Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

12.10.00 Monsterneming en monsteronderzoek

2 Monsterneming

2.1 Algemeen

Deze paragraaf beschrijft de algemene aspecten van het nemen van monsters.

Naar boven

2.1.1 Bevoegdheden in het kader van fiscale wettelijke bepalingen

Het nemen van monsters is in de douane- en accijnswetgeving op een aantal plekken geregeld.

Op grond van communautaire wetgeving kan de Douane om de juistheid van een aanvaarde douaneaangifte te verifiëren, in voorkomend geval monsters nemen voor analyse of grondige controle.
(artikel 68 letter b CDW)

Voor goederen waarvoor de douaneaangifte nog niet is aanvaard of waarvoor geen douaneaangifte is gedaan, kan de Douane op grond van nationale wetgeving overgaan tot het nemen van monsters.
(artikel 1:24, lid 1 Algemene douanewet)

Verder kan de Douane ook monsters nemen in het kader van onderzoek van accijnsgoederenplaatsen en plaatsen ten aanzien waarvan het aldaar vervaardigen of voorhanden hebben van accijnsgoederen is onderworpen aan beperkende bepalingen. (artikel 84 Wet op de accijns).

Op de Verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en van enkele andere producten is deze bepaling ook van toepassing verklaard (artikel 36 Wet op de verbruiksbelastingen van alcoholvrije dranken en enkele andere producten).

Zie voor de monsterneming met betrekking tot accijnsgoederen onderdeel 60.20.00 van het Handboek accijns en verbruiksbelastingen.

Naar boven

2.1.2 Bevoegdheden in het kader van niet-fiscale wettelijke bepalingen

Behalve met het toezicht op de naleving van fiscale bepalingen is de Douane ook belast met het toezicht op de naleving en uitvoering van vele regelingen die op niet-fiscale wetten zijn gebaseerd. Deze regelingen kunnen de volgende belangen hebben:

  • een financieel belang (bijvoorbeeld antidumpingheffingen en heffingen in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid)

  • een niet-financieel belang (bijvoorbeeld de Opiumwet)

De Douane is daarbij (vaak samen met anderen) belast met:

  • het toezicht houden op de naleving van deze wetten en regels

  • de opsporing van feiten die strafbaar zijn volgens deze wetten

Bij de niet-fiscale wettelijke bepalingen kan een onderscheid worden gemaakt in:

Niet-fiscale wettelijke bepalingen

Vindplaats

 

 

Wettelijke bepalingen die vallen onder de reikwijdte van de Algemene douanewet, waarbij voor monsterneming het formaliteitenstelsel van het CDW en/of de Algemene douanewet van overeenkomstige toepassing is

Artikel 1:1 en Bijlage 1 Algemene douanewet

Wettelijke bepalingen die op het gebied van monsterneming en monsteronderzoek een eigen regime kennen

Een voorbeeld is artikel 21 Wet op de economische delicten.

Naar boven

2.1.3 Aangever

Als de Douane in het kader van de verificatie van de aangifte monsters wil nemen, moet dat tijdig aan de aangever of zijn vertegenwoordiger worden medegedeeld, zodat hij redelijkerwijs aan dit verzoek tegemoet kan komen en op tijd bij de monsterneming aanwezig kan zijn. De aangever heeft namelijk het recht om bij de monsterneming aanwezig te zijn en bovendien voorkomt dit latere discussies. De Douane kan het voornemen om monsters te nemen mondeling, telefonisch of schriftelijk laten weten. De aangever kan andere personen schriftelijk machtigen om in deze situaties als aanspreekpunt voor de Douane te dienen en aanwezig te zijn bij daadwerkelijke opneming. Een afschrift van deze machtiging wordt opgenomen in het klantdossier.
(artikel 69, lid 2, CDW; artikel 242 TVo. CDW)

De aangever of degene die namens hem bij een monsterneming aanwezig is, is verplicht de nodige medewerking te verlenen als de Douane daarom vraagt. Deze medewerking kan bestaan uit het lossen, het ontpakken en het weer verpakken of het verplaatsen van goederen, zodat de Douane zijn werk naar behoren kan doen. De benodigde arbeidskrachten, hulpmiddelen en bijstand moet een aangever kosteloos verstrekken.
(artikel 69, leden 1 en 2, CDW; artikelen 241 en 243 TVo. CDW)

Als een aangever weigert mee te werken, mag de Douane op zijn kosten in het nodige voorzien. Daarnaast mag de Douane op verzoek van de aangever toestaan dat de goederen op zijn kosten worden overgebracht naar een andere plaats dan die waar normaliter de controle zou worden uitgevoerd.
(artikel 69, lid 1, CDW; artikelen 239 en 241 TVo. CDW)

Als een aangever de monsters terug wenst te ontvangen kan hij daarom verzoeken. De Douane maakt hiervan aantekening in de applicatie PLATO op het blad "Opvoeren nieuwe taak" onder de taaksoort "Monster onderzoek LAB" in het vak "Monsters retour ja/nee".
(artikel 246 TVo. CDW)

Naar boven

2.1.4 Materiaal en materieel voor monsterneming

Het controlemateriaal en het materieel dat de Douane frequent gebruikt bij zijn controlewerkzaamheden, worden gewoonlijk door de dienst beschikbaar gesteld. Materieel en andere hulpmiddelen die bij de monsterneming nodig zijn, waaronder vorkheftrucks, weegschalen, weegbruggen en losinstallaties, moet een aangever echter om redenen van doelmatigheid zelf kosteloos ter beschikking stellen. Daarbij hoort bijvoorbeeld ook speciale kleding, zoals handschoenen voor het hanteren van diepgevroren producten.

Naar boven

2.1.5 Verpakking van monsters

De verpakkingen voor het opsturen van monsters moeten nauwkeurig afgestemd zijn op de aard en samenstelling van de monsters. Belangrijke eisen zijn:

Soort goed

Eis aan verpakking

 

 

Goederen waarvan het vocht- of vetgehalte moet worden bepaald

De verpakking mag geen vocht of vet absorberen.

Bederfelijke, bevroren en gekoelde goederen

De verpakking moet de vereiste temperatuur kunnen waarborgen.

Vloeistoffen

De verpakking moet steeds schoon en droog zijn en geschikt zijn voor de te bemonsteren vloeistof.

Goederen die vluchtige bestanddelen bevatten

De verpakking moet onmiddellijk luchtdicht kunnen worden afgesloten.

Vloeistoffen die vatbaar zijn voor gisting

  • De verpakking moet kunnen worden gesloten met een schroef- of beugelsluiting voorzien van een rubberring. Ook kunnen de vloeistoffen worden verpakt in flesjes met deugdelijke stoppen.

  • De inhoud van verpakkingen, met uitzondering van die voor vruchten- en groentensappen, moet grondig worden gemengd met 2 gram salicylzuur of met een voldoende hoeveelheid van een ander middel dat gisting tegengaat. 1)

  • De inhoud van verpakkingen van vruchten- en groentensappen moet worden bevroren.

1) De inspecteur vraagt het benodigde salicylzuur of de andere middelen die gisting tegengaan, aan bij het douanelaboratorium. Verder moet voor een goede kwaliteitshandhaving worden gezorgd.

Voor alle goederen is het van belang dat zowel de opslag als de verzending van de eindmonsters zo gebeurt, dat de aard en de samenstelling ervan tijdens de opslag en de verzending niet wijzigen. Dit geldt in het bijzonder voor goederen die aan bederf onderhevig zijn en voor gevaarlijke stoffen.

Naar boven

2.1.6 Kleinhandelsverpakkingen

Bij de controle van goederen, kan de Douane te maken krijgen met goederen die zijn verpakt in kleinhandelsverpakkingen. 1)

1) Onder een kleinhandelsverpakking wordt in dit verband een verpakkingseenheid verstaan zoals die aan de eindverbruiker (consument) wordt aangeboden (bijvoorbeeld een blik of een fles).

De hoogte van de douanerechten of het bedrag aan restitutie dat kan worden verleend, kan mede afhangen van het nettogewicht of -volume van kleinhandelsverpakkingen. Daarom kan het nodig zijn om het nettogewicht of -volume van een kleinhandelsverpakking precies vast te (doen) stellen. Dit kan op de volgende manieren gebeuren:

  • Het nettogewicht of -volume wordt afgeleid van het nettogewicht of ­volume zoals dat staat vermeld op de kleinhandelsverpakking van een product.

  • Het nettogewicht of ­volume wordt vastgesteld op basis van het door het laboratorium bevonden nettogewicht of ­volume van de kleinhandelsverpakking.

Het totale nettogewicht of ­volume (bijvoorbeeld het aantal liters) van een aangegeven zending kan dan worden vastgesteld door het nettogewicht of ­volume van een kleinhandelsverpakking "om te slaan" over de hele zending (zie onderdeel 12.00.00 van dit Handboek).
(artikel 70 CDW)

Tussen kleinhandelsverpakkingen kan het volgende onderscheid worden gemaakt:

  • kleinhandelsverpakkingen zonder e-teken of vervangend teken;

  • kleinhandelsverpakkingen die in Nederland zijn voorzien van het e­teken of vervangend teken;

  • kleinhandelsverpakkingen die in een andere lidstaat zijn voorzien van het e-teken.

Kleinhandelsverpakkingen zonder e-teken of vervangend teken

Bij de controle op het nettogewicht of ­volume van kleinhandelsverpakkingen die niet zijn voorzien van het e-teken of vervangend teken, is de gebruikelijke procedure van toepassing. Deze procedure staat beschreven in paragraaf 2.2.1.

Kleinhandelsverpakkingen die in Nederland zijn voorzien van het e­teken of vervangend teken

Er bestaat voor de controle op het nettogewicht of ­volume van kleinhandelsverpakkingen met e-teken of vervangend teken een door de EG opgestelde regeling, de zogenaamde e-normregeling. Deze regeling is gebaseerd op de Richtlijnen 2007/45/EG en 75/107/EG (hierna: Richtlijn) en heeft betrekking op de juistheid en nauwkeurigheid van gewichts- of volumeaanduidingen. Nationaal is in het Warenwetbesluit hoeveelheden voorverpakkingen uitvoering aan deze regeling gegeven. De regeling biedt consumenten de garantie dat het nettogewicht of ­volume dat op kleinhandelsverpakkingen met e-teken of vervangend teken is vermeld, juist is. Voor de bepaling van de juistheid zijn afwijkingen naar beneden niet toegestaan.

Bedrijven die aan bepaalde voorwaarden voldoen, kunnen voor hun verpakkingslijnen een zogenaamde erkenning krijgen, op grond waarvan zij op hun eigen kleinhandelsverpakkingen het e­teken of vervangend teken mogen voeren. Dit zijn de zogenaamde e­normbedrijven. Deze erkenning wordt, na een positief advies van het Nederlands Meetinstituut BV 1) in Delft, per verpakkingslijn afgegeven door een van de volgende instanties:

  • de Inspectie gezondheidsbescherming;

  • de Algemene Inspectiedienst of een instantie die optreedt namens de Algemene Inspectiedienst;

  • de Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel.

1) Elke weeg- en meetinrichting die is opgenomen in een verpakkingslijn staat onder (periodieke) controle van het Nederlands Meetinstituut BV Inspecties en Kansspeltechniek BV (een werkmaatschappij van het Nederlands Meetinstituut).

Deze instanties zijn ook belast met de controle op de verpakkingslijnen van de door hen erkende bedrijven.

Een lijst met de adressen en namen van de bedrijven die het e-teken of vervangend e-teken op hun kleinhandelsverpakkingen mogen voeren, vindt u in bijlage 4. De vermeldingen op deze lijst zijn indicatief. Dit betekent dat voor de controle van de Douane dus niet het al dan niet voorkomen van een bedrijf op de lijst bepalend is, maar de feitelijke omstandigheid of een bepaald bedrijf al dan niet voor het voeren van een norm is erkend. De lijst wordt eenmaal per vier maanden door het Nederlands Meetinstituut BV bijgewerkt. Vragen over deze lijst kunt u richten aan de e-normafdeling van het Nederlands Meetinstituut BV. Zie bijlage 3 voor de contactgegevens.

Een e-teken of vervangend teken moet aan de volgende twee voorwaarden voldoen:

  • De letterhoogte van het teken moet ten minste 3 mm bedragen.

  • Het teken moet naast het nettogewicht of ­volume staan dat op de kleinhandelsverpakking is vermeld, of in de onmiddellijke nabijheid daarvan.

Zie voor de te volgen procedure bij de controle van kleinhandelsverpakkingen met e-teken of vervangend teken paragraaf 2.3.1.

Kleinhandelsverpakkingen die in een andere lidstaat zijn voorzien van het e­teken

Bij de controle op het nettogewicht of ­volume van kleinhandelsverpakkingen die in het buitenland zijn voorzien van het e-teken, is de procedure die staat beschreven in paragraaf 2.3.2 van toepassing.

Naar boven

2.1.7 Douanelaboratorium

Het douanelaboratorium onderzoekt in de volgende gevallen het nettogewicht of ­volume van kleinhandelsverpakkingen met het e-teken of vervangend teken:

  • In de aangifte is een nettogewicht of ­volume vermeld dat afwijkt van het e-teken of vervangend e-teken (bijvoorbeeld bij de aanvraag voor restitutie).

  • De Douane heeft ernstige twijfels over de juistheid van het nettogewicht of ­volume dat op de kleinhandelsverpakkingen is vermeld.

  • Het e-teken is aangebracht in een andere lidstaat. In dit geval gaat het om steekproefsgewijze controles.

Afhankelijk van het resultaat van het onderzoek moet op het laboratorium de volgende aantekening in de uitslag worden vermeld:

Resultaat

Aantekening

 

 

De afwijking blijft binnen een toegelaten marge.

"Het bevonden nettogewicht of ­volume stemt overeen met de aangifte."

De afwijking blijft niet binnen een toegelaten marge of er is meer aangegeven dan op de kleinhandelsverpakking staat vermeld.

"Het bevonden nettogewicht of ­volume bedraagt ....... ."

Naar boven

2.1.8 Frequentie monsterneming

De frequentie van monsterneming is onder andere afhankelijk van de belangen die spelen. Bepaalde goederensoorten moeten om uiteenlopende redenen nu eenmaal vaker worden onderzocht dan andere (vandaar de verificatiesignaleringen, selectieprofielen en mededelingen van het Douane landelijk kantoor). Het feit dat goederen voor monsterneming moeten worden gelost, mag daarop niet van invloed zijn.

De Douane beslist zelf wanneer monsters worden genomen. Daarbij moet rekening worden gehouden met onder andere:

  • de hoogte van de belasting;

  • de heffingen of restituties;

  • de waarde van de goederen;

  • de hoeveelheid goederen;

  • de dwingende wettelijke bepalingen;

  • de centrale of lokale risicoanalyse (profielen).

In de volgende gevallen moet de Douane echter altijd monsters nemen:

  1. op verzoek van een aangever bij de uitvoer van zogenaamde industriële landbouwproducten waarop de regeling van toepassing is die wordt genoemd in artikel 47, Verordening (EU) nr. 578/2010

  2. op verzoek van een belanghebbende;
    (artikel 42 CDW en artikel 182 TVo. CDW)

Naar boven

2.1.9 Acceptatiecriteria en opslagcondities monsters

Monsterontvangst en -opslag moeten aan bepaalde kwaliteitseisen voldoen. Het is dus noodzakelijk dat monsters op de juiste manier aan het douanelaboratorium worden aangeleverd. Als door kritiek op de wijze van behandelen van een monster een zaak voor bijvoorbeeld de douanekamer van het Gerechtshof Amsterdam wordt verloren, zijn alle moeite van de Douane en het laboratorium en alle gemaakte kosten voor niets geweest. Ook kunnen de belangen van een aangever worden geschaad, wanneer de Douane op verzoek een monster heeft genomen, bijvoorbeeld om de hoogte van de landbouwrestitutie te bepalen.

De monstername en verzending zijn de eerste stappen van het onderzoek binnen het laboratorium. Het is daarom van belang dat ook deze stappen juist worden uitgevoerd. Het laboratorium is pas verantwoordelijk voor (de kwaliteit van) de monsters vanaf het moment dat deze zijn ingeboekt. Alle voorgaande trajecten vallen onder de verantwoordelijkheid van de Douane.

Acceptatiecriteria douanelaboratorium

Het douanelaboratorium hanteert een kwaliteitssysteem dat bepaalde acceptatiecriteria voor monsters voorschrijft. Deze criteria moeten bij het aanleveren van monsters aan het laboratorium in acht worden genomen. Het laboratorium neemt bij het onvoldoende in acht nemen van de acceptatiecriteria contact op met de behandelend ambtenaar.

Alle monsters moeten voldoen aan de volgende acceptatiecriteria:

  • Monsters moeten voorzien zijn van een identificatie met ten minste het aanvraagnummer.

  • De eventuele verzegeling van monsters moet ongeschonden zijn. Een monster wordt als verzegeld aangemerkt als is voldaan aan een of meer van de volgende punten:

    1. Het monster is door een (douane)ambtenaar overhandigd.

    2. De verpakking is voorzien van een label. Het label is met touw en perfraplombe zodanig aangebracht dat zonder beschadiging van touw en/of verpakking het monster niet uit de verpakking kan worden gehaald. In een verpakking mogen zich meerdere, niet afzonderlijk verzegelde monsters bevinden.

    3. Het monster is verpakt in de originele verpakking, voorzien van een stempel dat gedeeltelijk op het eventueel aanwezige etiket is aangebracht.

    4. Het monster is verpakt in een envelop waarvan de afsluiting is gewaarmerkt met een zegel of stempel.

    5. Het monster is een los artikel, voorzien van een label dat met touw en perfraplombe is bevestigd.

  • De verpakking moet juist en intact zijn. Dit houdt in dat de verpakking niet gescheurd of gebroken mag zijn en geen lekkage of andere gebreken mag vertonen.

  • De maximale tijd tussen monstername door de Douane en het inboeken van monsters bij het douanelaboratorium mag niet worden overschreden. Monsters moeten uiterlijk drie weken na monstername bij het laboratorium aanwezig zijn.

  • Bij monsters moet in de applicatie PLATO een nieuwe taak “Monsteronderzoek LAB” worden ingevuld.

  • De monsterhoeveelheid moet voldoende zijn voor het uitvoeren van de analyses (zie bijlage 2). Alle eindmonsters dienen te worden ingezonden aan het douanelaboratorium, waarvan 1 voor direct onderzoek en de rest wordt bewaard in de centrale opslag bij het douanelaboratorium.

Voor specifieke goederen kunnen nog de volgende eisen gelden:

  • Diepgevroren producten mogen niet in staat van ontdooiing zijn.

  • Producten die normaliter gekoeld houdbaar zijn (boter, melkproducten, vruchtensappen), moeten gekoeld worden aangeleverd.

  • Producten die mogelijk kunnen gisten (bijvoorbeeld producten die wort bevatten), moeten voorzichtig worden behandeld en zo snel mogelijk in een koelkast worden geplaatst.

  • Monsters van minerale oliën worden in vloeistofdichte milieuboxen aangeleverd. De door het laboratorium beschikbaar gestelde verzendkisten voldoen aan deze eis.

  • Bij monsters in originele kleinhandelsverpakking mag die verpakking niet zijn opengebroken.

  • Monsters van chemicaliën die vallen onder het Afleveringsbesluit Gevaarlijke Stoffen en dus voorzien zijn van relevante symbolen als andreaskruis, doodshoofd, vlamsymbool, explosieteken et cetera, moeten in het algemeen worden aangevoerd in speciale, vloeistofdichte boxen (zie paragraaf 2.1.11).

Opslagcondities van monsters

De opslagcondities van een monster moeten zodanig zijn, dat de samenstelling van het monster voor de te analyseren componenten niet wijzigt en de veiligheid is gewaarborgd. In het algemeen geldt dat monsters koel, droog en in het donker moeten worden opgeslagen, in een verpakking die voor vocht (en vet) is afgesloten. De bewaartermijn is de houdbaarheidstermijn die op de verpakking staat aangegeven. Neem bij twijfel over de opslagcondities contact op met het laboratorium.

Daarnaast zijn er voor monsters van bepaalde producten specifieke eisen aan de opslag gesteld. Deze eisen zijn:

Product

Eis

 

 

Lichtgevoelige monsters

Opslaan in een donkere ruimte

Monsters die giftige en/of onaangename dampen afgeven

Voor zover mogelijk opslaan in een zuurkast of in een ruimte met voldoende mechanische ventilatie

(Zeer) licht ontvlambare en anderszins gevaarlijke monsters

Voor zover mogelijk opslaan in een veiligheidskast

Monsters die gevoelig zijn voor bederf

Opslaan in een diepvries of koelkast, al naar gelang de aard van het product

Monsters van zeer bederfelijke waren

In overleg met het laboratorium zelf invriezen; geef op in de taak “Monsteronderzoek LAB” dat u de monsters zelf heeft ingevroren

Monsters van gevaarlijke stoffen

Bewaarcondities bij het laboratorium opvragen

Monsters van gekoelde waar

Opslaan bij circa 4°C

Monsters van bevroren waar

Opslaan bij circa - 18°C

Monsters van kleinverpakkingen van levensmiddelen en geneesmiddelen

Bewaren onder de bewaarcondities die staan aangegeven op de verpakking, maar onder niet meer dan circa 25°C

Monsters van zuivelproducten

Bewaren bij circa 4°C

Monsters van wort

Bewaren bij circa 4°C; bewaartermijn twee weken

Monsters van gasolie

Bewaren in een goed geventileerde ruimte

Monsters van minerale olie(producten)

Brandbare stoffen bewaren in een beveiligde en goed geventileerde ruimte; bewaartermijn zes maanden

Monsters van bloedproducten

Bewaren onder de bewaarcondities en met de bewaartermijn die bij de producten worden meegeleverd

In verband met zendingen die gekoeld of bevroren worden aangeboden, moeten de douanekantoren beschikken over deugdelijk verpakkingsmateriaal en deugdelijke bewaarfaciliteiten. Dit geldt ook voor de monsters van gevaarlijke stoffen. Wanneer het douanekantoor hier intern niet aan kan voldoen, kan er extern een oplossing worden gezocht voor de opslag van de monsters, op voorwaarde dat de kwaliteit en identiteit van de monsters gewaarborgd blijft. Ook moet in dit geval rekening worden gehouden met veiligheidsaspecten en milieubepalingen.

Als geen van de bovengenoemde specifieke opslagcondities noodzakelijk is, moeten de monsters in een goed afgesloten verpakking worden opgeslagen in droge monsterkasten. Direct (zon)licht moet worden vermeden.

Naar boven

2.1.10 Vervoer van monsters

Voor het vervoer van monsters zijn zogenaamde distributiecontainers beschikbaar. Deze containers hebben een opslag-, bewaar- en transportfunctie voor de monsters die naar het laboratorium moeten worden verzonden. De kisten zijn voorzien van een verzegelbaar deksel. De monsterkist wordt opgevuld met vermiculite, een inert korrelvormig product (verpakkingsmateriaal), om breuk te voorkomen en om bij een eventuele lekkage de vloeistof op te nemen.

Monsters van gevaarlijke stoffen moeten in aparte monsterkisten bewaard of opgeslagen en verzonden worden. Deze kisten moeten worden voorzien van een aparte sticker waaruit blijkt dat het om gevaarlijke stoffen gaat.

Let op!

Zorg ervoor dat monsters van stoffen die met elkaar kunnen reageren, nooit in dezelfde kist worden verpakt.

De contramonsters (monsters voor bezwaar/beroep) worden tegelijk met de eerste monsters verpakt en verzonden naar het douanelaboratorium. Daar worden de contramonsters apart opgeslagen in de centrale monsteropslag.

Zie voor richtlijnen voor het verpakken bijlage 2.

In het algemeen geldt dat veel monsters niet direct naar het laboratorium hoeven te worden vervoerd als op de locatie zelf een goede opslagvoorziening aanwezig is. De monsters worden één tot twee keer per week opgehaald door een speciaal aangewezen vervoerder. Het vervoermiddel dat daarvoor wordt gebruikt, is voorzien van de nodige veiligheidsvoorzieningen, waardoor gelijktijdig verschillende soorten (gevaarlijke) monsters kunnen worden vervoerd. De vervoerder rijdt volgens een vaste route. Alleen locaties waar doorgaans minder dan eenmaal per week monsters worden genomen, zijn niet opgenomen in deze route. (Zie verder onder "Locaties die niet in de vaste route zijn opgenomen".)

Voor spoedzendingen zijn speciale voorzieningen getroffen. In de volgende tabel vindt u een overzicht van de verschillende situaties die zich hierbij kunnen voordoen en de voorzieningen die dan voorhanden zijn.

Soort spoedzending

Voorziening

De monsters moeten zo snel mogelijk (dat wil zeggen op dezelfde dag) op het laboratorium zijn.

In spoedeisende gevallen waarbij er geen sprake is van wettelijke beperkingen, kan een beroep worden gedaan op de diensten van de koerier.

Het monsters moeten de volgende werkdag op het laboratorium zijn.

De zending kan worden vervoerd of met de reguliere post van PostNL. De postzendingen moeten dan wel goed verpakt zijn: de verpakking, sluiting en eventuele opvulmiddelen moeten de inhoud tijdens het vervoer afdoende beschermen tegen stoten, schokken en dergelijke.

De monsters moeten binnen vijf werkdagen op het laboratorium zijn.

De monsters worden opgehaald tijdens een van de vijf dagelijkse (vaste) routes, die worden uitgevoerd door de vervoerder.

Aanbieden van monsters aan de vervoerder

Wanneer de Douane monsters door de vervoerder laat vervoeren, moeten de monsters aan de volgende vier voorwaarden voldoen:

  • Ze worden aangeboden in de daarvoor bestemde groene monsterkisten (herkenbaar aan de huisstijlkleuren van de Belastingdienst/Douane).

  • Ze zijn afgesloten door middel van een douaneverzegeling.

  • Ze moeten voorzien zijn van een label. Voor de gegevens op de label zie paragraaf 2.2.1, punt 11.

Gevaarlijke stoffen worden in aparte, als zodanig daarvoor bestemde en herkenbare monsterkisten aangeboden. Voor de gevaarlijke stoffen wordt voor de chauffeur van de vervoerder een aparte geleidelijst opgemaakt.

Het is niet toegestaan om andere verpakkingen dan de daarvoor aangewezen monsterkisten te gebruiken, behalve in de volgende gevallen:

  • Monsters die te groot zijn om in een monsterkist te worden vervoerd mogen, mits deugdelijk verpakt, als losse colli worden aangeboden.

  • Monsters die in gekoelde of bevroren toestand moeten worden vervoerd, moeten in hun oorspronkelijke verpakking worden aangeboden en worden in een speciale koel- en vriesruimte in de auto van de vervoerder opgeslagen.

Om het vlotte afhalen van de monsters op de douanelocaties mogelijk te maken, is het zeer belangrijk dat de zendingen in de betreffende bewaarruimtes klaarstaan, en wel een half uur voordat de chauffeur zich - volgens het routeschema van de vervoerder - op de douanelocatie meldt. De monsterkisten worden overigens uitgewisseld: de chauffeur laat voor iedere aangeboden monsterkist een lege op de locatie achter.

Per locatie wordt een ambtenaar belast met het verzendklaar maken van monsters. Zijn naam en telefoonnummer moeten bekend zijn bij het douanelaboratorium. Deze ambtenaar vult voor het vervoer een vrachtbrief in drievoud in. De drie exemplaren hebben de volgende bestemming:

  • Een exemplaar is voor het douanekantoor.

  • Een exemplaar is voor de vervoerder.

  • Een exemplaar is voor het douanelaboratorium.

Bij een zending monsters moeten dus de volgende documenten aanwezig zijn:

  • een geleidelijst gevaarlijke stoffen, indien van toepassing;

  • een vrachtbrief

Let op!

Voor vragen over gevaarlijke stoffen, onbekende stoffen, verpakkingen van monsters de route van de vervoerder kunt u contact opnemen met het douanelaboratorium. Zie bijlage 3 voor de contactgegevens.

Locaties die niet in de vaste route zijn opgenomen

Een aantal locaties waar weliswaar regelmatig monsters worden aangeboden kan door hun ligging moeilijk worden opgenomen in een vaste route. Dit zijn de zogenaamde dislocaties. In enkele gevallen haalt de vervoerder op deze locaties de monsters met een aparte koerier op (subroute), om ze vervolgens aan te laten sluiten op een van de routes. Voor de overige dislocaties geldt dat het management met het management van een naburige locatie die wel op het vervoersnet of een subroute is aangesloten, afspraken maakt om de monsters van de dislocatie tijdig naar een vervoersnetlocatie over te brengen. De monsters kunnen dan vanaf de vervoersnetlocatie meegegeven worden.

De routelijsten en de dienstregeling waarop de vaste monsterophaaldagen per locatie zijn vermeld, worden onder de locaties verspreid. Zo nodig worden deze door het douanelaboratorium aangepast.

Naar boven

2.1.11 Geschil bij monsterneming

Zelfs als de Douane bij monsterneming de nodige zorgvuldigheid in acht neemt, kan het voorkomen dat een aangever niet akkoord gaat met de wijze van monsterneming of met de grootte van de genomen monsters. Tegen de wijze van monsterneming staan de belanghebbende rechtsmiddelen open.
(artikel 8:2 Algemene douanewet)

Ook kan het zijn dat de aangever de Douane verzoekt om aanvullend onderzoek. Dit aanvullende onderzoek voert de Douane uit als een normaal monsteronderzoek.
(artikel 70 CDW)

Bij een conflict over de wijze van monsterneming of de grootte van de genomen monsters kunnen de goederen niet vervroegd ter beschikking worden gesteld.

Als over de bij monsterneming geen geschil is geweest, verdient het aanbeveling de aangever bij een vervroegde terbeschikkingstelling direct schriftelijk op het fyco-formulier te laten verklaren dat hij akkoord is gegaan met de wijze van monsterneming en met de grootte van de genomen monsters.
(artikel 73 CDW)

Naar boven

2.2 Procedures en ambtelijke werkzaamheden

De wijze van monsterneming is onder meer afhankelijk van:

  • de soort goederen;

  • de mate van homogeniteit van de goederen;

  • de grootte van een partij goederen.

Een monster moet representatief zijn voor de aangegeven partij. Dat houdt in dat de Douane bijvoorbeeld bij vruchtensappen eerst goed moet roeren voordat er bemonsterd gaat worden. De Douane en de aangever zijn gebaat bij het zo eenvoudig mogelijk verkrijgen van een monster dat beiden representatief vinden voor de hele partij.

Voor de meeste goederensoorten bestaan er geen voorschriften, bijvoorbeeld in de vorm van richtlijnen, waarin is aangegeven op welke wijze(n) zij moeten worden bemonsterd. Voor bepaalde goederensoorten bestaan deze echter wel. Voorschriften voor de wijze(n) van monsterneming zijn onder andere opgenomen in:

  • de richtlijnen in het kader van de analyse en toepassing van de Gecombineerde Nomenclatuur (opgenomen in DTV);

  • hoofdstuk 11.4.2 met betrekking tot kwaliteitstarwe. Voor algemene bepalingen ten aanzien van deze tarwe zie onderdeel 13.01.00, paragraaf 4.2;

  • de richtlijn voor rijst (de GMO-Verordening (EU) nr. 1308/2013;

  • de richtlijnen voor de samenstelling van diervoeders (Richtlijn nr. 81/680/EEG en Verordening (EG) nr. 152/2009);

  • de richtlijnen voor de controle op de kwaliteit van diervoeders;

  • de richtlijnen voor vlees ( Verordening (EG) nr. 765/2002; zie hoofdstuk 6).

Daarnaast zijn er nog diverse richtlijnen voor de wijze(n) van monsterneming in het kader van de volgende voorschriften 1):

  • het Handboek VGEM, onderdeel 40.04.00, voorschrift “Overbrenging afvalstoffen”, paragraaf 13.3.

  • het Handboek VGEM, onderdeel 40.03.00, voorschrift “Milieugevaarlijke stoffen”

  • het Voorschrift douanetaken Kernenergiewet (paragraaf 8).

De richtlijnen die in deze voorschriften staan vervat, zijn afkomstig van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en moeten strikt worden opgevolgd om discussies te voorkomen over de vraag of genomen monsters wel representatief zijn.

Als de Douane eraan twijfelt of bepaalde goederen al dan niet op een voorgeschreven wijze moeten worden bemonsterd, kan telefonisch contact worden opgenomen met het douanelaboratorium. Zie bijlage 3 voor de contactgegevens.

In de paragraaf hierna wordt de algemene procedure voor het nemen van monsters besproken.

Algemene procedure

De Douane neemt in principe zelf de monsters. Het kan echter voorkomen dat de Douane onvoldoende kennis of hulpmiddelen heeft om een monster van bepaalde goederen zelf te kunnen nemen. In die gevallen kunt u de aangever verplichten om de monsters onder douanetoezicht te laten nemen. In het specifieke geval van monsterneming van gevaarlijke stoffen wordt verwezen naar paragraaf 2.3.4.
(artikel 69, leden 2 en 3, CDW; artikelen 241 en 243 TVo. CDW; artikel 1:24 Algemene douanewet en artikel 2:14 Algemene douaneregeling)

Als de Douane belast is met het nemen van een monster worden de volgende stappen gevolgd:

  1. Bekijk de te bemonsteren goederen goed, om te bepalen wat voor soort monsters er genomen moeten worden.

  2. Bepaal aan de hand van het volgende schema wat voor soort monsters er genomen moeten worden (zie ook bijlage 2).

    Verpakking

    Wijze van monsterneming

    Kleinhandelsverpakking

    Neem enkele blikken, flessen of potten als monster. Neem altijd gesloten kleinhandelsverpakkingen.

    Uit de opschriften op verpakkingen kan blijken dat de aangegeven partij uit verschillende goederensoorten bestaat (een partij jam kan bijvoorbeeld uit diverse soorten bestaan). Als dat zo/ is, neem dan per soort monsters.

    Ga vervolgens verder met stap 7 en volgende.

    Baal, vat en zak

    Neem van een aantal van deze verpakkingen ondermonsters. Hoe hierbij te werk moet worden gegaan staat in stap 3 en volgende.

    Los gestort

    Bepaal de samenstelling van de partij. De partij is homogeen als hij op iedere plaats dezelfde samenstelling heeft. De partij is heterogeen als de samenstelling niet overal hetzelfde is. Bij pellets, korrels en poeders kunnen bijvoorbeeld de fijnere delen naar beneden zakken en in vloeistoffen kunnen delen bezinken, blijven zweven of juist gaan drijven. Dit geldt in sterke mate voor vloeistoffen die in bevroren toestand worden aangeboden (bijvoorbeeld sinaasappelconcentraat). Zorg er dus voor dat zowel de top- en middenlaag als de bodemlaag deel uitmaken van de monsters die genomen gaan worden.

    Hoe hierbij te werk moet worden gegaan staat in stap 3 en volgende.

    Batch of charge (meer dan een productiepartij)

    Neem van elke productiepartij monsters. Vaak is aan de opschriften op de verpakkingen te zien of er sprake is van batches of charges.

    Als het gaat om los gestorte producten, ga dan te werk volgens stap 3 en volgende. Ga in alle andere gevallen verder met stap 7 en volgende.

  3. Bepaal de grootte van het te nemen verzamelmonster. Neem zoveel ondermonsters van de te bemonsteren goederen, dat daaruit ten minste twee eindmonsters kunnen worden samengesteld.

    Let op!

    Het kan zijn dat specifieke voorschriften met betrekking tot het monsteronderzoek het noodzakelijk maken meer eindmonsters samen te stellen. In bijlage 2 zijn in dat geval afwijkende aantallen opgenomen. (artikel 2:14 lid 1 Algemene douaneregeling)

    De grootte van het verzamelmonster is onder meer afhankelijk van:

    • de goederensoort;

    • de wijze van verpakking;

    • de toe te passen onderzoeksmethode;

    • de mogelijkheid tot splitsing van het monster.

    Let op!

    Een aangever mag de Douane, voorafgaand aan de monsterneming, een deel van het verzamelmonster voor eigen onderzoeksdoeleinden vragen. Houd daar dan rekening mee bij het bepalen van de grootte van het verzamelmonster. Het deel van het verzamelmonster dat bestemd is voor de aangever dient de Douane te verzegelen en blijft in het bezit van belanghebbende. (artikel 2:14, lid 2 Algemene douaneregeling).

  4. Neem de nodige ondermonsters.

  5. Voeg de ondermonsters na de monsterneming samen en meng ze goed tot een verzamelmonster.

  6. Verdeel het verzamelmonster in twee identieke eindmonsters. Als hiervoor geen middelen beschikbaar zijn dan stuurt de Douane het complete verzamelmonster naar het douanlaboratorium met de vermelding dat dit het gehele verzamelmonster betreft. Bij de centrale monsteropslag zal dit dan verdeeld worden in twee identieke eindmonsters.

  7. Verzegel de eindmonsters. Een aangever mag een van de eindmonsters in het bijzijn van de Douane mee verzegelen. Dat monster is dan bestemd voor een eventuele bezwaar- of beroepsprocedure.

    Let op!

    Als de originele verpakking van een door de Douane bemonsterde goederensoort niet is te openen en/of te sluiten zonder sporen achter te laten, bijvoorbeeld bij een standaardverpakking, hoeft die verpakking niet te worden verzegeld. Er kan wordent volstaan met het aanbrengen van een stempelafdruk op de verpakking.

  8. Voeg een verklaring bij de partij als bewijs dat de Douane aan de partij monsters heeft onttrokken. Neem in de verklaring op welke goederen als monsters zijn onttrokken. Voor deze verklaring moet gebruik worden gemaakt van het label of de bijsluiter die in het Modellenboek Douane is opgenomen, onder nummer FT_115.

    Let op!

    Voeg geen verklaring bij of in de bemonsterde verpakkingen, als de aangever of exporteur uitdrukkelijk te kennen geeft daar geen prijs op te stellen.

  9. Verpak de monsters volgens de eisen die aan de verpakking worden gesteld (zie paragraaf 2.1.6). Vermeld op de verpakking van de monsters die aan het laboratorium worden gezonden, de volgende gegevens:

    Als het niet mogelijk is de gegevens op de verpakking te vermelden, maak dan een label aan de verpakking.

    • het aanvraagnummer;

    • de datum van monsterneming;

    • de naam van uw kantoor (aanvragercode);

    • de soort goed;

    • een verwijzing naar het document waarop het monster betrekking heeft.

  10. Neem maatregelen om te voorkomen dat de informatie die op de originele verpakking staat vermeld, onleesbaar wordt.

  11. Verstuur alle monsters naar het laboratorium, voorzien van een label met Platonummer, aangiftenummer, verzegeling en datum.

De aangever kan bij de monsterneming aan geven of hij de monsters retour wenst te ontvangen. Dit moet in de applicatie PLATO bij "Opvoeren monstername, tabblad Monster" in het vak "Opmerkingen" worden aangetekend.

Naar boven

2.3 Nadere bepalingen

In deze paragraaf worden de volgende procedures besproken:

  • controle op kleinhandelsverpakkingen die in Nederland zijn voorzien van het e­teken of vervangend teken (paragraaf 2.3.1);

  • controle op kleinhandelsverpakkingen die in een andere lidstaat zijn voorzien van het e-teken (paragraaf 2.3.2);

  • restitutieaanvragen voor meer dan het aangegeven e-normnettogewicht of -volume (paragraaf 2.3.3);

  • gevaarlijke stoffen (paragraaf 2.3.4).

Naar boven

2.3.1 Controle op kleinhandelsverpakkingen die in Nederland zijn voorzien van het e-teken of vervangend teken

Bij de controle van het nettogewicht of ­volume van kleinhandelsverpakkingen die in Nederland zijn voorzien van het e-teken of vervangend teken, gaat de Douane als volgt te werk:

  1. Stel vast dat er een kopie van de vergunning of van de laatste aan het betreffende bedrijf afgegeven verklaring van het Nederlands Meetinstituut (NMI) in het klantdossier is opgenomen. Als deze kopie ontbreekt, wordt contact opgenomen met het NMI of NVWA (zie bijlage 3 voor de contactgegevens). Het NMI en de NVWA kunnen vertellen of het bedrijf erkend is voor het gebruik van het e-teken. Als blijkt dat het bedrijf zonder de vereiste vergunning of verklaring van het NMI het e-teken of vervangend e-teken heeft gebruikt, laat dan het netto-gewicht of ­volume vaststellen door het laboratorium.

  2. Ga bij de controle altijd uit van het nettogewicht of ­volume dat op de kleinhandelsverpakking staat aangegeven, ook wanneer een onderzoek naar de soort en/of de samenstelling van de inhoud wordt ingesteld door bijvoorbeeld het laboratorium.

  3. Controleer of de goederen wel zijn verpakt in een bedrijf dat onder controle staat van een van de controle-instanties. Aan deze voorwaarde is voldaan als de naam en het adres van de producent en/of verpakker op de lijst van bijlage 4 voorkomen.

  4. Stel van elke controle een controleverslag op en voeg dit bij het betreffende controledossier.

  5. Neem zowel steekproefsgewijs (dat wil zeggen van tijd tot tijd), als in gevallen waarin ernstige twijfels bestaan aan de juistheid van het nettogewicht of ­volume dat op e-normverpakkingen is vermeld, monsters van de verpakkingen.

  6. Zend de monsters aan het laboratorium met het verzoek het nettogewicht of ­volume ervan vast te stellen. Ga daarbij, in verband met een eventuele bezwaar- en/of beroepsprocedure, als volgt te werk:

    • Neem 18 (= 2 eindmonsters van elk 9) kleinhandelsverpakkingen als monster.

    • Zend alle eindmonsters hiervan, dat wil zeggen 2 x 9 kleinhandelsverpakkingen aan het laboratorium. In paragraaf 3.2. staat een invulinstructie voor het aanvraagformulier.

Naar boven

2.3.2 Controle op kleinhandelsverpakkingen die in een andere lidstaat zijn voorzien van het e-teken

Wanneer de Douane het nettogewicht of ­volume controleert van kleinhandelsverpakkingen die in een andere lidstaat van de Europese Unie zijn voorzien van het e-teken, moet in principe worden uitgaan van het daarop vermelde nettogewicht of ­volume. Anders dan bij kleinhandelsverpakkingen die in Nederland van het e-teken of vervangend e-teken zijn voorzien, wordt de steekproefsgewijze controle in de buitenlandse bedrijven waar de goederen zijn verpakt en van het e-teken zijn voorzien, niet door de Nederlandse Douane verricht, maar door de autoriteiten van de lidstaat waar het verpakken heeft plaatsgevonden. Om deze reden moet bij de controle van aangiften die betrekking hebben op kleinhandelsverpakkingen die in het buitenland van het e-teken zijn voorzien, meer aandacht worden geschonken aan het op die aangiften aangegeven nettogewicht of ­volume.

Een controle van aangiften die betrekking hebben op kleinhandelsverpakkingen die in het buitenland van het e-teken zijn voorzien, houdt het volgende in:

  1. Neem zowel steekproefsgewijs (dat wil zeggen van tijd tot tijd), als in gevallen waarin ernstige twijfels bestaan aan de juistheid van het nettogewicht of ­volume dat op e-normverpakkingen is vermeld, monsters van de verpakkingen.

  2. Zend de monsters aan het laboratorium met het verzoek het nettogewicht of ­volume ervan vast te stellen. Ga daarbij, in verband met een eventuele bezwaar- en/of beroepsprocedure, als volgt te werk:

    • Neem 18 (= 2 eindmonsters van elk 9) kleinhandelsverpakkingen als monster.

    • Zend alle eindmonsters hiervan, dat wil zeggen 2 x 9 kleinhandelsverpakkingen, samen met een uitdraai taak “Monsteronderzoek LAB” aan het laboratorium. In paragraaf 3.2. staat een invulinstructie voor het aanvraagformulier.

Naar boven

2.3.3 Restitutieaanvragen voor meer dan het aangegeven e­norm nettogewicht of -volume

Bedrijven vullen in de regel hun kleinhandelsverpakkingen met e-teken of vervangend e-teken af boven het nettogewicht of ­volume dat zij op hun kleinhandelsverpakkingen vermelden. In sommige gevallen vragen deze bedrijven dan ook voor het meerdere aan nettogewicht of ­volume restitutie aan. Als uit de aangifte(n) blijkt dat dat het geval is, moet altijd het nettogewicht of ­volume van zulke kleinhandelsverpakkingen door het laboratorium worden vastgesteld.

De Douane wil het nettogewicht of ­volume van kleinhandelsverpakkingen waarvoor ook voor het meerdere aan nettogewicht of ­volume restitutie is aangevraagd, door het laboratorium laten vaststellen. Ga daarbij, in verband met een eventuele bezwaar- en/of beroepsprocedure, als volgt te werk:

  1. Neem 18 (= 2 eindmonsters van elk 9) kleinhandelsverpakkingen als monster.

  2. Vermeld in de taak “Monsteronderzoek LAB”:

    • de aantekening dat het op de aangifte vermelde nettogewicht of ­volume afwijkt van het op de kleinhandelsverpakkingen vermelde nettogewicht of ­volume;

    • het per soort kleinhandelsverpakking op de aangifte aangegeven nettogewicht of ­volume.

  3. Zend alle eindmonsters, dat wil zeggen 2 x 9 kleinhandelsverpakkingen aan het laboratorium. In paragraaf 3.2. staat een invulinstructie voor het aanvraagformulier.

Naar boven

2.3.4 Monsterneming gevaarlijke stoffen

Onder gevaarlijke stoffen worden goederen bedoeld die bij een eventuele monsterneming een direct veiligheids- of gezondheidsrisico inhouden. Dit zijn met name chemicaliën, chemische preparaten en chemische afvalstoffen.

Om de monstername van gevaarlijke stoffen op een veilige wijze te laten verrichten en daarbij op verantwoorde wijze toezicht te kunnen uitoefenen heeft de Douane afspraken gemaakt met Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en een bedrijf dat gespecialiseerd is in het nemen van deze monsters.

Monstername van gevaarlijke stoffen wordt uitgevoerd (in overleg) met het ILT-team, die worden ingeschakeld door het Werk Verdeel Punt (WVP). Is het ILT-team verhinderd, dan wordt de firma SGS uit Spijkenisse ingeschakeld. Zie bijlage 3 voor de contactgegevens.

De firma SGS heeft onder andere vestigingen in de volgende plaatsen: Spijkenisse, Dordrecht, Delfzijl, Vlissingen en Schiphol

Als bijlage 6 bij dit voorschrift is een lijst opgenomen van goederen waarvan de bemonstering altijd moet worden uitgevoerd door de ILT of SGS.

Let op!

ILT en SGS moeten er (voordat het monster wordt genomen) van op de hoogte zijn of de reden van monstername voortvloeit uit douane wet- en regelgeving of vanuit de VGEM wet- en regelgeving.

Stoffen of producten die niet in de lijst voorkomen kunnen nog steeds gevaarlijk zijn.

Wanneer niet duidelijk is of een stof als gevaarlijk moet worden aangemerkt kan voor advies contact worden opgenomen met de helpdesk van het douanelaboratorium. Zie bijlage 3 voor de contactgegevens.

De overeenkomst met de SGS houdt in het kort in dat monsters van de volgende gevaarlijke stoffen op aanwijzing en onder toezicht van de Douane door de SGS worden genomen:

Stoffen vallende onder ADR-gevarenklasse 2 tot en met 6, 8 en 9.

Op deze algemene regel zijn de volgende uitzonderingen van toepassing:

  • Kleinhandelsverpakkingen:

    Gevaarlijke stoffen in kleinhandelsverpakking worden door de Douane zelf bemonsterd wanneer het stoffen betreft in de originele en ongeschonden verpakking. Deze verpakkingen worden door de Douane niet geopend maar als één geheel ingezonden naar het douanelaboratorium. Als richtlijn voor kleinhandelsverpakking kan worden uitgegaan van een verpakking met een maximaal gewicht van 2 kg of een maximale inhoud van 2 liter.

  • Extreem gevaarlijke producten:

    ILT / SGS en de Douane nemen geen monsters van de volgende extreem gevaarlijke stoffen:

    • Explosieven en vuurwerk (alle stoffen die onder ADR-gevarenklasse 1 vallen)

    • Chemische en bacteriologische wapens zoals vermeld in het Handboek Strategische goederen. (ex. ADR-gevarenklasse 6)

    • Infectueuze stoffen. (ex. ADR-gevarenklasse 6)

    • Radioactieve stoffen en nucleair materiaal. (ADR-gevarenklasse 7)

    Monsters van deze stoffen worden indien nodig door andere handhavingsdiensten of specialisten dan de monsternemer of Douane genomen. Te denken valt hierbij aan bijvoorbeeld de EOD of TNO. Verwezen wordt naar de betreffende voorschriften.

  • Minerale olieproducten:

    In de regio van douane Rotterdam (Rijnmond en Haven) worden monsters van minerale olieproducten genomen door of vanwege het lokale olie- en gasteam.

  • Producten waarvoor bijzondere afspraken gelden:

    ILT / SGSen de Douane nemen geen monsters van goederen (waaronder gevaarlijke stoffen) waarover in kaderovereenkomsten of in andere afspraken is afgesproken dat deze door andere handhavingsdiensten worden genomen. Te denken valt hierbij aan de ILT, de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) of de FIOD. Verwezen wordt naar de betreffende voorschriften.

In geval van een beoogde monstername van gevaarlijke stoffen stuurt de verifiërend ambtenaar een fyco-opdracht naar het WVP door het uitgeven van een controleopdracht in PLATO. Alvorens daartoe over te gaan vraagt de verifiërend ambtenaar aan de aangever om een bij de goederen behorend Material Safety Data Sheet (MSDS) . Dit is een algemeen document over producten met gevaarlijke eigenschappen dat de producent volgens Europese richtlijnen verplicht is op te maken en beschikbaar te stellen. Van het MSDS worden de volgende gegevens overgenomen op het memoveld van het digitale fyco-formulier:

  • het CAS-nummer (Chemical Abstracts Service) (bijvoorbeeld : Methylbromide CAS 74-83-9) en indien gegeven;

  • het UN-nummer (United Nations, stofidentificatienummer) (bijvoorbeeld Methylbromide UN 1062).

Het WVPbepaalt of er sprake is van een monstername waarvoor de ILT of SGS moet worden ingeschakeld.

  1. Ga na of het monstername van gevaarlijke stoffen betreft zoals die zijn genoemd in bijlage 6

  2. Als de bijlage niet van toepassing is maar er twijfel is over het risico dan dienen voor nadere beoordeling productomschrijvingen en veiligheidsinformatie opgevraagd te worden bij de aangever.(zie hiervoor de tekst na dit kader)

  3. Wanneer er sprake is van monstername van gevaarlijke stoffen, controleer dan of er sprake is van stoffen in kleinhandelsverpakking, extreem gevaarlijke goederen, minerale olieproducten (Rotterdam) of goederen waarover afspraken met andere handhavingsdiensten zijn gemaakt.

  4. Wanneer het andere gevaarlijke stoffen betreft dan die genoemd bij punt 2 kan de ILT / SGS worden ingeschakeld.

  5. Stem tijd en locatie van monstername af met aangever.

  6. Bestel telefonisch de ILT / SGS en informeer de monsternemer op basis van de informatie die in het memoveld van de fyco-opdracht staat over:

    • datum monstername

    • plaats en tijdstip monstername

    • technische stofnaam (ex. memoveld)

    • CAS-nummer van de stof (ex. memoveld)

    • UN-nummer van de stof (ex. memoveld)

    • fyco-nummer

    • telefoonnummer van het WVPwaar bijzonderheden rond de afspraak gemeld kunnen worden.

    NB. Met SGS is afgesproken dat zij in principe 12 uur voor de geplande monstername wordt besteld, in bijzondere gevallen is in overleg een spoedprocedure mogelijk.

  7. De medewerker van de ILT / SGS noteert de gegevens en bevestigt als alles duidelijk is mondeling de bestelling. Als monsternemer dit verzoekt svp per fax de Material Safety Data Sheets (MSDS) toesturen.

Als bijlage 6 niet van toepassing is maar er is twijfel over het risico dan dienen voor nadere beoordeling productomschrijvingen en veiligheidsinformatie opgevraagd te worden bij de aangever. Met name de MSDS zijn hierbij van belang.

Zowel bij twijfel over het risico als bij interpretatie van eventueel opgevraagde veiligheidsinformatie kan advies worden gevraagd aan het douanelaboratorium of de vraagbaken Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen.

Als uit de opgevraagde informatie blijkt dat één of meer ADR-gevarenklassen (Accord européen relatif au transport international des marchandises Dangereuses par Route) van toepassing zijn dan moet voor monsterneming de ILT, SGS of, bij extreem gevaarlijke stoffen, een andere handhaver te worden ingeschakeld.

Als blijkt dat geen ADR-gevarenklassen van toepassing zijn, dan zijn aan de monstername geen noemenswaardige chemische risico’s verbonden en neemt de Douane, met in achtneming van de bepalingen van onderdeel 12.20.00 van dit Handboek, zelf de monsters.

N.B.: Vaak bevat productinformatie algemene veiligheidsadviezen op het gebied van netheid en hygiëne. De vermelding van deze normale voorzorgen vormt in het algemeen geen reden een opdracht tot monstername aan monsternemer te geven.

Fysieke controle /monstername

In alle gevallen voert de controlerend ambtenaar de regie over de monstername.

Als de gegevens ter plaatse (opschriften, gevarencodes op etiketten, documenten) afwijken van de verwachte situatie houdt de controlerend ambtenaar zijn verantwoordelijkheid, al dan niet geadviseerd en/of ondersteund door ILT / SGS vanuit diens specifieke deskundigheid.
Om definitief uitsluitsel te verkrijgen over de juistheid van de gegevens moet de ambtenaar contact op nemen met de verifiërend ambtenaar die de opdracht tot monstername heeft gegeven.

Omdat de ambtenaar op veilige afstand van de plek van bemonstering moet staan zal het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen in principe niet nodig zijn. De veilige afstand is afhankelijk van de locatie en de te bemonsteren stof en de afspraken die op dat moment met ILT / SGS worden gemaakt.

Als ILT / SGS de bemonstering uitvoert houdt de controlerend ambtenaar niet alleen toezicht op het nemen van het monster, maar ook op het goed verpakken en etiketteren daarvan. Hij blijft zelf verantwoordelijk voor de verzegeling en identificatie van het monster.

Belangrijk is dat op het monster(label), het fyco-nummer en/of (indien beschikbaar) het aanvraagnummer monsteronderzoek wordt genoteerd.
Onder geen voorwaarde neemt de controlerend ambtenaar de monsters zelf. Dit geldt ook voor het verpakken en etiketteren van het monster. Zoals gebruikelijk wordt het monster in tweevoud genomen.

ILT / SGS vervoert de verzegelde monsters naar de dichtstbijzijnde faciliteit van ILT / SGS. Na melding door ILT / SGS verzorgt het douanelaboratorium het ophalen van het monster door middel van het reguliere monstertransport.

De controlerend ambtenaar draagt het dossier over aan de verifiërend ambtenaar die de opdracht tot monstername heeft gegeven. Deze zorgt ervoor dat de taak “Monsteronderzoek LAB” via het geautomatiseerde systeem PLATO) ten behoeve van het douanelaboratorium wordt opgemaakt.

Daarbij wordt tevens het fyco-nummer vermeld en wordt tevens vermeld dat gebruik is gemaakt van de diensten van ILT / SGS.
Nadat het douanelaboratorium het monster heeft geanalyseerd wordt de uitslag daarvan aan de aanvrager van het onderzoek gezonden.

Naar boven

2.4 Uitzonderingen

In deze paragraaf wordt monsterneming op verzoek van de aangever behandeld.

Naar boven

2.4.1 Monsterneming op verzoek van de aangever

Alle aangebrachte goederen moeten in principe een douanebestemming krijgen. Voordat dit gebeurt, mag de aangever, als hij dat wil, ook zelf eerst naar de goederen kijken of van de goederen monsters (laten) nemen om deze te (laten) onderzoeken. Er kunnen zich dus de volgende situaties voordoen:

Situatie

Procedure

De aangever wil monsters (laten) nemen.

Als de aangever monsters wil nemen, moet hij een schriftelijk verzoek indienen bij de douaneautoriteiten die bevoegd zijn over de plaats waar de goederen zich bevinden. Hij moet dit verzoek in tweevoud indienen en daarin de volgende informatie geven:

  • de naam en het adres van de aanvrager;

  • de plaats waar de goederen zich bevinden;

  • de identificatiekenmerken van het vervoermiddel of, in voorkomend geval, het nummer van de aangifte tot plaatsing onder een douaneregeling;

  • alle gegevens die noodzakelijk zijn voor identificatie van de goederen.

De aangever wil de goederen alleen bekijken.

Als de aangever de goederen die voor hem bestemd zijn alleen wil inzien, moet hij ten minste een mondeling verzoek indienen bij de douaneautoriteiten die bevoegd zijn over de plaats waar de goederen zich bevinden. Dit mondelinge verzoek is aan geen enkele vorm gebonden.

(artikel 42 CDW; artikel 182 TVo. CDW)

Bij de behandeling van een schriftelijk verzoek om monsterneming dat aan alle voorwaarden voldoet, worden de volgende stappen ondernomen:

  1. Vermeld uw toestemming op het verzoek zelf en teken daarop aan hoeveel monsters (aantal en gewicht of inhoud) mogen worden genomen.

  2. Geef één exemplaar van het verzoek aan de aangever terug en houd het andere exemplaar zelf achter.

Het nemen van monsters mag alleen onder douanetoezicht gebeuren. De handelingen die daaruit voortvloeien, vinden daarbij plaats voor rekening en risico van de aangever van de goederen. Dit betekent dus dat ook de kosten voor de ambtelijk bestede tijd (indien buiten de normale openingstijden van douanekantoren), zoals de kosten voor het nemen van de monsters en voor het monsteronderzoek, voor rekening van de aangever komen.

In principe moet voor de genomen monsters de douanebestemming in het vrije verkeer brengen worden gekozen. Daarbij moet voor de goederen een douaneaangifte worden gedaan waaruit een douaneschuld voortvloeit.

Het kan voorkomen dat het nemen van de monsters tot vernietiging of onherstelbaar verlies van de monsters leidt of heeft geleid. In de volgende tabel staat een overzicht van de mogelijke situaties en de te volgen procedure.

Situatie

Procedure

Achteraf blijkt dat het monsteronderzoek tot vernietiging of onherstelbaar verlies van de genomen monsters heeft geleid.

De douaneschuld voor de monsters wordt geacht niet te zijn ontstaan. Als voor de monsters de rechten bij invoer zijn verschuldigd en ook al zijn betaald, dan moet u daarvoor terugbetaling verlenen. Als de verschuldigde rechten nog niet zijn betaald, dan moet u kwijtschelding van de rechten bij invoer verlenen.

Van tevoren staat vast dat de genomen monsters zullen worden vernietigd of verloren zullen gaan.

Houd bij het in behandeling nemen van de aangifte al rekening met de vernietiging of het verloren gaan van de monsters en laat voor deze monsters het heffen van de rechten bij invoer achterwege.

(artikelen 235 en volgende CDW)

Naar boven