
    (artikel 214, lid 1 DWU);

  • maatregelen om ervoor te zorgen dat goederen niet aan het douanetoezicht worden onttrokken
    (artikel 242, lid 1 letter a DWU);

  • nakomen van verplichtingen die voortvloeien uit de opslag van goederen
    (artikel 242, lid 1 letter b DWU); en

  • voldoen aan bijzondere voorwaarden in de vergunning.

Let op!

Alle aspecten dienen te worden getoetst, voordat de conclusie kan worden getrokken of sprake is van “beheer van een douane-entrepot”.

Deze bijlage ziet op situaties die zich met name voordoen bij het particulier douane-entrepot.

De houder van de vergunning publiek douane-entrepot type II hoeft niet de houder van de regeling te zijn. De houder van de regeling is de persoon die de douaneaangifte tot plaatsing doet of voor wiens rekening die aangifte wordt gedaan. Bij het publiek douane-entrepot type II berusten bepaalde verantwoordelijkheden en verplichtingen bij de houder van de regeling en niet bij de houder van de vergunning. Om te beoordelen of sprake is van "beheer van een publiek douane-entrepot type II" dienen alleen die aspecten te worden getoetst waarvoor de houder van de vergunning verantwoordelijk is. Zie voor informatie hierover hoofdstuk 2 van dit onderdeel.

In de volgende paragrafen wordt op de bovengenoemde aspecten nader ingegaan.

Naar boven

13.2 Waarborgen bieden voor het goede gebruik van de regeling

Een vergunning voor een bijzondere regeling kan alleen worden verleend als de aanvrager de nodige waarborgen biedt voor het goede gebruik van de regeling.
(artikel 211, lid 3 letter b DWU)

Om bij een douane-entrepot de nodige waarborgen te bieden voor het goede gebruik van de regeling is het nodig dat de aanvrager van de vergunning beschikkingsmacht heeft over de opslaglocatie en/of over de goederen.

Naar boven

13.2.1 Beschikkingsmacht over de opslaglocatie

Een locatie kan worden opgenomen in een vergunning douane-entrepot als de aanvrager van de vergunning de beschikkingsmacht heeft over de locatie waar de goederen liggen opgeslagen. In dit kader wordt met beschikkingsmacht over de opslaglocatie bedoeld dat de aanvrager van de vergunning als eigenaar of als huurder (een deel van) de opslaglocatie fysiek tot zijn beschikking heeft.

Let op!

Als geen sprake is van fysieke beschikkingsmacht over de opslaglocatie, dan kan de locatie alleen worden opgenomen in een vergunning douane-entrepot nadat de persoon die wel de beschikkingsmacht heeft over de opslaglocatie daarvoor expliciet toestemming heeft verleend. Als een locatie van een derde moet worden opgenomen in de vergunning douane-entrepot dan zal de aanvrager van de vergunning daarnaast de beschikkingsmacht over de goederen moeten hebben.

Naar boven

13.2.2 Beschikkingsmacht over de goederen

Bij beschikkingsmacht over de goederen kan onderscheid gemaakt worden tussen:

  • Economische beschikkingsmacht

  • Fysieke beschikkingsmacht

Economische beschikkingsmacht over de goederen

Met economische beschikkingsmacht over de goederen wordt bedoeld de macht om te bepalen wat er met de goederen dient te gebeuren in het economische verkeer. Moeten ze worden opgeslagen, moeten ze aan gebruikelijke behandelingen worden onderworpen, welke volgende douaneregeling moet worden gekozen, wanneer worden ze verkocht?

De economische beschikkingsmacht zal veelal liggen bij de importeur of de eigenaar van de goederen.

Fysieke beschikkingsmacht over de goederen

Met fysieke beschikkingsmacht over de goederen wordt bedoeld het daadwerkelijke fysieke houderschap van de goederen. De fysieke beschikkingsmacht ligt feitelijk bij de persoon die verantwoordelijk is voor de goederen tijdens de opslag. Dit is de persoon die toegang heeft tot de goederen tijdens de opslag, die de goederen binnen de opslaglocatie kan verplaatsen en ze op een bepaalde wijze en op een bepaalde plaats kan opslaan.

De fysieke beschikkingsmacht ligt dus bij de persoon die de goederen daadwerkelijk in opslag heeft.

Om in aanmerking te komen voor een vergunning douane-entrepot, dient de aanvrager minimaal één van beide vormen van beschikkingsmacht over de goederen te hebben. Een persoon die goederen opslaat op een opslaglocatie waarover hij de beschikkingsmacht heeft, voldoet aan het criterium fysieke beschikkingsmacht over de goederen.

Let op!

Als de aanvrager van de vergunning een "fictieve" overeenkomst sluit met degene die de beschikkingsmacht heeft over de opslaglocatie waarin is vermeld dat de aanvrager van de vergunning toegang heeft tot de goederen tijdens de opslag, dan kan de locatie niet worden opgenomen in de vergunning douane-entrepot. De aanvrager van de vergunning heeft in deze situatie geen daadwerkelijke fysieke beschikkingsmacht over de goederen.

Heeft een persoon noch de economische beschikkingsmacht, noch de fysieke beschikkingsmacht over de goederen, dan kan niet worden gesteld dat deze persoon de nodige waarborgen kan bieden voor het goede gebruik van de regeling. De vergunning douane-entrepot kan dan niet aan die persoon worden verleend.

Naar boven

13.3 Administratie

De vergunninghouder moet een passende administratie voeren in een door de Douane goedgekeurde vorm. Aan de hand van de informatie en de gegevens in de administratie moet de Douane in staat zijn toezicht uit te oefenen op de regeling, met name wat de identificatie, de douanestatus en het overbrengen van de onder de regeling geplaatste goederen betreft.
(artikel 214, lid 1 DWU)

Natuurlijk is het mogelijk dat de vergunninghouder de administratie onder zijn beheer laat voeren door een daarin gespecialiseerd bedrijf zoals een administratiekantoor. De administratie die door dit kantoor wordt gevoerd wordt dan aangemerkt als de administratie van de vergunninghouder. De vergunninghouder blijft daarvoor verantwoordelijk.

Naar boven

13.4 Maatregelen om ervoor te zorgen dat goederen niet aan het douanetoezicht worden onttrokken

De vergunninghouder dient maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat de goederen onder de regeling douane-entrepot niet aan het douanetoezicht worden onttrokken.
(artikel 242, lid 1 letter a DWU)

Hierbij kan worden gedacht aan de toegangsbeveiliging en het treffen van maatregelen tegen diefstal.

Naar boven

13.5 Nakomen van verplichtingen die voortvloeien uit de opslag van goederen

De vergunninghouder moet de verplichtingen nakomen die voortvloeien uit de opslag van de goederen die zich onder de regeling douane-entrepot bevinden.
(artikel 242, lid 1 letter b DWU)

Hierbij kan worden gedacht aan de verplichtingen die voortvloeien uit:

  • de overbrenging van onder de regeling douane-entrepot geplaatste goederen;

  • gezamenlijke opslag;

  • de toegestane gebruikelijke behandelingen; of

  • tijdelijke uitslag.

Naar boven

13.6 Voldoen aan bijzondere voorwaarden in de vergunning

De vergunninghouder moet voldoen aan de bijzondere voorwaarden die in de vergunning zijn opgenomen. Hierbij kan worden gedacht aan de wijze van opslag wanneer goederen een gevaar vormen, andere goederen kunnen bederven of om andere redenen bijzondere voorzieningen vereisen.

Naar boven

13.7 Voorbeelden beheer van een douane-entrepot

In de volgende paragrafen wordt een aantal voorbeelden gegeven van mogelijke situaties die zich in praktijk voordoen. In de voorbeelden wordt vooral ingegaan op de vraag of sprake is van beschikkingsmacht over de opslaglocatie en beschikkingsmacht over de goederen. Voor zover relevant voor het voorbeeld zal ook op de andere aspecten worden ingegaan.

Naar boven

13.7.1 Aanvraag vergunning door importeur

De importeur van de goederen vraagt voor een eigen opslaglocatie een vergunning douane-entrepot aan. De importeur heeft in deze situatie zowel de beschikkingsmacht over de opslaglocatie als de fysieke en economische beschikkingsmacht over de goederen. Als de importeur ook aan de andere voorwaarden voldoet, dan kan de vergunning douane-entrepot aan hem worden verleend.

Naar boven
13.7.1.1 Verzoek importeur om uitbreiding vergunning met eigen locatie

Als de importeur al een vergunning douane-entrepot heeft en de vergunning wil uitbreiden met een eigen locatie dan geldt hetzelfde als vermeld in paragraaf 13.7.1 van dit onderdeel.

Naar boven
13.7.1.2 Verzoek importeur om uitbreiding vergunning met locatie van een derde

Het gebeurt regelmatig dat een importeur zijn vergunning douane-entrepot wil uitbreiden met een locatie van een derde, bijvoorbeeld van een logistiek dienstverlener. De importeur heeft in deze situatie niet de beschikkingsmacht over de opslaglocatie. Over goederen die op deze locatie worden opgeslagen heeft de importeur wel de economische beschikkingsmacht, maar niet de fysieke beschikkingsmacht.

Beschikkingsmacht over de opslaglocatie en fysieke beschikkingsmacht over de goederen liggen bij de persoon die de opslaglocatie in beheer heeft (de logistiek dienstverlener). De aanvrager moet minimaal één van de vormen van beschikkingsmacht over de goederen hebben. In deze situatie beschikt de importeur over de economische beschikkingsmacht. Als de importeur ook aan de andere voorwaarden voldoet, dan kan de vergunning douane-entrepot worden uitgebreid met deze locatie.

Let op!

De persoon die de beschikkingsmacht over de opslaglocatie heeft, moet expliciet toestemming verlenen (aan de vergunninghouder douane-entrepot) om deze locatie op te mogen nemen in de vergunning douane-entrepot.

Voordat de vergunning wordt uitgebreid, moet worden beoordeeld of de administratieve organisatie en interne beheersing van de vergunninghouder hiertoe voldoende waarborgen biedt. Daarbij dient extra aandacht besteed te worden aan het volgende:

  • administratie (die een actueel beeld moet geven van de opgeslagen goederen); en

  • maatregelen om ervoor te zorgen dat goederen niet aan het douanetoezicht worden onttrokken.

Administratie

De logistiek dienstverlener zal normaal gesproken een eigen administratie voeren voor alle goederen die hij in opslag heeft. Met betrekking tot de administratie van het douane-entrepot moet duidelijk zijn welke waarborgen er zijn dat deze juist, tijdig en volledig wordt gevoerd. Dit kan bijvoorbeeld doordat de logistiek dienstverlener directe toegang heeft tot de administratie van het douane-entrepot en deze muteert voor in- en uitslagen of door een interface tussen zijn administratie en de administratie van het douane-entrepot. Van geval tot geval zal beoordeeld moeten worden of er voldoende waarborgen zijn.

Maatregelen om ervoor te zorgen dat goederen niet aan het douanetoezicht worden onttrokken

De vergunninghouder dient maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat de goederen onder de regeling douane-entrepot niet aan het douanetoezicht worden onttrokken. Hoe kan hij die maatregelen treffen als de opslaglocatie feitelijk wordt beheerd door een derde?

Als voor de opslaglocatie van de derde zelf al een vergunning douane-entrepot is verleend, dan kan er in veel gevallen van worden uitgegaan dat voor die locatie al voldoende maatregelen aanwezig zijn ter voorkoming dat de goederen aan douanetoezicht worden onttrokken.

Zie voor informatie over meerdere opslagvergunningen voor dezelfde opslaglocatie hoofdstuk 3 van dit onderdeel.

Als voor de opslaglocatie van de derde zelf geen vergunning douane-entrepot is verleend, dan zal op basis van feitelijke omstandigheden (contracten, toegangsbeveiliging, enzovoort) beoordeeld moeten worden of er voldoende maatregelen getroffen zijn en zal aanvullend onderzoek noodzakelijk zijn.

Naar boven

13.7.2 Aanvraag vergunning door logistiek dienstverlener

Een logistiek dienstverlener vraagt voor een eigen opslaglocatie een vergunning douane-entrepot aan waar hij goederen voor derden wil opslaan. De logistiek dienstverlener heeft in deze situatie de beschikkingsmacht over de opslaglocatie en daarmee ook de fysieke beschikkingsmacht over de goederen. De economische beschikkingsmacht over de goederen zal normaal gesproken liggen bij de importeur en/of de eigenaar van de goederen.

De aanvrager van de vergunning moet minimaal één van de vormen van beschikkingsmacht over de goederen hebben om in aanmerking te komen voor een vergunning douane-entrepot. In deze situatie beschikt de logistiek dienstverlener over de fysieke beschikkingsmacht. Als de logistiek dienstverlener ook aan de andere voorwaarden voldoet, dan kan de vergunning douane-entrepot aan hem worden verleend.

Naar boven
13.7.2.1 Verzoek logistiek dienstverlener om uitbreiding vergunning met eigen locatie

Als de logistiek dienstverlener al een vergunning douane-entrepot heeft en de vergunning wil uitbreiden met een eigen locatie dan geldt hetzelfde als vermeld in paragraaf 13.7.2 van dit onderdeel.

Naar boven
13.7.2.2 Verzoek logistiek dienstverlener om uitbreiding vergunning met locatie van een derde

Het gebeurt regelmatig dat een logistiek dienstverlener zijn douane-entrepot wil uitbreiden met een locatie van een derde, bijvoorbeeld een opslaglocatie van een importeur. Dit gebeurt vooral in gevallen dat een importeur wel behoefte heeft aan opslag van niet-Uniegoederen, maar op te kleinschalig niveau om een eigen douane-entrepot aan te vragen.

Ook is denkbaar dat de importeur niet over voldoende douanekennis beschikt en daarom zelf geen aanvraag voor een vergunning douane-entrepot kan of wil doen.

De logistiek dienstverlener heeft in deze situatie niet de beschikkingsmacht over de opslaglocatie. Evenmin heeft hij de economische of fysieke beschikkingsmacht over de goederen. De vergunning van de logistiek dienstverlener kan in dit geval niet worden uitgebreid met deze locatie.

Naar boven

13.7.3 Aanvraag vergunning door een administratiekantoor

Er zijn importeurs en logistiek dienstverleners die een aparte B.V. oprichten met de bedoeling daarin alle douane technische verantwoordelijkheden onder te brengen. Hierdoor worden financiële risico’s bij deze aparte B.V. neergelegd. Meestal heeft een dergelijke B.V. niet meer dan één of twee werknemers. Deze “douane” B.V. vraagt vervolgens de vergunning douane-entrepot aan.

Of aan de “douane” B.V. een vergunning douane-entrepot kan worden verleend, is niet met een algemeen “ja” of “nee” te beantwoorden. Er zal gekeken moeten worden of deze rechtspersoon één van de vormen van beschikkingsmacht over de goederen heeft. Veelal zal de economische beschikkingsmacht over de goederen bij de importeur liggen en de fysieke beschikkingsmacht over de goederen bij de rechtspersoon die de opslaglocatie in beheer heeft. In dergelijke gevallen komt de “douane” B.V. niet in aanmerking voor een vergunning douane-entrepot. Het is echter ook mogelijk dat de “douane” B.V. ook eigenaar van de goederen wordt. In dit geval beschikt de “douane” B.V. mogelijk wel over de economische beschikkingsmacht. Als de “douane” B.V. ook aan de andere voorwaarden voldoet, dan kan aan de “douane” B.V. een vergunning douane-entrepot worden verleend.

Let op!

Ook hier is expliciete toestemming nodig van de persoon die de beschikkingsmacht over de opslaglocatie heeft om deze locatie op te mogen nemen in de vergunning.

Naar boven

13.7.4 Aanvraag vergunning binnen een concern

Het gebeurt regelmatig dat er sprake is van een concern. In het kader van "beheer van een douane-entrepot" worden rechtspersonen geacht deel uit te maken van een concern als zij voor meer dan 50% eigendom zijn van een andere rechtspersoon binnen dat concern (moedermaatschappij). Zeker bij grote logistiek dienstverleners komt het veel voor dat een hele structuur van B.V.’s bestaat. Veel van die B.V.’s zijn werkmaatschappijen die daadwerkelijk de opslaglocatie in beheer hebben, personeel in dienst hebben en goederen onder zich hebben.

Daarnaast is er ook één “douane” B.V. die een vergunning douane-entrepot heeft waarin alle opslaglocaties van de werkmaatschappijen zijn opgenomen. In veel gevallen zijn al deze B.V.’s (inclusief de “douane” B.V.) geheel of gedeeltelijk eigendom van een moedermaatschappij.

Het is in deze situaties niet wenselijk om aan iedere afzonderlijke B.V. een vergunning douane-entrepot te verlenen. Dit zou leiden tot een forse administratieve lastenverzwaring voor bedrijfsleven (en de Douane).

In afwijking van wat eerder in deze bijlage vermeld staat, is het toegestaan om binnen concernverband de vergunning douane-entrepot aan één van de B.V.’s te verlenen terwijl het daadwerkelijke beheer van de opslaglocatie bij één of meer andere B.V.’s ligt.

Wel is het hierbij noodzakelijk dat:

  • de economische of fysieke beschikkingsmacht over de goederen in ieder geval bij de werkmaatschappijen ligt wiens opslaglocaties onder de vergunning douane-entrepot vallen;

  • afdracht van eventuele invoerrechten gewaarborgd is. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan voldoende hoge zekerheid door de vergunninghouder of aan garanties die worden gesteld door de moedermaatschappij. Het is namelijk niet de bedoeling dat deze constructie wordt gebruikt om financiële risico’s uit te sluiten.

Let op!

Ook hier is expliciete toestemming nodig van de persoon die de beschikkingsmacht over de opslaglocatie heeft om deze locatie op te mogen nemen in de vergunning.

Naar boven