Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

10.00.00 Binnenbrengen via zee

5 Bijzondere wijzen van binnenkomst en binnenkomst van bijzondere schepen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op een aantal bijzonderheden en bijzondere situaties die zich kunnen voordoen bij binnenkomst in de Unie.

Schepen die op grond van 2:3 Algemene douaneregeling in aanmerking komen voor een vrijstelling van het verrichten van formaliteiten genoemd in de artikelen 2:0, 2:1 en 2:2a van de Algemene douaneregeling, hoeven geen vooraanmelding (‘NOA bericht’ - Notification of Arrival - NA, IMO/FAL 1, hierin zit verwerkt de ETA, Estimated Time of Arrival) te doen en hoeven niet langs aangewezen vaarwaters naar opgenomen douanekantoren te varen. Ze moeten wel een kennisgeving van aankomst doen. Zie paragraaf ‘4.1 Aanbrengen’ van dit onderdeel.
(artikel 133 lid 1 DWU)

Schepen die op grond van artikel 2:3 van de Algemene douaneregeling niet vallen onder de vrijstelling van het verrichten van formaliteiten genoemd in de artikelen 2:0, 2:1 en 2:2a van de Algemene douaneregeling moeten wel een vooraanmelding doen, moeten ook langs aangewezen vaarwaters naar opgenomen douanekantoren varen en een kennisgeving van aankomst doen.
(artikel 133 lid 1 DWU)

Naar boven

5.1 Strandgoederen en opgeviste/geredde goederen

5.1.1 Aan de kust opgeviste/geredde goederen

De binnenkomst van goederen vanuit zee, anders dan met schepen, de zogenaamde aangespoelde, gestrande goederen, opgeviste of geredde goederen, is een bijzondere wijze van binnenkomst. De burgemeester is aangewezen als strandvonder en verplicht de formaliteiten bij binnenkomst te vervullen. Degene die goederen uit zee heeft opgevist of gered (de opvisser) of die aan de kust gestrande goederen heeft geborgen doet dit namens de strandvonder. Komt er een schip binnen die op zee goederen heeft opgevist/gered dan moet bij binnenkomst hiervoor de normale procedure toegepast worden.
(artikel 2:4 Algemene douaneregeling en artikel 2 Wet op de strandvonderij)

Dit heeft betrekking op goederen die aan de kust, dat wil zeggen, het "vaste zeestrand" (van de Noordzee), en de genoemde wateren, stranden en oevers in artikel 21 Wet op de strandvonderij zijn geborgen. In dit verband vallen onder het begrip "kust" niet alleen de zee en het zeestrand, maar ook de volgende wateren en hun stranden en oevers (dat wil zeggen ook aan of op de buitengronden):

  • de Dollard, de Eems, het Lauwersmeer, de Waddenzee en het IJsselmeer in hun geheel;

  • de Doorgraving, het Scheur, de Westgeul, de Oude en Nieuwe Maas en de Dordtse Kil, het Malle Gat en de Krabbegeul in hun geheel;

  • de overige Zuidhollandse en Zeeuwse stromen, begrensd in het noorden door de noordelijke oevers van het Haringvliet, het Vuile Gat en het Hollands Diep tot de spoorbrug bij Moerdijk en in het oosten door het vasteland van Noord-brabant van genoemde spoorbrug tot de Nederlands-Belgische grens in de Schelde en door het vasteland van Zeeuws-Vlaanderen.

Onder de hiervoor bedoelde wateren zijn ook begrepen de daaraan gelegen havens, althans voor zover deze daarmee in vrije verbinding staan.

(Artikel 2 Uitvoeringsbesluit wet strandvonderij)

De formaliteiten en verplichtingen met betrekking tot opgeviste, geredde, aangespoelde of gestrande goederen bestaat hierin dat:

  • de strandvonder of iemand anders namens hem een melding (vormvrij) moet doen aan de Douane;

  • bedoelde goederen zonder toestemming van de Douane niet verder landinwaarts mogen worden vervoerd dan tot de eerste plaats waar zij voor het zeewater veilig zijn.

In alle aan zee grenzende gemeenten wordt het beheer van deze goederen uitgeoefend door een strandvonder. De strandvonder kan zich laten vertegenwoordigen door zijn plaatsvervanger (de loco burgemeester) of door een hulpstrandvonder. De strandvonder oefent een voortdurend toezicht uit op de zeestranden onder zijn ambtsgebied. Hij is het aanspreekpunt ter plaatse voor de Douane en is de spil in het verzamelen en veiligstellen van de goederen.
(artikel 2 en 3 Wet op de strandvonderij)

Na ontvangst van de kennisgeving legt de Douane de volgende gegevens in een zaakdossier vast:

  • de soort van de goederen;

  • de hoeveelheid van de goederen;

  • de soort(en), merken en nummers van de verpakkingsmiddelen.

De goederen worden na bedoelde kennisgeving, als binnengebrachte goederen in de zin van artikel 134, lid 1 DWU, aangemerkt en moeten vervolgens worden overgebracht naar een aangewezen of goedgekeurde plaats. De plaats van opslag van de goederen is afhankelijk van de aard van de goederen. De strandvonder houdt in een register (dossier) de gegevens hiervan bij. Dit register wordt door de Douane gecontroleerd op juistheid en volledigheid.

(artikel 135, 137 en 139 DWU)

Vervolgens moeten de goederen binnen 90 dagen onder een douaneregeling worden geplaatst of worden wederuitgevoerd.
(artikel 144, 149 DWU en artikel 1:1 Algemene douanewet en artikel 8 Wet op de strandvonderij)

Naar boven

5.1.2 Niet aan de kust opgeviste/geredde goederen

Om vaargeulen en ankerplaatsen bevaarbaar te houden moeten uit veiligheidsoverwegingen verloren goederen zoals ankers, e.d. regelmatig worden verwijderd.

Komt een vaartuig met deze goederen van buiten de territoriale wateren, dan betekent dit dat er een summiere aangifte bij binnenbrengen (in het Engels Entry Summary Declaration - ENS), een ‘vooraanmelding, waaronder ETA (Estimated Time of Arrival), een scheepsvoorradenaangifte (IMO/FAL 3, Ship’s Stores Declaration, ‘STO bericht’ - declaration of ship’s stores onboard at arrival), een verklaring over de bezittingen van de bemanning (IMO/FAL 4, ook wel de Personal Effects List (PEL) genoemd) en een aangifte tot tijdelijke opslag (ATO) moeten worden ingediend.

Komt een vaartuig met deze goederen van binnen de territoriale wateren, dan worden de goederen door nationale wetgeving aangemerkt als goederen die het douanegebied van de Unie zijn binnengekomen. Deze bepaling is van kracht omdat het feitelijke binnenbrengen van goederen in het douanegebied van de Unie bij zeevervoer, doorgaans plaatsvindt buiten de directe waarneming van de Douane.

De nationale bepaling dat deze goederen worden aangemerkt als goederen die het douanegebied van de Unie zijn binnengebracht betekent in feite een omkering van de bewijslast, die door de aard van de situatie alleszins gerechtvaardigd is. Hoofdregel is dat bij het aantreffen van een vaartuig vol goederen binnen het douanegebied alle goederen de Uniestatus hebben tenzij de Douane het tegendeel aantoont. Deze hoofdregel geldt niet voor goederen die zijn binnengekomen in het douanegebied van de Unie. Deze goederen worden aangemerkt als niet-Uniegoederen. Dit zal echter door de Douane moeten worden aangetoond. Dit "gat" wordt vervolgens gedicht door de omkering van de bewijslast.
(artikel 2:2 Algemene douanewet)

Kan de gezagvoerder of zijn vertegenwoordiger na binnenkomst aantonen dat het vaartuig en de opgeviste/geredde goederen niet het douanegebied van de Unie zijn binnengekomen (ze zijn opgevist/gered binnen territoriale wateren), dan hoeven formaliteiten m.b.t. het binnenbrengen niet te worden vervuld. Omdat het geen binnenbrengen is, betekent dit:
-Geen summiere aangifte bij binnenbrengen (in het Engels Entry Summary Declaration - ENS);
-Geen vooraanmelding, waaronder ETA (Estimated Time of Arrival);
-Geen kennisgeving van aankomst, waaronder ATA (Actual Time of Arrival)
-Geen ATO (aangifte tot tijdelijke opslag).
Stel: Het vaartuig heeft ook een voorraad proviandgoederen aan boord:
-Geen IMO/FAL 3 (Ship’s Stores Declaration, de scheepsvoorradenaangifte, ‘STO bericht’ - declaration of ship’s stores onboard at arrival) Let op: Denk aan accijnsbelang.

Voor opgeviste/geredde goederen van binnen de territoriale wateren geldt het vermoeden van de douanestatus van Uniegoederen, tenzij wordt vastgesteld dat zij geen Uniegoederen zijn. (artikel 153, lid 1 DWU)

Bij wrakkensloop, zowel bedrijfsmatig als door particulieren, gelden dezelfde formaliteiten als hiervoor beschreven. De inspecteur van het douaneregiokantoor kan binnen de formele kaders maatwerkafspraken maken.

Voorbeeld van een maatwerkafspraak: Er zijn op zee van wrakken goederen verwijderd. Op moment van binnenkomst is niet exact bekend wat de soort en hoeveelheid van de opgeviste goederen is. Er moet op dit moment een mededeling van binnenkomst worden gedaan aan de Douane van het douaneregiokantoor. De summiere aangifte bij binnenbrengen (in het Engels Entry Summary Declaration - ENS) en de aangifte tot tijdelijke opslag (ATO) kunnen op een later te bepalen moment worden ingediend bij de Douane (DMF). Dit moet wel voordat de goederen onder een opvolgende douaneregeling worden geplaatst.

Naar boven

5.2 Doorvaarders

Onder een binnenkomende doorvaarder wordt verstaan:
a. een uit zee binnenkomend schip (veelal een coaster) met niet-Uniegoederen bestemd voor een haven in het achterland (bijv. Nijmegen of Duitsland);
b. een uit zee binnengekomen schip met niet-Uniegoederen dat in de haven van binnenkomst (Bijlage III van de Algemene douaneregeling) alle formaliteiten bij binnenkomst heeft vervuld en daar een gedeelte van de niet-Uniegoederen heeft gelost en met de resterende niet-Uniegoederen doorvaart naar een haven in het achterland.
Nadere opmerking: Schepen die in de haven van binnenkomst lossen (ook gedeeltelijk) of op andere wijze gemeenschap hebben met de wal, zijn in principe geen doorvaarders tenzij (een deel van) de lading wordt gelost of moet worden gelost voor een controle in het kader van safety & security (S&S).

Veterinaire en fytosanitaire producten zijn uitgesloten.
De doorvaardersprocedure kan niet worden gebruikt voor veterinaire en fytosanitaire producten. Europese gezondheidswetgeving stelt verplicht dat deze producten in de haven van binnenkomst ter keuring wordt aangeboden aan de keuringsautoriteiten. Een binnenkomende doorvaarder die veterinaire en/of fytosanitaire producten vervoert, moet deze producten in de haven van binnenkomst bij de Douane aanbrengen, lossen en ter keuring aanbieden bij een Border Inspection Point (BIP). De keuring van deze producten kan niet worden verlegd naar de haven in het achterland.

Formaliteiten en verplichtingen
Voor binnenkomende doorvaarders gelden de volgende formaliteiten en verplichtingen:

  • Voor binnenkomende doorvaarders gelden de volgende formaliteiten en verplichtingen:

  • Voor de gehele lading moet een summiere aangifte bij binnenbrengen (ENS) worden gedaan, tenzij daarvoor ontheffing geldt;

  • Een binnenkomende doorvaarder moet langs de aangewezen vaarwaters naar een haven van binnenkomst varen;

  • Schip en lading zijn onder douanetoezicht en kunnen aan douanecontroles worden onderworpen;

  • Bij aankomst in de haven van binnenkomst moet de gehele lading worden aangebracht en is deze in tijdelijke opslag. Dit geldt ook voor lading die niet bestemd is voor de haven in het achterland (bijvoorbeeld goederen die bestemd zijn voor een haven in een derde land);

  • De binnenkomende doorvaarder hoeft niet af te meren in de haven van binnenkomst tenzij (een deel van) de lading wordt gelost of moet worden gelost voor een controle in het kader van safety & security (S&S). Bij een douanecontrole moeten de geselecteerde goederen op eerste vraag aan de douane beschikbaar worden gesteld en moet de binnenkomende doorvaarder, als dat voor deze controle noodzakelijk is, afmeren en de betreffende goederen lossen;

  • Voor de gehele lading moet een aangifte tot tijdelijke opslag (ATO) worden gedaan;

  • De tijdelijke opslag mag plaatsvinden aan boord van de binnenkomende doorvaarder;

  • De tijdelijke opslag wordt beëindigd door de gehele lading onder de regeling extern Uniedouanevervoer te plaatsen. Deze verplichting geldt ook voor goederen die niet bestemd zijn voor de haven in het achterland (bijvoorbeeld goederen die bestemd zijn voor een haven in een derde land);

  • De binnenkomende doorvaarder mag de haven van binnenkomst niet eerder verlaten dan nadat de aangifte tot tijdelijke opslag (ATO) volledig is aangezuiverd;

  • Het vervoer van de binnengekomen goederen van de haven van binnenkomst naar de haven in het achterland vindt plaats onder de regeling extern Uniedouanevervoer;

  • In de haven in het achterland wordt het extern Uniedouanevervoer beëindigd, zijn alle goederen in tijdelijke opslag (aangifte tot tijdelijke opslag) en kunnen zij vanuit de tijdelijke opslag onder een douaneregeling worden geplaatst of worden wederuitgevoerd.

Let op!

De verplichting om af te meren en te lossen geldt altijd als het veterinaire of fytosanitaire producten betreft die ter keuring moeten worden aangeboden bij een Border Inspection Point (BIP).

De kennisgeving van aankomst moet alleen gedaan worden als het eerste douanekantoor van binnenkomst in Nederland ligt. (artikel 133 DWU). Als de haven van lossing in Nederland ligt moet bij dit douanekantoor een vooraanmelding 'aankomst vervoermiddel' (zie paragraaf '3.3 Elektronische kennisgeving vervoermiddelen' van dit onderdeel) en een aangifte tot tijdelijke opslag gedaan worden.
(artikel 2:0 en artikel 2:5 Algemene douaneregeling).

Boordprovisie en dergelijke goederen worden bij de Douane aangeven met de scheepsvoorradenaangifte (IMO/FAL 3, het 'STO bericht' - Declaration of Ship’s Stores onboard at arrival). Voor meer informatie over deze aangifte zie Hoofdstuk 3, paragraaf ‘3.4 Provisie, scheepsvoorraden, brandstoffen en smeermiddelen’ van dit onderdeel.

Het komt voor dat deze schepen na binnenkomst proviand innemen voordat ze hun reis vervolgen. Voor deze goederen evenals voor de aan boord aanwezige surplus provisie wordt een aangifte voor douanevervoer opgemaakt. In vak 40 van deze aangifte moet het CRN (het call reference number – bezoeknummer) worden vermeld. De scheepsvoorraden aangifte is hierdoor gezuiverd. Deze aangifte moet worden beëindigd op het laatste kantoor, het kantoor van bestemming/uitgang. (artikel 2:1, lid 5 Algemene douaneregeling)

Als een doorvarend schip komend uit 3de land of Lidstaat (reden: nationale bepaling van artikel 2:2 Algemene douanewet dat goederen aangevoerd uit zee worden geacht het douanegebied van de Unie te zijn binnengekomen) in de Nederlandse haven arriveert, moet dat kenbaar gemaakt worden in DMF. Hoe dat wordt gedaan staat in paragraaf '3.3 Elektronische kennisgeving vervoermiddelen' van dit onderdeel. Als een schip met de hele lading daarna zal doorvaren naar een plaats in andere Lidstaat of langs binnenwateren naar een douanekantoor aan de zeezijde, moet voor dit verdere vervoer (binnenwaarts vervoer) voor de niet Uniegoederen een aangifte voor douanevervoer worden opgemaakt. Een nieuwe aangifte voor douanevervoer hoeft niet te worden afgegeven als in het buitenland al een aangifte voor douanevervoer is afgegeven. Uniegoederen worden als een ICT zending verder vervoerd.

Als het schip (na te zijn doorgevaren door de haven van binnenkomst) geladen of gelost heeft in een opvolgende haven en daarna de Unie gaat verlaten via de haven waar het eerder is binnengekomen, wordt het schip uitgeklaard onder het CRN nummer (call reference number, bezoeknummer) van binnenkomst. De aangifte voor douanevervoer wordt bij het uitgaan aangeboden aan de Douane. De aangifte voor douanevervoer wordt dan voor uitgaan afgetekend.

Als het schip (na te zijn doorgevaren door de haven van binnenkomst) geladen of gelost heeft in een opvolgende haven en daarna de Unie gaat verlaten via een andere haven dan waar het eerder is binnengekomen, moet het schip in die andere haven worden aangegeven als binnenkomend schip. In de uitgaande haven krijgt het dan een ander CRN. Het schip wordt uitgeklaard onder dit nieuwe CRN nummer. De aangifte voor douanevervoer wordt bij het uitgaan aangeboden aan de Douane. De aangifte voor douanevervoer wordt dan voor uitgaan afgetekend. Door deze reis wordt het schip niet uitgeklaard met het (oude) CRN dat is afgegeven bij binnenkomst. Een voorbeeld: Een uit zee in de Rotterdamse haven binnengekomen schip (veelal een coaster) met niet-Uniegoederen vaart binnendoor naar een haven in Duitsland. Vervolgens komt het schip na Duitsland te hebben aangedaan terug in Nederland en wil via Hansweert (gelegen aan de Westerschelde) de Unie verlaten. Het schip krijgt NLHAN als bezoeknummer (CRN) (zie hoofdstuk 3, paragraaf ‘3.3 Elektronische kennisgeving vervoermiddel’ van dit onderdeel) waarmee het wordt ingeklaard en krijgt het een ‘Notification of actual departure’ (ATD) van het havenbedrijf als de Unie wordt verlaten.

Naar boven

5.3 Oorlogsschepen

Met uitzondering van een aantal specifieke gevallen hoeven voor een oorlogsschip dat thuishoort in Nederland bij binnenkomst, geen formaliteiten te worden vervuld. Desondanks wordt er in Nederland bij elke binnenkomst per e-mail een vooraanmelding/aankomstmelding vervoermiddel (IMO/FAL 1, het “NOA bericht” - Notification of Arrival, NA) en een scheepsvoorradenaangifte (IMO/FAL 3, het ‘STO bericht’ - Declaration of Ship’s Stores onboard at arrival) ingediend.

Let op!

Als wapens en munitie als vracht wordt vervoerd wordt hiervan opgave gedaan op de scheepsvoorradenaangifte.

Centrale spil in het proces binnenbrengen is het marinebureau (Ondersteuning Eenheden Korte STeigers, hierna OEKST) gevestigd te Den Helder dat centraal voor heel Nederland de formaliteiten bij binnenkomst afhandelt voor de Nederlandse Marine. Zie bijlage 10 voor de contactgegevens. De Douane informeert bureau OEKST over nog openstaande bezoeknummers (CRN).

Het opgeven van goederen van bemanningsleden ter verkrijging van vrijstelling wordt voor alle bemanningsleden gezamenlijk door de commandant gedaan met het model "Verzamelopgave persoonlijke goederen". Dit formulier verwijst naar de vooraanmelding/aankomstmelding vervoermiddel en moet alleen worden ingevuld als de bemanning goederen heeft die de vrijstellingsgrens te boven gaan, en wordt als bijlage bij de scheepsvoorradenaangifte aan de Douane gezonden.

De commandant rekent de verschuldigde belasting in één bedrag af. Hierbij geldt dan het volgende:

  1. Beoordeel of belasting is verschuldigd voor de op formulier "Verzamelopgave persoonlijke goederen" vermelde goederen.

  2. Vul alleen op het douane-exemplaar de voor de Douane bestemde kolommen in en zet uw paraaf en een afdruk van het dienststempel op beide exemplaren.

  3. Vul op de verzamelopgave het totaal in van de door elk bemanningslid verschuldigde belasting

  4. Vul als laatste post van de verzamelopgave de verschuldigde belasting in.

  5. Schrijf voor het totaal verschuldigde bedrag één kwitantie DO 410 (zie onderdeel 6.20.00 van dit Handboek) uit waarop u vermeldt: "Afrekening in één bedrag door commandant".

  6. Verwijs op beide exemplaren van de verzamelopgave naar de dagtekening en het nummer van de afgegeven kwitantie.

  7. Geef het tweede exemplaar van de verzamelopgave aan de commandant terug.

  8. Bewaar het eerste exemplaar bij het doorschrift van de kwitantie DO 410 die is bestemd voor de afdracht van het door u geïnde geld.

Goederen die zijn vermeld in de scheepsvoorradenaangifte kunnen, onder door de inspecteur te stellen voorwaarden in wiens ambtsgebied de overbrenging zal gaan plaatsvinden, worden overgebracht naar een ander marineschip. Lossen en laden van bedoelde goederen mag slechts plaatsvinden nadat daarvoor toestemming van de Douane is verkregen.

De Koninklijke Marine is vrijgesteld van de retributie voor het Verkeersbegeleidingstarief. Door de marine moet echter wel een opgaaf worden gedaan in het verkeersbegeleidingssysteem (VBS). Het betreft in dit geval een nihil-opgaaf. Nadere informatie over het VBS is te vinden in hoofdstuk 6.

Naar boven

5.4 Buitenlandse oorlogsschepen en hieraan gelijk gestelde schepen

Voor een oorlogsschip dat thuishoort in een lidstaat en voor een oorlogsschip dat thuishoort in een land die partij is bij het Noord-Atlantisch Verdrag hoeft bij binnenkomst geen summiere aangifte bij binnenbrengen te worden gedaan.

(artikel 104, lid 1, letter h en i GVo.DWU )

Oorlogsschepen die niet thuishoren in Nederland en hieraan gelijkgestelde schepen in dienst van een vreemde mogendheid genieten absolute immuniteit. Absolute immuniteit houdt in dat betreden van het schip door de Douane of enige andere overheidsinstantie, zonder toestemming van de commandant van het schip, niet is geoorloofd. De absolute immuniteit is verankerd in het volkenrecht (Verdrag van Brussel uit 1926, in 1936 bekrachtigd, Stb nr. 94). Van de absolute immuniteit kan enkel worden afgeweken als landen dit onderling in verdragen zijn overeengekomen.

Voorwaarde voor het verlenen van absolute immuniteit is dat deze schepen zich niet met commerciële activiteiten bezighouden. Commerciële activiteiten verricht in dienst van een overheid vallen niet onder de absolute immuniteit.

Wanneer twijfel bestaat over het niet-commerciële karakter van een oorlogsschip en de indruk bestaat dat sprake is van een (bewapend) koopvaardijschip, moet altijd navraag worden gedaan over de status van het schip bij het Marine Kustwachtcentrum (stafofficier van Dienst) of bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, afdeling Transport. Zie bijlage 10 voor de contactgegevens. Een bewapend vrachtschip dat als oorlogsschip moet worden aangemerkt, mag namelijk niet zomaar de Nederlandse territoriale wateren binnenvaren of een Nederlandse haven aandoen. Het ministerie van Buitenlandse Zaken moet hiervoor toestemming hebben verleend.

Let op!

Een bewapend koopvaardijschip is niet zonder meer niet aan te merken als een oorlogsschip.

Met buitenlandse oorlogsschepen worden bijvoorbeeld gelijkgesteld: staatsjachten, bewakingsschepen, hospitaalschepen en hulpschepen.

Wanneer de commandant van het schip instemt met controles aan boord en het nakomen van formaliteiten is de Douane gemachtigd zijn taak uit te oefenen. Daarnaast kan de Douane verzoeken om formaliteiten bij binnenkomst te vervullen. De Douane kan dit echter niet eisen of vorderen.

Zonder instemming van de commandant kan de Douane uitsluitend afloopcontroles van de bemanning van het schip uitvoeren. Onder afloopcontrole wordt verstaan: het controleren van ontschepende bemanningsleden op de vaste wal. Personen met diplomatieke immuniteit kunnen niet aan een afloopcontrole worden onderworpen. Voor diplomatieke immuniteit dient de persoon in kwestie over een diplomatiek paspoort te beschikken.

In diverse ministeriële regelingen is de Douane aangewezen als bevoegde autoriteit voor controle op voertuigen van buitenlandse strijdkrachten die in Nederland zijn gevestigd. Deze bevoegdheid is tot stand gekomen in overleg met de bevoegde buitenlandse autoriteiten. Zie bijvoorbeeld paragraaf 15 Regeling Amerikaanse strijdkrachten in Nederland en artikel 3 Regeling Afcent.

Voor goederen, die gelost of geladen worden gelden de normale aangifteprocedures. Lossen en laden mag niet zonder toestemming van de Douane.

Voor informatie over het aan boord nemen van proviand van een buitenlands oorlogsschip dat bij binnenkomst geen formaliteiten heeft hoeven te vervullen wordt verwezen naar paragraaf 3.5.4.

Centrale spil in het proces binnenbrengen is de Administratieve Unit Militairen (AUM), gevestigd te Heerlen (douanekantoor Eindhoven) dat centraal voor heel Nederland de formaliteiten bij binnenkomst afhandelt voor de buitenlandse oorlogsschepen.

Naar boven

5.5 Pleziervaartuigen

Onder het begrip pleziervaartuig wordt onder meer verstaan een jacht dat bestemd is voor reizen waarvan het traject naar believen door de gebruikers zelf kan worden vastgesteld (particulier gebruik). Maar het gebruik van een jacht is bepalend. Jachten waarmee toeristische zeereizen worden georganiseerd uit zakelijke overwegingen (zakelijk gebruik) vallen niet onder het begrip pleziervaartuig. De Douane beoordeelt of er sprake is van een pleziervaartuig of van een jacht met zakelijk gebruik.

Voor een jacht dat onder het begrip pleziervaartuig valt en niet in de Unie thuishoort hoeft geen vooraanmelding van aankomst (‘NOA-bericht’) te worden ingediend.
Een jacht is een vervoermiddel als bedoeld in artikel 212 GVo.DWU. Uit de artikelen 139 lid 1 en 141 lid 1 onder d, iv GVo.DWU volgt dat een jacht door de overschrijding van de grens van het douanegebied van de Unie (territoriale wateren) wordt geacht te zijn aangegeven voor de regeling tijdelijke invoer. Uit artikel 218 onder a en d UVo.DWU volgt dat het jacht dan ook wordt geacht overeenkomstig artikel 135 DWU langs de voorgeschreven route naar het aangewezen douanekantoor te zijn gebracht, daar overeenkomstig artikel 139 DWU te zijn aangebracht en overeenkomstig artikel 194 DWU voor de regeling tijdelijke invoer te zijn vrijgegeven. Vanaf het moment dat het jacht de territoriale wateren binnen vaart, gelden daarvoor de voorwaarden en bepalingen van de regeling tijdelijke invoer.

Artikel 2:0 Algemene douaneregeling bevat een algemene verplichting voor binnenkomende schepen die nog moeten worden aangebracht om het douanekantoor in kennis te stellen van de verwachte aankomsttijd in de haven. Omdat een jacht dat niet in de Unie thuishoort en dat onder de regeling tijdelijke invoer wordt geplaatst door enig andere handeling al bij wetsfictie is aangebracht (218 onder a UVo.DWU), is de verplichting uit artikel 2:0 Algemene douaneregeling niet meer van toepassing. Het is dus niet meer nodig om in deze gevallen om via het Single Window voor maritiem en lucht (SW) een ‘NOA-bericht’ (Notification of Arrival - NA, vooraanmelding, ETA - Estimated Time of Arrival, IMO/FAL 1) in te dienen.

De douaneformaliteiten staan los van verplichtingen die voortvloeien uit andere wetgeving zoals de vreemdelingenwetgeving (KMar) en de maritieme wetgeving (havenautoriteiten). Het is dus mogelijk dat op basis van die wetgeving wél een ‘NOA-bericht’ moet worden gedaan via het SW.

Artikel 2:1 lid 1 Algemene douaneregeling stelt verplicht dat binnenkomende schepen en de daarmee vervoerde goederen langs in bijlage II opgenomen vaarwaters moeten worden overgebracht naar een haven ressorterende onder een in bijlage III opgenomen douanekantoor en daar moeten worden aangebracht. Pleziervaartuigen die niet in de Unie thuishoren worden geacht aan deze verplichting te hebben voldaan (artikel 218, onder a UVo.DWU). Dit geldt echter niet automatisch voor goederen die zich aan boord van een jacht bevinden. Voor de goederen aan boord van een jacht zal beoordeeld moeten worden aan welke formaliteiten moet worden voldaan om deze goederen het douanegebied van de Unie binnen te brengen en om deze onder een douaneregeling te plaatsen.

Persoonlijke bezittingen en goederen zonder handelskarakter
Persoonlijke bezittingen van een reiziger (opvarende) als bedoeld in artikel 136 lid 1 letter b GVo.DWU en goederen zonder handelskarakter in de bagage van een reiziger als bedoeld in artikel 138 onder a GVo.DWU worden, op grond van de artikelen 139 lid 1 en 141 lid 1 onder b GVo.DWU, door “het passeren van een douanekantoor waar geen dubbel controlekanaal aanwezig is” geacht te zijn aangegeven voor de regeling tijdelijke invoer of vrije verkeer. In artikel 218 onder a en d UVo.DWU is bepaald dat de goederen door deze handeling ook worden geacht overeenkomstig artikel 135 DWU langs de voorgeschreven route naar het aangewezen douanekantoor te zijn gebracht, daar overeenkomstig artikel 139 DWU te zijn aangebracht en overeenkomstig artikel 194 DWU te zijn vrijgegeven voor de regeling tijdelijke invoer of vrije verkeer.

Een jacht dat niet in de Unie thuishoort en dat alleen persoonlijke bezittingen en goederen zonder handelskarakter in de bagage van de opvarende(n) aan boord heeft, hoeft geen ‘NOA-bericht’ in te dienen via SW, wordt bij wetsfictie geacht via een voorgeschreven route naar een aangewezen douanekantoor te zijn gevaren en daar te zijn aangebracht. Het jacht moet vanwege de aangifte voor tijdelijke invoer en/of het vrije verkeer voor de persoonlijke bezittingen en de goederen zonder handelskarakter in de bagage van de opvarende(n) wél een douanekantoor passeren. In de praktijk is hier altijd sprake van want blijkens de kantorenlijst is voor elke plaats in Nederland een bevoegd douanekantoor aangewezen. Binnenkomen brengt dus automatisch mee dat er een douanekantoor wordt gepasseerd en dat de aangiftehandeling voor de persoonlijke bezittingen en de goederen zonder handelskarakter is verricht.

Artikel 2:1 lid 1 Algemene douaneregeling verplicht om de persoonlijke bezittingen en goederen zonder handelskarakter in de bagage van de opvarende(n) langs in bijlage II opgenomen vaarwaters over te brengen naar een onder een in bijlage III opgenomen douanekantoor ressorterende haven en ze daar aan te brengen. Op grond van artikel 218 onder a UVo.DWU worden deze verplichtingen bij wetsfictie geacht te zijn nagekomen.

Overige goederen
Voor andere goederen dan persoonlijke bezittingen en goederen zonder handelskarakter in de persoonlijke bagage van opvarenden gelden de normale formaliteiten bij binnenbrengen en binnenkomen.

Let op!

Voor goederen bedoeld in de artikelen 136 lid 1 letters a t/m d, h en i en 138 lid 1 onder a GVo.DWU zijn wel bepaalde vereenvoudigingen mogelijk.

Deze goederen kunnen niet door een in artikel 141 GVo.DWU genoemde handeling worden aangegeven voor de regeling tijdelijke invoer of in het vrije verkeer brengen en voor deze goederen geldt niet de bepaling in artikel 218 UVo.DWU. Voor deze goederen gelden de normale formaliteiten bij binnenbrengen en binnenkomen. Dat houdt onder meer in dat zij langs de voorgeschreven route moeten worden binnengebracht (artikel 135 DWU en artikel 2:1 lid 1 Algemene douaneregeling) en moeten worden overgebracht naar een aangewezen douanekantoor waar zij, als zij niet aan boord van het niet in de Unie thuishorende jacht blijven, moeten worden aangebracht en in tijdelijke opslag zijn (zie de artikelen 139, 144 en 145 DWU).

Een niet in de Unie thuishorend jacht waarop de hier bedoelde goederen aan boord zijn, hoeft geen ‘NOA-bericht’ in te dienen via SW maar moet, vanwege de voor de deze goederen te vervullen douaneformaliteiten, wél langs de voorgeschreven route naar een aangewezen douanekantoor varen. De goederen moeten daar worden aangebracht, tenzij deze aan boord blijven (artikel 139 lid 2 DWU).

Artikel 2:1 lid 1 Algemene douaneregeling verplicht om de hier genoemde goederen langs in bijlage II opgenomen vaarwaters over te brengen naar een onder een in bijlage III opgenomen douanekantoor ressorterende haven en ze daar aan te brengen.

Voor de bepalingen met betrekking tot de aan boord aanwezige reizigersbagage wordt verwezen naar hoofdstuk 9 van onderdeel 24.00.00 van dit Handboek.

Voor terugkerende jachten die thuishoren in de Unie is de regeling Terugkerende goederen van toepassing. Zie hiervoor hoofdstuk 5 van onderdeel 25.00.00 van dit Handboek.

Naar boven

5.6 Sleepboten

Sleepboten moeten gezien hun functie onmiddellijk de Nederlandse territoriale wateren kunnen binnenvaren zonder oponthoud.

Met uitzondering van een aantal specifieke gevallen hoeven voor een sleepboot die thuishoort in de Unie bij binnenkomst, geen formaliteiten te worden vervuld. Voor nadere uitleg van “thuishoren in de Unie’ zie Hoofdstuk 3, paragraaf ‘3.1 Aanbrengen’ van dit onderdeel.
(artikel 2:3 Algemene douaneregeling)

Als een schip of een booreiland door een sleepboot wordt binnengebracht en niet op eigen kracht vaart, moet dit schip of booreiland als lading van de sleepboot (het actieve vervoermiddel) worden aangegeven. Zie ook Hoofdstuk 4, paragraaf ‘4.4.1. Lege gesleepte schepen en schepen zonder lading’ van dit onderdeel.

Voor de vrijgave bij binnenkomst van provisie en persoonlijke goederen wordt verwezen naar Hoofdstuk 3, paragraaf ‘3.4 Provisie, scheepsvoorraden en smeermiddelen’ van dit onderdeel.

Naar boven

5.7 Offshore installaties

In deze paragraaf staan een aantal voorbeelden van afwijkingen van de normale procedures bij binnenkomst, die zich kunnen voordoen bij de binnenkomst vanaf offshore installaties zoals boor- of productieplatforms of windturbines.

Boor- of productieplatform De douanewetgeving sluit voor de definitie van een schip of zeeschip aan bij de ruime omschrijving in het Burgerlijk Wetboek. Hierdoor valt een boor- of productieplatform ook onder deze definitie. (artikel 2 Burgerlijk Wetboek Boek 8).

Voor een binnenkomend boor- of productieplatform (en de daarin meegevoerde goederen) moeten formaliteiten bij binnenkomst worden vervuld. Dit betekent dat in de haven van binnenkomst voor het boor- of productieplatform een vooraanmelding/aankomstmelding vervoermiddel wordt ingediend. Verder moet het boor- of productieplatform bij de Douane worden aangebracht (artikel 127 en 139, lid 4 DWU).

Windturbines Een windturbine valt niet onder de definitie van een schip. Windturbines zijn goederen die aan boord van een schip binnengebracht worden. Voor het schip en de windturbine moeten de formaliteiten bij binnenkomst worden vervuld.

Goederen Wordt het boor- of productieplatform of windturbine door een in het douanegebied van de Unie gevestigde persoon geëxploiteerd? Dan hoeft geen summiere aangifte bij binnenbrengen te worden gedaan voor de goederen die rechtstreeks vanaf deze platforms of turbine worden binnengebracht.

Wordt het boor- of productieplatform of windturbine door een buiten het douanegebied van de Unie gevestigde persoon geëxploiteerd? Dan moet voor de goederen die rechtstreeks vanaf deze platforms of turbine worden binnengebracht wel een summiere aangifte bij binnenbrengen worden gedaan.

Het gaat in beide gevallen om de goederen bij binnenkomst:

  • die bij de bouw, het herstel, het onderhoud of de verbouwing van deze eilanden/platforms of windturbines daarvan deel zijn gaan uitmaken;

  • die voor de uitrusting van deze eilanden/platforms of windturbines zijn gebruikt;

  • die voor andere voorzieningen die op die eilanden/platforms of windturbines worden gebruikt of verbruikt;

  • die als ongevaarlijke afvalproducten afkomstig zijn van deze eilanden/platforms of windturbines;

(artikel 127, lid 2, letter b DWU, 104, lid 1, letter j GVo.DWU)

Nadat een boor- of productieplatform of windturbine in het douanegebied van de Unie is aangekomen, moeten de overige formaliteiten bij binnenkomst worden gedaan.

Goederen die niet tot de losse/vaste inventaris ervan behoren (bijvoorbeeld huurgoederen), moeten afzonderlijk in deze summiere aangifte bij binnenbrengen worden opgenomen.

Gesleept of geladen? Dan is het platform of turbine lading Wordt het boor- of productieplatform of windturbine door een sleepboot binnengebracht? Dan moeten voor dit boor- of productieplatform of windturbine als "lading van de sleepboot" formaliteiten bij binnenkomst worden vervuld. Voor informatie over de sleepboot, zie paragraaf ‘5.6 Sleepboten’ van dit Hoofdstuk.

Uiterlijk op het moment van aanbrengen moet voor elk boor- of productieplatform, windturbine en de te lossen goederen een aangifte tot tijdelijke opslag ingediend worden. Het maakt daarbij niet uit of de exploitant wel of niet in de Unie is gevestigd.

Is geen summiere aangifte bij binnenbrengen ingediend omdat het boor- of productieplatform of windturbine door een in het douanegebied van de Unie gevestigde persoon wordt geëxploiteerd? Dan wordt de risicoanalyse uitgevoerd op de aangifte tot tijdelijke opslag. (artikel 128 DWU en 186 UVo.DWU)

Schematisch:

  • Exploitant gevestigd in de Unie → Aangifte tot tijdelijke opslag 1)

  • Exploitant gevestigd buiten de Unie → Summiere aangifte bij binnenbrengen + Aangifte tot tijdelijke opslag

1) risicoanalyse op aangifte tot tijdelijke opslag

Uiterlijk 90 dagen na binnenkomst moet een douaneregeling zijn gekozen of moeten de goederen zijn wederuitgevoerd. Het verblijf van het boor- of productieplatform of windturbine binnen de Unie duurt in de regel langer dan deze periode. Daarom zal direct na het vervullen van de formaliteiten bij binnenkomst, een aangifte worden gedaan voor:

  • het boor- of productieplatform of windturbine en de goederen die behoren tot de losse/vaste inventaris

  • de goederen die niet tot de losse/vaste inventaris behoren overeenkomstig de bestemming(en) van die goederen

  • de aan boord aanwezige verbruiksgoederen, tenzij deze goederen van boord worden gehaald om te worden opgeslagen in een entrepot

De keuze voor het doen van een aangifte voor het brengen in het vrije verkeer is een logische keuze, omdat voor deze goederen geen rechten bij invoer verschuldigd zijn.

Voor regels over de persoonlijke goederen van de bemanningsleden van het boor- of productieplatform of windturbine, zie Hoofdstuk 3, paragraaf ‘3.6 Reizigersbagage’ van dit onderdeel..

Naar boven

5.8 Bevoorradingsschepen (suppliers)

In deze paragraaf staan een aantal voorbeelden van afwijkingen van de normale procedure bij binnenkomst die zich kunnen voordoen bij de binnenkomst van bevoorradingsschepen.

Er kunnen zich drie verschillende situaties voordoen:

  • Bevoorradingsschepen blijven binnen de Nederlandse territoriale wateren (territoriale reis).

  • Bevoorradingsschepen gaan buiten de Nederlandse territoriale wateren en komen terug (exterritoriale reis).

  • Bevoorradingsschepen bevoorraden een boor- of productieplatform binnen de Nederlandse territoriale wateren en buiten de Nederlandse territoriale wateren (combinatiereis).

Alleen binnen territoriale waterenGaat het om een reis alleen binnen de territoriale wateren? Dan hoeven bij terugkomst in principe geen formaliteiten bij binnenkomst te worden vervuld. Heeft een bevoorradingsschip goederen meegenomen van een boor- of productieplatform? Dan moeten die worden vermeld op een door de boormeester op te maken manifest. De gezagvoerder of agent moet dit manifest bij binnenkomst - op uw verzoek - overleggen. Meer formaliteiten hoeven niet te worden vervuld, omdat de goederen zich in het vrije verkeer bevinden.

Buiten territoriale waterenGaat het om een exterritoriale reis? Dan moeten bij binnenkomst op de gebruikelijke manier formaliteiten worden vervuld. Voor de goederen die van een boor- of productieplatform zijn meegenomen, zie paragraaf ‘5.7 Offshore installaties’ van dit Hoofdstuk.

CombinatiereisBij een combinatiereis is van tevoren bekend dat een bevoorradingsschip een of meer boor- of productieplatform binnen de Nederlandse territoriale wateren en buiten de Nederlandse territoriale wateren aandoet.

Voor vertrekDe gezagvoerder van het bevoorradingsschip moet vóór de aanvang van deze reis de formaliteiten bij uitgang vervullen.

Bij binnenkomstBij binnenkomst moet het bevoorradingsschip op de gebruikelijke manier formaliteiten bij binnenkomst vervullen. Daarbij moet duidelijk worden aangetoond welke goederen van welk boor- of productieplatform zijn meegenomen.

Voor regels over de persoonlijke goederen van de bemanningsleden van bevoorradingsschepen, zie paragraaf 3.6.

Naar boven

5.9 Vissersschepen

Of bij binnenkomst in de Unie van een vissersschip (vissersvaartuig of fabrieksschip) fomaliteiten bij binnenkomst moeten worden vervuld, hangt onder meer af van:

  • het land (Unie of niet-Unie) waar het schip thuishoort;

  • de laatste haven van vertrek is gelegen buiten het douanegebied van de Unie;

  • of er goederen aan boord zijn waarvoor bij het brengen in het vrije verkeer belastingen verschuldigd zijn;

  • of op de aan boord aanwezige goederen verboden of beperkingen van toepassing zijn.

Aan de hand van een schema wordt aangegeven welke formaliteiten moeten worden vervuld als een visserschip met of zonder gevangen vis de Unie binnenkomt.

(artikel 1 lid 43 en 44 GVo.DWU)

Unie Vissersschip – met gevangen vis binnen territoriale wateren van een 3de land

ENS

ATO

KVA 1)

IMOFAL

1

2

3

X

X

X

X

X

X

Unie Vissersschip – met gevangen vis buiten de territoriale wateren

ENS

ATO*

KVA

IMOFAL

1

2

3

X

X

X

X

X

Unie Vissersschip – met gevangen vis binnen territoriale wateren Unie

ENS

ATO

KVA

IMOFAL

1

2

3

X

X

X

* of bewijs van 145, lid 4 en lid 9, 153, lid 2 DWU, 104, 119, letter d t/m f, 129 t/m 133 GVo.DWU

Hoewel er wetstechnisch gezien geen aangifte tot tijdelijke opslag hoeft te worden gedaan, wordt dit in Nederland wel gedaan. De reden hiervoor is dat de Douane hiermee over een volledig elektronisch overzicht van de te lossen goederen kan beschikken. In Nederland wordt het bewijs van Uniestatus veelal geleverd door het scheepsjournaal. Het bericht voor de aangifte tot tijdelijke opslag wordt automatisch gegenereerd (uitwisselingssysteem VISHUB) uit het elektronisch logboek voor de visserij.

           

Niet Unie Vissersschip – met gevangen vis binnen territoriale wateren van een 3de land

ENS

ATO

KVA

IMOFAL

1

3

4

X

X

X

X

X

X

Niet Unie Vissersschip – met gevangen vis buiten de territoriale wateren

ENS

ATO

KVA

IMOFAL

1

3

4

X

X

X

X

X

X

Niet Unie Vissersschip – met gevangen vis binnen territoriale wateren Unie

ENS

**

KVA

IMOFAL

1

3

4

X

X

X

X

X

** bewijs van 153, lid 2 DWU en 119 d t/m f, 129 t/m 133 GVo.DWU GVo.DWU

           

Unie Vissersschip – zonder vis

ENS

ATO

KVA

IMOFAL

1

3

4

X

X

X

           

Niet Unie Vissersschip – zonder vis

ENS

ATO

KVA

IMOFAL

1

3

4

X

X

X

X

1) KVA is kennisgeving van aankomst

Is er geen kennisgeving gedaan en blijkt bij controle dat dit wel had moeten gebeuren, dan kunnen zowel de opvarenden als de rederij als de gezagvoerder/eigenaar behalve voor de fiscale gevolgen ook voor de strafrechtelijke gevolgen aansprakelijk worden gesteld.

(artikel 5, lid 24, 60, 127, 133, 145, 153 DWU en 119, letter d t/m f, 129 t/m 133 GVo.DWU, artikel 2:2 Algemene douanewet en de artikelen 2:0, 2:0a, 2:1, 2:2, 2:3 en 2:5 Algemene douaneregeling)

Opmerking: De inspecteur kan toestaan dat de KVA niet gedaan hoeft te worden voor een visserschip als bedoeld in artikel 2:3, lid 2 Algemene douaneregeling. (artikel 2:3, lid 3 Algemene douaneregeling)

Voor informatie over aanvullende bepalingen met betrekking tot vis en visserijproducten, en andere producten die door Unie vissersvaartuigen zijn gevangen of uit zee zijn gewonnen wordt verwezen naar de onderdelen 14.12.00 en 26.00.00 van dit Handboek.

Voor informatie over de persoonlijke goederen van de bemanningsleden van vissersschepen wordt verwezen naar paragraaf 3.6. Voor aanvullende bepalingen wordt verwezen naar de onderdelen 24.00.00 en 25.00.00 van dit Handboek.

Voor informatie over de vrijgestelde hoeveelheden provisie wordt verwezen naar paragraaf 3.5. Voor aanvullende bepalingen wordt verwezen naar onderdeel 24.00.00 van dit Handboek.

Naar boven

5.10 Terugkerende schepen na toeval of overmacht

Schepen die, spoedig nadat zij zijn uitgeklaard, noodgedwongen weer naar Nederland moeten terugkeren (bijvoorbeeld wegens machineschade of hevige storm) moeten bij binnenkomst opnieuw formaliteiten bij binnenkomst vervullen.

Als echter wordt aangetoond dat de in deze schepen aanwezige goederen niet vanuit zee binnen kunnen zijn gekomen in de zin van artikel 2:2 Algemene douanewet (er kan worden aangetoond dat de territoriale wateren van het douanegebied van de Unie niet zijn verlaten), hoeven geen formaliteiten bij binnenkomst te worden vervuld. (artikel 137 DWU)

Als een terugkerend schip wel formaliteiten bij binnenkomst moet vervullen geldt dat:

  • op de summiere aangifte bij binnenbrengen geen land van herkomst wordt vermeld;

  • de bekende bijzonderheden zoals de oorspronkelijk aangegeven bestemming, de reden van terugkeer van het schip, enzovoorts op de summiere aangifte bij binnenbrengen moeten worden vermeld.

Naar boven