Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

7.00.00 Niet-preferentiële oorsprong

2 Niet-preferentiële oorsprongsregels

2.1 Algemeen

In de volgende tabel is aangegeven in welke situaties de niet-preferentiële oorsprong van de goederen een rol speelt.

Situatie

Toelichting

Het toepassen van het douanetarief van de Europese Unie

Voorbeelden hiervan zijn door de Europese Unie ingestelde:

schorsingsmaatregelen;

antidumpingmaatregelen;

antisubsidiemaatregelen;

landbouwmaatregelen.

Hieronder vallen niet de preferentiële tariefmaatregelen die bilateraal (bij vrijhandelsovereenkomst) of autonoom (eenzijdig door de Europese Unie) zijn vastgesteld.

Het toepassen van andere maatregelen dan tariefmaatregelen die in het kader van het goederenverkeer bij specifieke Unie bepalingen zijn vastgesteld

Hieronder vallen bijvoorbeeld:

specifieke maatregelen van de Europese Unie op het gebied van het toezicht en vrijwaring;

maatregelen van de Europese Unie in het kader van de handelsstatistieken;

kwantitatieve beperkingen ingesteld door de Europese Unie;

andere in- of uitvoerverboden ingesteld door de Europese Unie.

Andere Uniemaatregelen met betrekking tot de oorsprong van goederen

Een voorbeeld hiervan zijn door de Europese Unie ingestelde maatregelen waarbij het verplicht is de oorsprong bij invoer aan te tonen door middel van een certificaat van oorsprong (CvO).

(artikel 59 DWU)

Hierna komen de volgende onderwerpen aan de orde:

  • hoofdlijnen niet-preferentiële oorsprongsregels (paragraaf 2.1.1);

  • uitwerking artikel 60, lid 2 DWU (paragraaf 2.1.2);

  • niet economische verantwoorde be- of verwerkingen (paragraaf 2.1.3);

  • minimale bewerkingen (paragraaf 2.1.4);

  • oorsprong accessoires, reserveonderdelen en gereedschappen (paragraaf 2.1.5);

  • neutrale elementen en verpakking (paragraaf 2.1.6);

Naar boven

2.1.1 Hoofdlijnen niet-preferentiële oorsprongsregels

In artikel 60 tot en met 63 DWU en artikel 31 tot en met 36 GVo. DWU wordt nader ingegaan op de toepassing van de niet-preferentiële oorsprongsregels. De hoofdlijnen van de niet-preferentiële oorsprongsregels zijn de volgende:

Goederen zijn van niet-preferentiële oorsprong:

  • indien zij in een land of gebied "geheel en al zijn verkregen" of - (indien dit niet het geval is en gebruik is gemaakt van materialen uit een of meer andere landen)

  • in het land van vervaardiging een toereikende (laatste ingrijpende) be- of verwerking heeft plaatsgevonden.

Geheel en al verkregen

Onder geheel en al verkregen goederen wordt volgens artikel 31 GVo. DWU het volgende verstaan:

  1. in een land gewonnen minerale producten;

  2. Uitsluitend in één land gekweekte en geoogste producten van het plantenrijk;

  3. in een land geboren en gehouden levende dieren;

  4. producten die afkomstig zijn van in een land gehouden levende dieren;

  5. voortbrengselen van de in een land bedreven jacht en visserij;

  6. producten van de zeevisserij en andere producten gewonnen door in dat land of gebied geregistreerde schepen die de vlag voeren van dat land of gebied uit de zee buiten de territoriale wateren van enig land;

  7. goederen die aan boord van fabrieksschepen zijn verkregen of vervaardigd uit de producten van zeevisserij (zie 6) mits deze schepen in dat land of gebied zijn geregistreerd en de vlag van dat land of dat gebied voeren;

  8. producten gewonnen van en uit de zeebodem, buiten de territoriale zee (dit geldt alleen als het land of gebied, met het oog op exploitatie, exclusieve rechten over deze zeebodem of de ondergrond ervan uitoefent);

  9. Resten en afval afkomstig van fabrieksbewerkingen en van artikelen die niet meer in gebruik zijn, als zij in dat land of gebied zijn verzameld en slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen;

  10. goederen die in een land of gebied uitsluitend zijn vervaardigd uit de onder 1. tot en met 9.. bedoelde producten.

Let op!

Voor de toepassing van deze bepalingen worden onder het begrip land of gebied ook de territoriale wateren en de binnenwateren van het betreffende land of gebied begrepen.

Niet geheel en al verkregen

Voor goederen die niet geheel en al verkregen zijn verkregen gelden de volgende criteria om een product als van oorsprong te kunnen aanmerken (artikel 60, lid 2 DWU):

  • Als twee of meer landen bij de vervaardiging van een product betrokken zijn, is het product van oorsprong uit het land waar de laatste ingrijpende be- of verwerking heeft plaatsgevonden;

  • De be- of verwerking moet een economisch verantwoorde be- of verwerking zijn die heeft plaats gevonden in een onderneming die daarvoor is ingericht;

  • De bewerking moet tot een geheel nieuw product hebben geleid, of een belangrijk fabricagestadium vertegenwoordigen.

Of aan deze criteria is voldaan moet van geval tot geval worden beoordeeld.

In het Brother-arrest (Zaak 26/88, Brother International GmbH, jurispr. 1989) heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie bepaald dat de toetsing van het criterium ingrijpende bewerking in eerste instantie een kwalitatieve analyse van het technische proces moet zijn. Hier uit volgt bijvoorbeeld dat wanneer een bewerking 10% waarde toevoegt aan een eindproduct, dit niet zonder meer als niet-ingrijpend kan worden beschouwd. Pas wanneer de bewerking inhoudelijk, bijvoorbeeld qua gecompliceerdheid, niet direct als ingrijpend kan worden aangemerkt mogen andere criteria, zoals de toegevoegde waarde of de samenstelling van het product (de residuele dominantieregel) een rol gaan spelen bij het bepalen van de oorsprong van een product.

In het Heko-arrest (Zaak C-260/08, Heko Industrieerzeugnisse GmbH, jurispr. 2009) heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat bij de beoordeling of een ingrijpende verwerkingen of bewerkingen heeft plaatsgevonden, niet alleen de be- of verwerkingen in aanmerking moeten worden genomen die ertoe leiden dat het be- of verwerkte product in een andere post van de gecombineerde nomenclatuur wordt ingedeeld, maar ook of de be- of verwerkingen die - zonder verandering van de tariefpost - ertoe hebben geleid dat het voortgebrachte product eigenschappen heeft en een specifieke samenstelling vertoont die het vóór genoemde be- of verwerking niet bezat.

In het Hoesch-Arrest (Zaak C-373/08, Hoesch Metals and Alloys GmbH, jurispr. 2010) heeft het Hof van Justitie bepaald dat bij de beoordeling of sprake is van een ingrijpende be- of verwerking waardoor het product de oorsprong verkrijgt, geen sprake is ingeval van het scheiden, kleinmaken en reinigen van blokken (silicium) en het daaropvolgende zeven, sorteren en verpakken van de door het kleinmaken verkregen (silicium)korrels.

Naar boven

2.1.2 Uitwerking artikel 60, lid 2 DWU

De definitie waaronder goederen bij de vervaardiging waarvan meer dan één land of gebied betrokken is als van oorsprong zijn aan te merken, is in artikel 32 GVo. DWU voor een beperkt aantal producten verder uitgewerkt in de bijlage 22-01 GVo. DWU. Deze subparagraaf behandelt de goederen en de oorsprongsregels die in deze bijlage zijn opgenomen.

Primaire regels

Voor de goederen die in bijlage 22-01 GVo. DWU zijn opgenomen, zijn onder vermelding van de GS post waaronder de goederen zijn ingedeeld, de oorsprongsregels opgenomen (de primaire regels) waaraan moeten worden voldaan om het product als van oorsprong te kunnen aanmerken. Deze oorsprongsregels verschillen per product waarbij o.a. sprake kan zijn van:

  • een waarde criterium waarbij niet meer dan een bepaald percentage van de prijs af fabriek aan derde landen materiaal mag worden gebruikt: (bijvoorbeeld niet meer dan 50% van de prijs af fabriek van het product aan derde landen materiaal);

  • een specifieke productie methode: (bijvoorbeeld vervaardigen uit garen);

  • VH: het veranderen van het hoofdstuk van het geharmoniseerd systeem (product vervaardigd uit derde landen materiaal van een ander hoofdstuk);

  • VP: het veranderen van de GS post naar een ander GS post (viercijfer niveau);

  • VOV: het veranderen van de postonderverdeling naar een andere postonderverdeling (zescijfer niveau) of GS post;

  • VSP: het veranderen van de betreffende subpost naar elke andere subpost;

  • VSO: het veranderen van een subpost onderverdeling naar elke andere ander subpost onderverdeling of van elke andere onderverdeling of post.

Residuele regels

Indien niet is voldaan aan de primaire oorsprongsregel geven de residuele regels op de hoofdstukken en de aantekeningen aan op welke wijze de oorsprong van een product kan worden bepaald.

Toepassen bijlage 22-01 GVo. DWU

Bij het raadplegen en toepassen van bijlage 22-01 GVo. DWU moet u rekening houden met de inleidende verklarende aantekeningen.
In deze bijlagen worden onder andere de volgende begrippen gedefinieerd:

Begrip

Betekenis

Vervaardiging, productie en bewerking

Hieronder wordt verstaan: iedere be- of verwerking die goederen die niet van oorsprong zijn uit het land van vervaardiging, ondergaan inclusief de assemblage van deze goederen;

Product

Het product dat wordt vervaardigd (gekweekt, geteeld, geplukt, verbouwd, gefokt, ontgonnen, gewonnen, geoogst, verzameld of gevangen (vis, schaal- en schelpdieren) en producten van de jacht;

Prijs af fabriek

Hieronder wordt verstaan: de prijs die is betaald of moet worden betaald voor het eindproduct gereed voor aflevering in de bedrijfsruimte waar de laatste be-of verwerking heeft plaatsgevonden inclusief alle productiekosten en andere kosten en winst verminderd met alle binnenlandse belastingen die zijn of kunnen worden terugbetaald als dit product wordt (weder)uitgevoerd

Naar boven

2.1.3 Niet economische verantwoorde be- of verwerkingen

Uit artikel 33 GVo. DWU volgt dat be- of verwerkingen die in een ander land of gebied plaatsvinden met als doel de toepassing van door de Europese Unie ingestelde maatregelen bij invoer te ontgaan, worden aangemerkt als ‘niet’-economisch verantwoorde be- of verwerkingen. (zgn. ‘gelegenheidsbewerkingen’).

Wanneer het product is opgenomen in bijlage 22-01 wordt de oorsprong van het aldus verkregen product in voorkomend geval vastgesteld op basis van de residuele regels.

Wanneer het product niet is opgenomen in bijlage 22-01, is de vaststelling van de oorsprong van het aldus verkregen product in voorkomend geval afhankelijk van het soort (eind)product. Voor eindproducten uit de hoofdstukken 30 en 41 tot en met 97 van het GS wordt de oorsprong dan vastgesteld op basis van de waarde van het grootste deel van de materialen dat bij het vervaardigen van het product is gebruikt. Voor eindproducten uit de hoofdstukken 1 tot en met 29 en 31 tot en met 40 van het GS wordt de oorsprong vastgesteld op basis van het gewicht van die materialen.

Naar boven

2.1.4 Minimale bewerkingen

In artikel 34 GVo. DWU worden een aantal handelingen opgesomd die worden gekwalificeerd als niet ingrijpende economisch verantwoorde be- of verwerkingen. Deze handelingen verlenen dus nooit de oorsprong:

  1. handelingen die dienen om producten tijdens het vervoer en of de opslag in goede staat te bewaren (luchten, uitleggen, drogen, verwijderen van beschadigde delen en soortgelijke handelingen) of handelingen die de verzending of het vervoer faciliteren;

  2. eenvoudige behandelingen die bestaan uit het stofvrij maken, zeven, sorteren, rangschikken, samenvoegen, wassen, snijden;

  3. veranderen van verpakking, splitsen en samenvoeging van colli, eenvoudig plaatsen in flessen, flacons, blikken, zakken, kratten of dozen, bevestigen op kaarten of platen en alle andere eenvoudige handelingen in verband met de opmaak van het product;

  4. opmaken van goederen in stellen of assortimenten of voor de verkoop aanbieden;

  5. aanbrengen van merken en logo’s, etiketten of andere gelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op de verpakking;

  6. eenvoudig samenvoegen van delen van producten tot een product;

  7. demontage of gebruiksverandering;

  8. een combinatie van twee of mee van de onder 1. tot en met 7. genoemde handelingen.

Wanneer de laatste be- of verwerking een minimale bewerking betreft, wordt voor het vaststellen van de oorsprong van goederen dezelfde methode toegepast zoals die is beschreven onder paragraaf 2.1.3. Dit betekent dat voor goederen die onder bijlage 22-01 vallen de residuele regels gelden, en dat voor goederen die niet onder bijlage 22-01 vallen de oorsprong wordt bepaald naargelang de waarde dan wel het gewicht van het grootste gedeelte van de materialen, afhankelijk van het soort product.

Naar boven

2.1.5 Oorsprong accessoires, reserveonderdelen en gereedschappen

Artikel 35 behandelt de niet-preferentiële oorsprong van accessoires, gereedschappen en van al dan niet "essentiële" reserveonderdelen van producten (materieel, machines, apparaten en voertuigen) die worden ingedeeld onder de afdelingen XVI, XVII en XVIII van de gecombineerde nomenclatuur en die deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan.

De accessoires, reserveonderdelen en gereedschappen die samen met het product worden ingevoerd, worden geacht dezelfde oorsprong te hebben als het ingevoerde product.
(artikel 35, lid 1 GVo. DWU)

Essentiële vervangingsonderdelen die bestemd zijn voor een product van de afdelingen XVI, XVII en XV van de gecombineerde nomenclatuur en die al eerder in het vrije verkeer zijn gebracht, worden geacht dezelfde oorsprong te hebben als het reeds geïmporteerde product indien het inbouwen van de essentiële vervangingsonderdelen tijdens de productiefase van het product de oorsprong ervan niet zou hebben gewijzigd. Daarbij geldt nog als voorwaarde dat als die essentiële vervangingsonderdelen al direct bij de vervaardiging van het betreffende materieel zouden zijn gebruikt, dit geen beletsel zou zijn geweest voor het verlenen van de oorsprong aan het reeds ingevoerde eindproduct (artikel 35, lid 2 GVo. DWU).

Naar boven

2.1.6 Neutrale elementen en verpakking

Bij het bepalen van de niet-preferentiële oorsprong van een product wordt volgens artikel 36 GVo. DWU geen rekening gehouden met de volgende elementen:

  • energie en brandstof die bij vervaardiging van een product zijn gebruikt;

  • Benodigde fabrieksuitrusting om een product te vervaardigen;

  • machines en werktuigen die zijn gebruikt om het product te vervaardigen;

  • materialen die in de uiteindelijke samenstelling niet voorkomen en waarvan het ook niet de bedoeling was dat zij daarin zouden voorkomen;

  • verpakkingsmiddelen die voor de vaststelling van de indeling in het tarief worden aangemerkt als deel van het product volgens indelingsregel 5 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur (gebruikelijke verpakkingen).