Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

15.50.00 Douane-entrepots

6 Uniegoederen

6.1 Opslag Uniegoederen met plaatsing onder de regeling douane-entrepot

Uniegoederen kunnen onder de regeling douane-entrepot worden geplaatst om in aanmerking te komen voor een beschikking tot terugbetaling of kwijtschelding van invoerrechten. (artikel 237, lid 2 DWU)

Wanneer goederen door de importeur zijn geweigerd omdat zij op het tijdstip van de vrijgave voor de regeling in het vrije verkeer brengen gebreken vertoonden of niet in overeenstemming waren met de bepalingen van het contract op grond waarvan zij waren ingevoerd kan in een aantal gevallen terugbetaling of kwijtschelding van de invoerrechten plaatsvinden.

Een van de voorwaarden voor de terugbetaling of kwijtschelding is dat de goederen buiten het douanegebied van de Unie worden gebracht.

De Douane staat echter, op aanvraag van de betrokkene, toe om de goederen, in plaats van ze buiten het douanegebied van de Unie te brengen, te plaatsen onder de regeling douane-entrepot.

(artikel 116, lid 1 letter b DWU en artikel 118 DWU)

De Uniegoederen worden dan niet-Uniegoederen. (artikel 154, letter b DWU)

De vergunninghouder moet in zijn administratie de douanestatus van de goederen vermelden. (artikel 178, lid 1 letter f GVo.DWU)

Zie voor informatie over terugbetaling of kwijtschelding van invoerrechten in deze gevallen hoofdstuk 4 van onderdeel 31.00.00 van dit Handboek.

Voorbeeld

Een importeur heeft onderdelen in het vrije verkeer gebracht en een onderdeel blijkt defect te zijn. Dit defect was al aanwezig op het tijdstip van vrijgave. De importeur doet een verzoek om terugbetaling en plaats het defecte onderdeel onder de regeling douane-entrepot. Direct op het tijdstip dat het defecte onderdeel onder de regeling douane-entrepot wordt geplaatst, krijgt het onderdeel de niet-Unie status.

Naar boven

6.2 Opslag Uniegoederen zonder plaatsing onder de regeling douane-entrepot

6.2.1 Algemeen

Bij een economische behoefte en op voorwaarde dat het douanetoezicht niet wordt gehinderd, kan de Douane toestemming verlenen voor opslag van Uniegoederen in een douane-entrepot. Dit maakt het mogelijk dat de ruimte van het douane-entrepot optimaal kan worden benut.

De goederen worden geacht zich niet onder de regeling douane-entrepot te bevinden. De goederen behouden dus de douanestatus van Uniegoederen. (artikel 237, lid 3 DWU)

De vergunninghouder moet in zijn administratie de douanestatus van de goederen vermelden. (artikel 178, lid 1 letter f GVo.DWU)

Voor opslag van Uniegoederen is vooraf toestemming van de Douane vereist.

In de aanvraag van een vergunning douane-entrepot moet worden vermeld of het voornemen bestaat Uniegoederen in een douane-entrepot op te slaan en hoe het onderscheid wordt gemaakt tussen Uniegoederen en niet-Uniegoederen. Een verzoek voor opslag van Uniegoederen kan ook in een later stadium bij de Douane worden ingediend, als de vergunning douane-entrepot is verleend. (gegevenselement 8/11 bijlage A GVo.DWU)

De volgende Uniegoederen mogen zich ook in de ruimte van het douane-entrepot bevinden:

  • Uniegoederen die tot de uitrusting van het douane-entrepot behoren, zoals een stelling, kast, heftruck of weegschaal.

  • Uniegoederen die dienen voor onderhoud of reparatie van het douane-entrepot of de uitrusting daarvan, zoals gereedschap of verf.

  • Uniegoederen die zullen worden gebruikt bij de behandeling van de opgeslagen goederen, zoals dozen, zakken, of schoonmaakmiddelen.

Hiervoor hoeft geen specifieke toestemming te worden verleend.

Aan accijns onderworpen Uniegoederen kunnen slechts in de ruimte van een douane-entrepot worden opgeslagen voor zover de Wet op de accijns in deze opslag voorziet en onder de bij of krachtens de Wet op de accijns gestelde voorwaarden en beperkingen. Zie voor informatie over de opslag van accijnsgoederen in de ruimte van een douane-entrepot onderdeel 30.90.00 van het Handboek Accijns. (artikel 4:6 Adr)

Naar boven

6.2.2 Uniegoederen zijn eenvoudig te identificeren

Zijn de Uniegoederen en de niet-Uniegoederen op elk moment door de Douane direct of op eenvoudige wijze te identificeren, dan hoeven voor de opslag geen bijzondere voorzieningen te worden getroffen.

Voorbeeld

De opslag van tuinstoelen (niet-Uniegoederen) samen met parasols (Uniegoederen) of de opslag van computers (niet-Uniegoederen) samen met televisies (Uniegoederen).

Naar boven

6.2.3 Uniegoederen zijn niet of niet eenvoudig te identificeren (gezamenlijke opslag)

Ook kan worden toegestaan dat Uniegoederen en niet-Uniegoederen gezamenlijk worden opgeslagen in één ruimte, tank of silo, terwijl het onmogelijk is of slechts tegen buitensporige kosten mogelijk zou zijn om te allen tijde elk soort goederen te identificeren.

Gezamenlijke opslag is alleen toegestaan als de opgeslagen goederen:

  • onder dezelfde achtcijfercode van de gecombineerde nomenclatuur zijn ingedeeld;

  • dezelfde handelskwaliteit; en

  • dezelfde technische kenmerken hebben.

In de boekhouding moet onderscheid worden gemaakt naar het soort goederen, de douanestatus en, indien van toepassing, de oorsprong van de goederen. (artikel 177, lid 1 en lid 2 GVo.DWU)

Let op!

Als niet-Uniegoederen op het tijdstip van plaatsing onder de regeling douane-entrepot zouden zijn onderworpen aan een voorlopig of definitief antidumpingrecht, een compenserend recht, een vrijwaringmaatregel of een aanvullend recht dat voortvloeit uit een schorsing van concessies indien zij werden aangegeven voor het vrije verkeer, dan is gezamenlijke opslag met Uniegoederen niet toegestaan. De niet-Uniegoederen worden dan geacht niet dezelfde handelskwaliteit te hebben als de Uniegoederen.

De reden waarom een gedumpt goed niet dezelfde handelskwaliteit heeft als een Uniegoed is vanwege het feit dat sprake is van dumping als een bedrijf een bepaald goed of product van een derde land naar het douanegebied van de Unie exporteert tegen prijzen die lager zijn dan de normale waarde van dat goed of product op zijn eigen thuismarkt (de prijs op de thuismarkt of de productiekosten van dat goed). Door deze kunstmatig lagere prijs hebben gedumpte goederen een andere handelskwaliteit dan niet gedumpte goederen. Deze uitleg geldt mutatis mutandis voor een compenserend recht, een vrijwaringmaatregel of een aanvullend recht dat voortvloeit uit een schorsing van concessies.

(artikel 177, lid 3 GVo.DWU) Deze goederen hebben wel dezelfde handelskwaliteit nadat zij zijn aangegeven voor het vrije verkeer en het voorlopig of definitief antidumpingrecht, (…) enzovoort is betaald. (artikel 177, lid 4 GVo.DWU) Als al sprake is van gezamenlijke opslag op het tijdstip dat één van deze maatregelen wordt ingesteld, dan mag die gezamenlijke opslag blijven voortbestaan. Deze goederen kunnen namelijk niet meer van elkaar onderscheiden worden.

Bulkgoederen

Bulkgoederen, massagoederen of stortgoederen zijn goederen die niet per stuk worden verpakt en geladen zoals containers, pallets of dozen maar los in het ruim van een schip, of in een vrachtwagen of wagon worden gestort. Bulkgoederen (bijvoorbeeld aardolie en aardolieproducten, koffiebonen, cacaobonen en graan) worden veelal opgeslagen in een tank of een silo die zijn goedgekeurd als douane-entrepot.

Als Uniegoederen en niet-Uniegoederen in dezelfde tank of silo worden opgeslagen, gaat de douanestatus van elke afzonderlijke druppel of korrel verloren. Aan de hand van de administratie moet kunnen worden vastgesteld welke hoeveelheid goederen de Unie status en welke hoeveelheid goederen de niet-Unie status hebben.

Let op!

Als een partij Uniegoederen ligt opgeslagen in tank 1 en een partij niet-Uniegoederen in tank 2, dan kan nooit sprake zijn van gezamenlijke opslag. De douanestatus kan namelijk voor iedere partij afzonderlijk worden vastgesteld.

Aardolie en aardolieproducten

Vanwege de grote verscheidenheid van aardolie en aardolieproducten gelden voor gezamenlijke opslag van deze goederen nadere voorwaarden.

Voor gezamenlijke opslag van aardolie en aardolieproducten kunnen in principe als gelijkwaardig worden beschouwd de olie en aardolieproducten die onder dezelfde Taric-code (10 cijfers) zijn in te delen. De cijfers 9 en 10 zijn heel belangrijk aangezien de aanwezigheid van biobrandstoffen, het gehalte aan zwavel en de herkomst van de brandstof hiermee gespecificeerd kunnen zijn.

Let op!

Ook bij olie en aardolieproducten die onder dezelfde Taric-code (10 cijfers) zijn in te delen, kan nog steeds sprake zijn van verschil in handelskwaliteit of technische kenmerken. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit (significante) prijsverschillen tussen verschillende partijen. In deze gevallen is niet aan de voorwaarden voor gezamenlijke opslag voldaan.

Let op!

Voor de producten “smeeroliën en andere oliën” van GN-code 2710.1999 en “andere oliën” van GN-code 2710.2090 geldt dat iedere partij als aparte soort moet worden aangemerkt.

Let op!

De gecombineerde nomenclatuur maakt op 8 cijfer niveau geen onderscheid tussen lichte olie zonder en lichte olie met biobrandstof. De handelskwaliteit en de technische kenmerken zijn echter niet gelijk, waardoor gezamenlijke opslag niet mogelijk is. Als sprake is van onbedoelde vermenging door contaminatie, omdat er nog lichte olie met biobrandstof in de leiding zit, dan wordt geacht wel aan de voorwaarden voor gezamenlijke opslag te zijn voldaan. Dit is alleen toegestaan als de contaminatie maximaal 0,5% bedraagt van de gehele hoeveelheid lichte olie die zich in de tank bevindt. Lichte olie die door de hiervoor genoemde contaminatie minder dan 0,5% biobrandstof bevat, kan dan nog steeds worden aangemerkt als lichte olie die geen biobrandstof bevat.

Naar boven

6.2.4 Toerekening douanestatus bij gezamenlijke opslag

Uitslag

Aan de hand van de administratie moet kunnen worden vastgesteld met welke douanestatus een hoeveelheid goederen wordt uitgeslagen. De vergunninghouder is vrij in de keuze van de douanestatus die hij aan een bepaalde hoeveelheid gezamenlijk opgeslagen goederen toerekent. Deze hoeveelheid kan echter niet groter zijn dan de hoeveelheid goederen die zich met deze douanestatus in het douane-entrepot bevindt.

Voorbeeld

In een tank is opgeslagen 10.000 liter niet-Unie zwavelzuur en 5.000 liter Unie zwavelzuur. Bij de uitslag uit de tank kan dan voor maximaal 5.000 liter zwavelzuur aanspraak worden gemaakt op de Unie status.

Onttrekking van goederen aan douanetoezicht (vermis)

Bij een vermis van niet-Uniegoederen ontstaat er een douaneschuld door de onttrekking van de goederen aan douanetoezicht. (artikel 79, lid 1 letter a DWU)

De toerekening van de douanestatus vindt bij een vermis van gezamenlijk opgeslagen goederen verhoudingsgewijs plaats.

Voorbeeld

In een tank is opgeslagen 10.000 liter niet-Unie zwavelzuur en 5.000 liter Unie zwavelzuur. Er is een vermis van 3.000 liter zwavelzuur. Van deze 3.000 liter wordt 2.000 liter als niet-Uniegoederen aangemerkt en 1.000 liter als Uniegoederen. Er is een douaneschuld ontstaan voor 2.000 liter.

Zie voor meer informatie over verschillen tijdens de opslag hoofdstuk 9 van dit onderdeel.

Naar boven