Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

40.15.00 Overbrengen en EMCS

7 Ambtelijke werkzaamheden bij onregelmatigheden tijdens de overbrenging onder schorsing

In verband met het gestelde in hoofdstuk 6 is het van belang om bij de constatering van de onregelmatigheid vast te stellen of hier sprake is van een aantoonbaar verschil dan wel een onherstelbaar verlies of algehele vernietiging.
De handelswijze bij onregelmatigheden is afhankelijk van de procedure of de bestemming van de accijnsgoederen:

  • overbrenging onder schorsing, anders dan met bestemming uitvoer, met toepassing EMCS

  • uitvoer met toepassing van EMCS

  • overbrenging onder schorsing binnen Nederland met een maandverklaring

De handelswijze indien er sprake is van overbrengen onder schorsing met toepassing van EMCS is opgenomen in een apart handboek: het handboek EMCS (HEMCS). In dit hoofdstuk zal daarom alleen worden ingegaan op het overbrengen in Nederland met een maandverklaring.

Naar boven

7.1 Onregelmatigheid bij het overbrengen onder schorsing van de accijns binnen Nederland met een maandverklaring

7.1.1 Inleiding

Bij overbrenging van accijnsgoederen onder schorsing binnen Nederland waarbij gebruik wordt gemaakt van een maandverklaring, kan de inspecteur op drie manieren te maken krijgen met een verschil:

  • De inspecteur ontvangt een melding dat een maandverklaring is terugontvangen waarop een verschil is aangetekend.

  • De inspecteur ontvangt een melding dat een maandverklaring niet is terugontvangen.

  • Tijdens een (administratieve) controle blijkt dat de vergunninghouder AGP een terugontvangen maandverklaring waarop een verschil is aangetekend, niet heeft gemeld.

Naar boven

7.1.2 Melding terugontvangst maandverklaring met verschil

De vergunninghouder AGP die accijnsgoederen verzendt, moet melden dat hij een maandverklaring heeft terugontvangen waarop de vergunninghouder AGP van bestemming een verschil heeft aangetekend (UBA, artikel 2a, lid 7). De verzendende vergunninghouder doet deze melding bij de regio waaronder hij valt. De uiterste termijn hiervoor is één week, te rekenen vanaf het einde van de maand waarin de maandverklaring moet zijn terugontvangen.

Na ontvangst van de melding kan de inspecteur nagaan wat de oorzaak is van het verschil.

Het verschil kan een onregelmatigheid zijn dat niet als uitslag tot verbruik wordt aangemerkt omdat er geen sprake is van onttrekking aan een accijnsschorsingsregeling. Belanghebbende moet dit wel kunnen aantonen.

Algehele vernietiging of onherstelbaar verlies

Ook kan er sprake zijn van een algehele vernietiging of onherstelbaar verlies (WA, artikel 2, lid 5 en 6), waardoor er geen sprake is van uitslag tot verbruik.
In dat geval moet er

  • een melding zijn gedaan als bedoeld in paragraaf 6.3 of moet er

  • sprake zijn van toepassing van de beleidsregel over verliezen in de Beleidsregels accijnswetgeving .

Accijnsgoederen worden beschouwd als totaal vernietigd of onherstelbaar verloren te zijn, als zij als accijnsgoed onbruikbaar zijn geworden.

Als belanghebbende echter niet kan aantonen dat er sprake is van een verlies of vernietiging, stelt de inspecteur vast dat de overbrenging niet op regelmatige wijze is geëindigd en dat er sprake is van uitslag tot verbruik. De inspecteur kan dan overgaan tot heffing van de accijns (WA, artikel 2c, lid 1 en WA, artikel 2, lid 1, letter a).

In onderdeel 20.20.00 van dit handboek staat op welke wijze de accijns wordt geheven en welke personen de accijns verschuldigd kunnen zijn.

Naar boven

7.1.3 Melding niet terugontvangen maandverklaring

De vergunninghouder AGP die accijnsgoederen verzendt, moet melden dat hij een maandverklaring niet heeft terugontvangen (UBA, artikel 2a, lid 7). Deze melding doet hij bij de regio waaronder hij valt. De uiterste termijn hiervoor is één week, te rekenen vanaf het einde van de maand waarop de maandverklaring betrekking heeft.
Als de vergunninghouder die de accijnsgoederen heeft verzonden de maandverklaring niet terugontvangt, is er sprake van een onregelmatigheid.
Ook kan er sprake zijn van algehele vernietiging of onherstelbaar verlies tijdens de overbrenging.

De inspecteur stelt hem echter eerst in de gelegenheid aan te tonen dat overbrenging op regelmatige wijze is geëindigd. Daartoe kan hij uitstel verlenen van de termijn waarbinnen het terugzendingsexemplaar moet zijn terugontvangen. De vergunninghouder moet hiervoor een verzoek bij de inspecteur indienen. Deze verleent het uitstel alleen als daartoe aanleiding is.
De periode van uitstel is afhankelijk van de omstandigheden, bijvoorbeeld van de inspanningen die de vergunninghouder doet of heeft gedaan om het terugzendingsexemplaar terug te krijgen.

Alternatief bewijs

De vergunninghouder kan ook met alternatief bewijs aantonen dat de overbrenging op regelmatige wijze heeft plaatsgevonden of dat er tijdens het vervoer accijnsgoederen totaal zijn vernietigd of onherstelbaar verloren zijn gegaan.

Als de vergunninghouder de maandverklaring (ook na uitstel) niet terugontvangt en evenmin alternatief bewijs overlegt, moet de inspecteur overgaan tot heffing van de accijns (WA, artikel 2c, lid 1; WA, artikel 1, lid 2 en WA, artikel 2, lid 1). Volgens de WA is er dan sprake van uitslag tot verbruik.

In onderdeel 20.20.00 van dit handboek staat op welke wijze de accijns wordt geheven en welke personen de accijns verschuldigd kunnen zijn.

Naar boven

7.1.4 Verplichte meldingen van niet terugontvangen maandverklaringen of van de terugontvangst van een maandverklaring met verschil

Als de inspecteur constateert dat de vergunninghouder AGP niet heeft gemeld dat deze een maandverklaring heeft ontvangen waarop een verschil is aangetekend of een maandverklaring niet heeft terugontvangen, deelt de inspecteur hem mee dat hij heeft verzuimd de verplichte melding te doen. Dit is strafbaar gesteld in artikel 42, letter a van het UBA.

Naar boven