Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

17.00.00 Bijzondere bestemming

2 De vergunning

2.1 Aanvraag en voorwaarden vergunning

Voor het gebruik van de regeling bijzondere bestemming is een vergunning vereist van de Douane.

Zie voor informatie over de aanvraag van een vergunning bijzondere bestemming hoofdstuk 2 van onderdeel 15.00.00 van dit Handboek.

Zie voor informatie over de gevallen waarin een aanvraag van een vergunning bijzondere bestemming op basis van een douaneaangifte tot plaatsing onder de regeling bijzondere bestemming kan worden gedaan paragraaf 2.5 van dit onderdeel.

De vergunning wordt slechts verleend aan een persoon als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan, zoals gevestigd zijn in het douanegebied van de Unie, waarborgen bieden voor het goede gebruik van de regeling, het stellen van zekerheid en het kunnen uitoefenen van douanetoezicht zonder administratieve maatregelen te hoeven nemen die niet in verhouding staan tot de betrokken economische behoeften.

Zie voor deze voorwaarden hoofdstuk 3 van onderdeel 15.00.00 van dit Handboek.

(artikel 211 DWU)

Naar boven

2.2 Gevestigd in het douanegebied van de Unie

Een vergunning bijzondere bestemming wordt in principe slechts verleend aan persoon die is gevestigd in het douanegebied van de Unie.
(artikel 211, lid 3 letter a DWU)

Let op!

In incidentele gevallen, wanneer de douaneautoriteiten dit gerechtvaardigd achten, kan een vergunning bijzondere bestemming worden aangevraagd door een persoon die is gevestigd buiten het douanegebied van de Unie.

Mocht een vergunning worden aangevraagd door een buiten het douanegebied van de Unie gevestigde persoon, dan wordt deze aanvraag voorgelegd aan de Coördinatiegroep Formaliteiten en Bijzondere regelingen. Deze coördinatiegroep beslist of sprake is van een “gerechtvaardigd incidenteel geval”.

Het dossier dat wordt gezonden naar de Coördinatiegroep Formaliteiten en Bijzondere regelingen moet worden voorzien van een uitgebreide motivering (opgesteld door de aanvrager van de vergunning). Uit deze motivering moet duidelijk blijken waarom de aanvrager van mening is dat sprake is van een gerechtvaardigd incidenteel geval.

Of sprake is van een gerechtvaardigd incidenteel geval moet restrictief worden uitgelegd. Als een aanvrager regelmatig goederen onder de regeling wil plaatsen, dan is geen sprake van een gerechtvaardigd incidenteel geval.

(artikel 161 GVo.DWU)

Plaats indienen aanvraag vergunning

Wanneer de aanvrager van een vergunning bijzondere bestemming buiten het douanegebied van de Unie is gevestigd, dan moet de aanvraag worden ingediend bij de douaneautoriteit die bevoegd is voor de plaats waar de goederen voor het eerst zullen worden gebruikt.

(artikel 162, lid 1 GVo.DWU)

Voorbeeld

Een inwoner van Zwitserland landt met zijn eigen vliegtuig in het douanegebied van de Unie. Hij wil een vervangende motor onder de regeling bijzondere bestemming plaatsen en vraagt daarvoor een vergunning bijzondere bestemming aan.

De vergunning bijzondere bestemming kan in dit geval worden verleend aan een buiten het douanegebied van de Unie gevestigde persoon. Er is sprake van een “gerechtvaardigd incidenteel geval”.

Naar boven

2.3 Het stellen van zekerheid

Een vergunninghouder bijzondere bestemming moet in principe zekerheid stellen.
(artikel 211, lid 3 letter c DWU)

Er wordt geen zekerheid geëist als de bijzondere bestemming direct is gevolgd op het tijdstip dat de goederen worden vrijgegeven voor de regeling bijzondere bestemming en geen nadere handelingen met de goederen hoeven plaats te vinden.

Is sprake van overdracht van rechten en plichten? Zie voor informatie over het stellen van zekerheid bij overdracht van rechten en plichten hoofdstuk 9 van dit onderdeel.

Naar boven

2.4 Administratie

De vergunninghouder moet een passende administratie voeren in een door de Douane goedgekeurde vorm. Aan de hand van de informatie en de gegevens in de administratie moet de Douane in staat zijn toezicht uit te oefenen op de regeling.

In ieder geval moet uit de administratie blijken of en wanneer de goederen de voorgeschreven bijzondere bestemming hebben gekregen. Heeft de vergunninghouder als houder van de regeling deze verplichting overgedragen aan een andere persoon, dan moet de administratie de gegevens van de overdracht van rechten en plichten bevatten.
(artikel 214, lid 1 DWU en artikel 178, lid 1 GVo.DWU)

Zie voor meer informatie over de administratie hoofdstuk 3 van onderdeel 15.00.00 van dit Handboek.

Let op!

De verplichting tot het voeren van een administratie geldt ook voor de persoon aan wie de rechten en plichten worden overgedragen.

Zie voor informatie over overdracht van rechten en plichten hoofdstuk 9 van dit onderdeel.

Naar boven

2.5 De vergunning op basis van een douaneaangifte

Een aanvraag voor een vergunning bijzondere bestemming kan op basis van een douaneaangifte tot plaatsing onder de regeling bijzondere bestemming in de standaard procedure worden gedaan, op voorwaarde dat:

  • de aanvrager voornemens is de goederen integraal de voorgeschreven bijzondere bestemming te geven.

(artikel 163, lid 1 letter b GVo.DWU)

Er moet dan een door de aangever opgesteld document ter beschikking staan van de Douane op het tijdstip waarop de douaneaangifte wordt ingediend. Deze zogenaamde “Opgave aanvullende gegevens en voorwaarden bij aanvraag vergunning op aangifte (DO 162)” is te downloaden van de website van de Douane.

De DO 162 bevat aanvullende gegevenselementen die de Douane nodig heeft om een beslissing te kunnen nemen over het verlenen van de vergunning. De DO 162 wordt daarom altijd opgevraagd bij de behandeling van de douaneaangifte.

Bij de verificatie van de douaneaangifte beoordeelt de Douane op grond van de gegevens in de douaneaangifte en de gegevens in de DO 162 of de vergunning kan worden verleend. De vergunning op basis van een douaneaangifte wordt verleend door vrijgave van de goederen voor de regeling.
(artikel 262 UVo.DWU)

Een aanvraag voor een vergunning bijzondere bestemming kan niet op basis van een douaneaangifte worden gedaan wanneer sprake is van:

  • een vereenvoudigde aangifte, waarbij gegevens of bescheiden ontbreken op het moment van aanvaarding;

  • gecentraliseerde vrijmaking;

  • een aangifte door middel van inschrijving in de administratie van de aangever;

  • een grensoverschrijdende vergunning;

  • het gebruik van equivalente goederen;

  • een vergunning met terugwerkende kracht.

(artikel 163, lid 2 GVo.DWU)

Naar boven