10.00.00 Binnenbrengen via zee
3 Binnenkomst in douanegebied Unie
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de formaliteiten die moeten worden vervuld wanneer goederen vanuit zee het douanegebied
van de Unie zullen gaan binnenkomen en de daarbij van belang zijnde onderwerpen. Veel formaliteiten moeten al worden verricht
voordat er sprake is van een grensoverschrijdende vervoersbeweging.
(artikel 4 DWU)
3.1 De (summiere) aangifte
In het proces binnenbrengen is sprake van:
-
de summiere aangifte bij binnenbrengen (paragraaf 3.3.1);
-
de aangifte tot tijdelijke opslag (paragraaf 3.1.8).
(artikel 127, lid 5 DWU, artikel 2:5, lid 1 Algemene douaneregeling)
De (summiere) aangifte wordt in Nederland ingediend met gebruikmaking van DMF, zie ook paragraaf '2.9 Single Window voor maritiem
en lucht (SW)' van dit onderdeel. Met dit systeem wordt elektronische informatie ontvangen en uitgewisseld over vervoermiddelen
en goederen die de Unie binnenkomen. De elektronische berichten moeten voldoen aan voorgeschreven berichtenspecificaties.
(artikel 183 Uvo.DWU)
Als de (summiere) aangifte per abuis (dubbel) door 2 verschillende personen is ingediend, blijft de (summiere) aangifte ingediend
door de vervoerder in stand en wordt de ander geacht niet te zijn gedaan. Het maakt niet uit of de (summiere) aangifte van
de vervoerder eerder of later is gedaan. Als er een dubbele vooraanmelding/aankomstmelding vervoermiddel is, wordt dezelfde
systematiek toegepast.
(artikel 127 lid 1 en 145, 1 en 3 DWU) Voor de overgangsbepalingen zie onderdeel 200.00.00 van dit Handboek. Voor het elektronisch
verzenden van berichten is een registratie nodig. Het aanvraagformulier voor deze registratie is te vinden op douane.nl.
In tegenstelling tot de douaneaangifte (artikel 170 DWU) geldt voor de (summiere) aangifte geen vestigingseis om deze aangiften te mogen doen. Een vestigingseis is niet terug te vinden in douanewetgeving. De (summiere) aangifte kan onder meer gedaan worden door de vervoerder of hij die binnenbrengt. Deze personen kunnen buiten de Unie gevestigd zijn.
(Artikelen 127 lid 4, 139 lid 1 en 145 lid 3 DWU)
De communicatie tussen aangever en douanekantoor vindt plaats door middel van standaardberichten via het systeem DMF. Deze standaardberichten zijn genummerd met de letters NLBB (Nederland binnenbrengen) en een tweecijferig volgnummer. Een overzicht van alle NLBB-codes is opgenomen in Codeboek Douane, onderdeel Binnenbrengen, tabel N08.
De aangever van de (summiere) aangifte moet in het bezit zijn van een EORI-nummer (Economic Operators Registration and Identification Number). Voor meer informatie over het EORI-nummer zie onderdeel 1.00.00 van dit Handboek. Douane Manifest (DMF) (Binnenbrengen) ondersteunt ook de mogelijkheid voor de aangever van deze (summiere) aangiften om een uniek derde land-identificatienummer (EORI-like nummer of te wel het Third Country Unique Identification Number - TCUIN) van de afzender te vermelden wanneer men hierover beschikt. Er moet een ‘Registratie elektronisch berichtenverkeer’ (Binnenbrengen) worden aangevraagd als men voornemens is digitale berichten uit te wisselen met het systeem DMF (Binnenbrengen)’. De aangever is vaak een cargadoor. Dat is een vertegenwoordiger van de rederij in de haven. De cargadoor wordt voor het proces binnenbrengen ingedeeld onder artikel 127, lid 4, letter b DWU en heeft voor dit proces geen toelating douanevertegenwoordiging nodig. De cargadoor is geen douanevertegenwoordiger in de zin van artikel 18 DWU.
(Artikel 127, lid 4 DWU)
DMF ondersteunt ook de mogelijkheid voor de aangever van de (summiere) aangifte om een uniek derdeland-identificatienummer (EORI-like nummer of te wel het Third Country Unique Identification Number - TCUIN) van de afzender te vermelden wanneer hij hierover beschikt. Hiermee kan worden geprofiteerd van de geldende AEO faciliteiten.
(artikel 9, lid 1 en 2 DWU, 1, lid 18 en bijlage B GVo.DWU )
Bij binnenkomst kunnen naast de genoemde (summiere) aangiften andere aangiften aanwezig zijn. Hiervan kunnen worden genoemd:
aangiften voor douanevervoer, Carnets TIR, Carnets ATA, CIM en 'NAVO/EU-formulieren 302'.
Voor meer informatie over deze aangiften zie onderdeel 14.00.00 van dit Handboek.
Naast de genoemde (summiere) aangiften zijn er nog andere maritieme documenten. Deze zijn vastgesteld bij het Internationale Verdrag inzake de facilitatie van het internationale scheepvaartverkeer van de Internationale Maritieme Organisatie (1965) en zoals gepubliceerd bij de Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten en tot intrekking van Richtlijn 2002/6/EG.
Dit zijn:
-
de scheepsvoorradenaangifte (IMO/FAL 3, het “STO bericht” - Declaration of Ship’s Stores onboard at arrival) is een aangifte waarmee de aan boord aanwezige proviand onder douanetoezicht wordt gebracht. De scheepsvoorradenaangifte wordt gebruikt om de gegevens over de provisie en dergelijke goederen bij de Douane aan te geven. De scheepsvoorradenaangifte wordt uiterlijk 2 uur na ATA (Actual Time of Arrival) en elektronisch gedaan; Voor meer informatie over deze aangifte zie paragraaf
’3.4. Provisie, scheepsvoorraden, brandstoffen en smeermiddelen’. -
de verklaring over de bezittingen van de bemanning (Crew’s Effects Declaration, IMO/FAL 4, ook wel de Personal Effects List (PEL) genoemd) is een overzicht van de bezittingen van de bemanningsleden.
Deze goederen zijn bij binnenkomst in principe belastbaar en moeten om die reden opgenomen worden in het overzicht. De vrijstelling (en dus de beslissing dat ze niet belast zijn) wordt pas na het aanbrengen van die goederen genomen. Voor meer informatie over dit overzicht van de bezittingen van de bemanningsleden zie paragraaf ‘3.6 Reizigersbagage’ van dit onderdeel.
De IMO/FAL formulieren en de daarbij behorende toelichting zijn te vinden op douane.nl.
Noodprocedure
Wanneer het elektronische systeem van de aangever en/of de Douane niet functioneert mag de noodprocedure worden toegepast. De noodprocedure is te vinden op douane.nl.
Naar boven3.1.1 De summiere aangifte bij binnenbrengen
Voor goederen die in de eerste zeehaven van het douanegebied van de Unie worden binnengebracht moet de summiere aangifte bij
binnenbrengen (in het Engels Entry Summary Declaration - ENS) worden ingediend. De aangifte wordt gedaan voor alle goederen
aan boord van een vervoermiddel en deze aangifte moet worden gedaan vóórdat het vervoermiddel de EU binnenkomt.
(artikel 5, lid 9, 127, lid 3 t/m 8 DWU en 1, lid 15 GVo.DWU)
De in artikel 127 DWU bedoelde summiere aangifte is de summiere aangifte bij binnenbrengen.
(artikel 5, lid 9 DWU)
Geen summiere aangifte bij binnenbrengen moet worden gedaan voor:
-
de met het binnenkomend schip meegevoerde brandstoffen, smeeroliën, reservedelen en gewone uitrustingsstukken van het schip;
-
andere goederen, bijvoorbeeld brievenpost (brieven, briefkaarten en drukwerk, ook als deze op elektronische dragers staan) en goederen die overeenkomstig het Wereldpostverdrag worden vervoerd;
-
de bagage van reizigers.
Dit geldt ook voor elektrische energie, goederen die door middel van een pijpleiding binnenkomen en voor goederen onder dekking
van een ATA- of CPD carnet, mits zij niet op grond van een vervoersovereenkomst worden vervoerd.
(artikel 127, lid 2, letter b DWU, 104 GVo.DWU)
De brandstoffen, smeeroliën, reservedelen en gewone uitrustingsstukken mogen alleen met toestemming van de Douane van boord worden gehaald.
Voor goederen, rechtstreeks komend vanuit de hierna volgende landen hoeft op basis van een internationale overeenkomsten geen summiere aangifte bij binnenbrengen te worden gedaan. Deze landen behoren tot het veiligheidsgebied van de Unie en hebben al een op veiligheidsrisico’s gerichte risicoanalyse en controle uitgevoerd. Voor meer informatie over deze risicoanalyse zie paragraaf 2.1. (artikel 1, lid 2 DWU)
Land |
ENS |
---|---|
Noorwegen |
nvt |
Zwitserland |
nvt |
Liechtenstein |
nvt |
Andorra |
nvt |
Voor goederen, rechtstreeks komend vanuit landen, gemeenten en gebieden genoemd in artikel 104, lid 1, letter m GVo.DWU hoeft eveneens geen summiere aangifte bij binnenbrengen te worden gedaan.
Soms verlaten goederen over zee tijdelijk het douanegebied van de Unie. In bepaalde gevallen zijn dan enkele bepalingen die gelden voor het binnenbrengen van goederen in de Unie, niet van toepassing. Dit zijn dan bepalingen omtrent:
-
de summiere aangifte bij binnenbrengen;
-
de kennisgeving van aankomst;
-
het aanbrengen van goederen bij de Douane;
-
het lossen en onderzoek van goederen;
(artikel 136 DWU)
Daarnaast kunnen de douaneautoriteiten toestaan dat (onder voorwaarden) de aangifte tot tijdelijke opslag ook kan dienen als
summiere aangifte bij binnenbrengen. In Nederland wordt van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. De reden hiervoor is dat
de Douane over een volledig elektronisch overzicht van de binnenkomende goederen wil beschikken. Er moet om die reden dan
ook altijd een summiere aangifte bij binnenbrengen worden gedaan.
(artikel 130, lid 2 DWU)
3.1.2 Aangever van de summiere aangifte bij binnenbrengen
De aangever van de summiere aangifte bij binnenbrengen kan één van de volgende personen zijn:
-
de persoon die de goederen in het douanegebied binnenbrengt.
De aangifte mag echter ook worden gedaan door:
-
de persoon die de aansprakelijkheid voor het vervoer in het douanegebied van de Unie heeft aanvaard of door:
-
de persoon in wiens naam de personen die binnenbrengen of vervoeren, handelen.
(artikel 5, lid 15 DWU)
Gecombineerd vervoerDenk hierbij aan roll on roll of vervoer (RORO – vrachtwagen op een veerboot).
Bij gecombineerd vervoer vervoert het actieve vervoermiddel (veerboot) een ander vervoermiddel (vrachtwagen), dat na binnenkomst in het douanegebied van de Unie zichzelf als actief vervoermiddel zal gaan voortbewegen. De verplichting tot het indienen van de summiere aangifte bij binnenbrengen berust bij:
-
de exploitant van dat andere vervoermiddel (vrachtwagen). (Dit geldt niet voor jachten en personenauto’s die als lading worden binnengebracht).
Tot slot mag de summiere aangifte bij binnenbrengen ook worden gedaan door:
-
elke persoon die in staat is de goederen bij de Douane aan te brengen of te doen aanbrengen of door:
-
een vertegenwoordiger van één van de hiervoor genoemde personen.
Als een vertegenwoordiger de summiere aangifte bij binnenbrengen doet, dan blijft de vertegenwoordigde bij wet verplicht er op toe te zien dat de aangifte ook daadwerkelijk wordt gedaan.
(artikel 5, lid 33 en 127, lid 4 DWU)
Bij het delen van de laadruimte kunnen weer -
Andere personen dan de personen hierboven genoemd (als deze de benodigde gegevens niet kunnen verstrekken), gegevens verstrekken.
(artikel 127, lid 6 DWU en 112 GVo.DWU)
Als een andere persoon dan de vervoerder de aangever van de summiere aangifte bij binnenbrengen is, dan geldt er een informatieplicht te aanzien van de gegevens van deze aangifte. Wie die verplichtingen moet nakomen is opgenomen in artikel 184 UVo.DWU.
Wanneer meerdere partijen de laadruimte van een schip delen op basis van een overeenkomst moet de summiere aangifte bij binnenbrengen worden ingediend door de persoon die ingevolge de uitvoering van de overeenkomst het cognossement voor het feitelijke vervoer van de goederen heeft afgegeven (vessel operating carrier). Deze persoon wordt dan aangemerkt als de persoon die de goederen de Unie binnenbrengt.
Voorbeeld
Stel dat er 4 rederijen zijn die samen een dienst uitvoeren en daarvoor 1 schip inzetten. De vessel operating carrier moet in principe de summiere aangifte bij binnenbrengen indienen maar de 4 rederijen mogen ook alle 4 apart summiere aangifte(n) (met eigen MRN) bij binnenbrengen indienen voor die goederen waarvoor ze een B/L (zie paragraaf 2.8.1) hebben afgegeven. Alleen de vessel operating carrier moet de overige formaliteiten bij binnenkomst vervullen.
Er is geen formele hiërarchie tussen de personen die de summiere aangifte bij binnenbrengen kunnen indienen. Het is dus niet zo dat de persoon die de goederen daadwerkelijk het grondgebied van de Unie binnen brengt altijd voorrang heeft op de andere genoemde personen.
Wanneer de summiere aangifte bij binnenbrengen wordt gedaan door een ander dan de vervoerder, dan moet het EORI nummer van
de vervoerder in de summiere aangifte bij binnenbrengen worden vermeld. De Douane informeert de vervoerder, indien hij is
aangesloten op het geautomatiseerde systeem van de Douane, dat er een summiere aangifte bij binnenkomst is gedaan.
(Bijlage B GVo.DWU)
De aangever van een summiere aangifte bij binnenbrengen is aansprakelijk voor de juistheid van de in de aangifte voorkomende
gegevens, de echtheid van de ingediende documenten en de naleving van alle verplichtingen in verband met het plaatsen van
de goederen onder een douaneregeling.
(artikel 15 lid 2 en 127, lid 5 DWU )
3.1.3 Inhoud summiere aangifte bij binnenbrengen
De summiere aangifte bij binnenbrengen moet de gegevens bevatten van Bijlage B GVo.DWU en moet overeenkomstig die bijlage ingevuld zijn.
Tot de implementatie van ICS 2 (Import Control System 2 - geavanceerd vrachtinformatiesysteem) moet de summiere aangifte bij binnenbrengen de gegevens bevatten van Bijlage 9 OGVo.DWU, aanhangsel A, onderdeel 2 Te vermelden gegevens in summiere aangiften bij binnenbrengen en uitgaan, 2.1 Vervoer door de lucht, over zee, over de binnenwateren en andere dan de in de tabellen 1 tot en met 4 bedoelde vervoerswijzen of omstandigheden, tabel 1, kolom ‘Summiere aangifte bij binnenbrengen’. Zie artikel artikel 55, onder 1), lid 4, 2de alinea OGVo.DWU. Het bevat informatie die nodig is voor een risicoanalyse voor veiligheidsdoeleinden (artikel 127, lid 5 DWU). De aangifte moet overeenkomstig deze bijlage zijn ingevuld.
De summiere aangifte bij binnenbrengen kan gedaan worden in de Nederlandse of Engelse taal.
(artikel 1:11 Algemene douaneregeling)
Als identificatie van de goederen, opgenomen in de summiere aangifte bij binnenbrengen moet minimaal worden opgenomen:
-
de goederencode (eerste 4 cijfers van de GN-code); of
-
een voldoende nauwkeurige omschrijving van de goederen;
-
indien van toepassing: de VN-code gevaarlijke goederen.
Voor de omschrijving van de goederen in de summiere aangifte bij binnenbrengen heeft de Commissie een lijst van algemeen aanvaardbare goederenomschrijvingen opgesteld. Deze lijst is te vinden op douane.nl. Het vermelden van een niet aanvaardbare goederenomschrijving is niet aanvaardingsverhinderend maar wel risicoverhogend.
Wanneer de CUS-code (referentienummer van de Europese douanelijst van chemische stoffen) voor chemische stoffen en preparaten is verstrekt, wordt afgezien van de eis een voldoende nauwkeurige omschrijving van de goederen te verstrekken.
De summiere aangifte bij binnenbrengen moet door de aangever van die aangifte worden ondertekend. Omdat het een elektronische aangifte is, wordt de ondertekening gedaan middels een code.
De vervoerder wordt in het daarvoor bestemde veld aangeduid met de vermelding van zijn EORI- of TCUIN nummer.
Goederen kunnen ten onrechte, niet, of niet juist zijn opgenomen op een summiere aangifte bij binnenbrengen. Om dit te corrigeren mogen wijzigingen worden ingediend. Zie paragraaf ‘3.7.1. wijzigingen in de summiere aangifte bij binnenbrengen’ van dit onderdeel.
Naar boven3.1.4 Plaats en tijdstip van indienen van de summiere aangifte bij binnenbrengen
De summiere aangifte bij binnenbrengen moet worden ingediend bij het douanekantoor van eerste binnenkomst in de Unie. Dit
is het kantoor dat bevoegd is voor de eerste haven die het schip aandoet in de Unie. Hierbij gelden de termijnen genoemd in
artikel 105 en 110 GVo.DWU. In Nederland zijn de werkzaamheden verbonden aan de behandeling van summiere aangiften bij binnenbrengen
gecentraliseerd bij het Douane Landelijk Tactisch Centrum (DLTC).
(artikel 127, lid 3 en 7 DWU, 1, lid 15, 105, 110, 112 GVo.DWU)
De termijnen voor het indienen van de summiere aangifte bij binnenbrengen zijn als volgt:
a) voor in containers vervoerde goederen geldt een termijn van 24 uur voordat zij in het vaartuig worden geladen waarmee zij
het douanegebied van de Unie zullen worden binnengebracht. Dit geldt niet voor containers:
-uit de landen en havens genoemd onder letter c van artikel 105 GVo.DWU;
-waar de situatie van letter d van artikel 105 GVo.DWU van toepassing is.
b) voor stort-/stukgoederen geldt een termijn van uiterlijk vier uur voor de aankomst van het vaartuig in de eerste haven
van binnenkomst in het douanegebied van de Unie. Dit geldt niet voor stort-/stukgoederen:
-uit de landen en havens genoemd onder letter c van artikel 105 GVo.DWU;
-waar de situatie van letter d van artikel 105 GVo.DWU van toepassing is.
c) voor goederen uit de volgende landen en havens geldt een termijn van uiterlijk 2 uur voor de aankomst van het vaartuig
in de eerste haven van binnenkomst in het douanegebied van de Unie:
-Groenland;
-de Faeröer;
-IJsland;
-de havens aan de Oostzee, Noordzee, Zwarte Zee en Middellandse Zee;
-alle havens van Marokko;
-de havens van:
-het ‘Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland’ (met uitzondering van havens in Noord-Ierland);
-de Kanaaleilanden;
-het eiland Man.
d) voor goederen die binnen 24 uur vervoerd zijn tussen 3de landen en de volgende landen en gebieden geldt een termijn van
uiterlijk 2 uur voor de aankomst in de eerste haven van binnenkomst in het douanegebied van de Unie:
-de Franse overzeese departementen;
-de Azoren;
-Madeira;
-de Canarische eilanden;
(artikel 105 Gvo.DWU)
Is een summiere aangifte bij binnenbrengen op het moment van het aanbrengen van de goederen niet ingediend, dan moet deze
onmiddellijk alsnog worden gedaan.
(artikel 139, lid 5 DWU)
De lidstaten hebben de vrijheid om in geval van een te laat ingediende summiere aangifte bij binnenbrengen sancties toe te passen. In het Nederlandse nationale recht is een sanctie opgenomen (artikel 10:1 lid 1 letter a Algemene douanewet) Naast deze sanctie heeft het te laat indienen van de summiere aangifte bij binnenbrengen ook logistieke gevolgen. Door het te laat indienen van de summiere aangifte bij binnenbrengen kan pas op een later tijdstip risicoanalyse door de Douane toegepast worden. Dit kan een logistieke stremming veroorzaken.
Naar boven3.1.5 Risicoanalyse Safety & Security van de summiere aangifte bij binnenbrengen
Direct na ontvangst van de summiere aangifte bij binnenbrengen moet het douanekantoor van eerste binnenkomst een risicoanalyse S&S verrichten. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen de risicoanalyse bij (deepsea) containervervoer en bij andere vormen van vervoer.
De uitkomst van de risicoanalyse kan 3 verschillende niveau’s van risico aangeven. Dit zijn:
-
type A, als de goederen een zodanig veiligheidsrisico inhouden dat de binnenkomst in het douanegebied van de Unie een onmiddellijk optreden vereist. Aan de aangever, en aan de vervoerder indien dit een ander is, wordt doorgegeven dat de goederen niet geladen mogen worden;
-
type B, een risico dat moet worden gecontroleerd in de eerste haven van de Unie. Dit risico komt bij deepsea containervervoer niet voor;
-
type C, controle in de loshaven.
Bij (deepsea) containervervoer wordt de summiere aangifte bij binnenbrengen 24 uur voor het laden van de container gedaan. In die periode van 24 uur moet de Douane de risicoanalyse hebben afgerond omdat, als er een risico type A wordt vastgesteld dit voor het daadwerkelijke laden aan de aangever moet worden doorgegeven. De resultaten van de risicoanalyse S&S worden doorgegeven aan alle voorziene opvolgende havens in de Unie die vermeld zijn in de summiere aangifte bij binnenbrengen.
Wordt voor ontvangst van de summiere aangifte bij binnenbrengen en voor aankomst van de goederen een risico vastgesteld dan wordt dit risico meengenomen bij de te verrichten risicoanalyse S&S.
Bij andere vervoerswijzen dan deepsea containervervoer moet de risicoanalyse zijn afgerond voor de daadwerkelijke binnenkomst
van het schip. Ook hier worden de resultaten van de risicoanalyse doorgegeven aan alle voorziene opvolgende havens in de Unie.
(artikel 46, 128 DWU en 186 UVo.DWU)
3.1.6 Verzoek om uitwijking
Wijkt een schip uit naar een haven in een andere lidstaat dan de lidstaat waarin de voorziene haven van eerste binnenkomst
ligt, die niet is gemeld als een opvolgende haven, dan geeft de exploitant van het schip (of zijn vertegenwoordiger) hiervan
kennis aan de Douane van de haven waar het schip in eerste instantie naar toe zou gaan. De Douane van deze haven stuurt de
resultaten van de risicoanalyse veiligheid door aan de nieuwe haven van eerste binnenkomst. In Bijlage B GVo.DWU is een gegevensset
opgenomen voor het bericht "verzoek om uitwijking".
(artikel 1, lid 15 GVO.DWU en 189, lid 1 UVo.DWU)
In dit bericht wordt door vermelding van het IMO-nummer van het schip en de geplande datum van de aankomst in de haven van
binnenkomst door een code (entry key) alle afzonderlijke summiere aangiften bij binnenbrengen aan het schip gekoppeld. Door
deze koppeling kan de Douane een relatie leggen tussen alle ingediende summiere aangiften bij binnenbrengen en het binnenkomende
schip.
(artikel 127, lid 6 DWU)
In het elektronische systeem Douane Manifest (DMF) wordt de uitwijk van een schip gemeld met een zogenaamd ‘diversion bericht’ (DIV) en worden mogelijke uitwijkrisico’s op de goederen en vervoermiddel vastgesteld.
Naar boven3.1.7 Kennisgeving van aankomst
Bij aankomst in de eerste haven van binnenkomst in de Unie moet een kennisgeving van aankomst van het vervoermiddel (IMO/FAL
1, het “NOA bericht” - Notification of Arrival - NA) worden gedaan. Door middel van deze kennisgeving kan de Douane van het
eerste kantoor van binnenkomst een relatie leggen tussen het vervoermiddel en alle voor de aankomst ingeleverde summiere aangiften
bij binnenbrengen. Het kantoor van eerste binnenkomst kan beoordelen of er S&S risico’s zijn vastgesteld die bij binnenkomst
gecontroleerd moeten worden. In Nederland is de kennisgeving van aankomst geïntegreerd in het (voor)bericht van aankomst.
Voor meer informatie over deze kennisgeving zie paragraaf 3.4.
(artikel 133 DWU en 1, lid 15 GVo.DWU)
3.1.8 De aangifte tot tijdelijke opslag
De goederen die bestemd zijn om te worden gelost, worden bij de Douane aangebracht. Voor deze goederen moet uiterlijk op het
moment van aanbrengen een aangifte tot tijdelijke opslag (Temporary Storage - TS, Declaration for Temporary Storage - DTS)
worden gedaan. Alleen de goederen die bestemd zijn om in Nederland te worden gelost, worden bij de Douane aangebracht. De
goederen moeten zijn aangebracht voordat de Douane toestemming tot lossing kan geven. De Douane geeft toestemming tot lossing
voor de op de aangifte tot tijdelijke opslag vermelde goederen. Het is dus niet mogelijk om aanbrengen uit te stellen tot
een tijdstip nadat de goederen gelost zijn. Gezien het feit dat de aangifte voor tijdelijke opslag uiterlijk op het moment
van aanbrengen moet worden ingediend is het dus ook niet mogelijk om de aangifte tot tijdelijke opslag te doen, nadat de goederen
gelost zijn. De aangifte tot tijdelijke opslag bevat enkele gegevens die niet in de summiere aangifte bij binnenbrengen staan
namelijk: aanvullende referentie, identificatie van opslaginstituut (RTO), persoon die de aankomst meldt, verwachte datum
en tijdstip vertrek, plaats van de goederen, vervoermiddel bij aankomst, identificatienummer recipiënt.
(artikel 5, lid 33, 139, lid 2 en 145, lid 1 en 3 DWU)
Van alle goederen die het douanegebied van de Unie worden binnengebracht wordt verondersteld dat ze de douanestatus van niet-Uniegoederen
hebben,(artikel 119 lid 1 letter a GVo.DWU). Als uiterlijk op het moment van aanbrengen is vastgesteld dat de goederen de
douanestatus van Uniegoederen hebben, dan hoeft voor die goederen geen aangifte tot tijdelijke opslag gedaan te worden. Het
aan de hand van bescheiden vaststellen dat de goederen daadwerkelijk de douanestatus van Uniegoederen hebben, gebeurt echter
pas nadat de goederen zijn aangebracht. Alle goederen die worden gelost moeten daarom worden opgenomen in de aangifte tot
tijdelijke opslag. Door het meegeven van statusinformatie wordt aangegeven dat het Uniegoederen of niet-Uniegoederen betreft
en zal de Douane vervolgens beoordelen of de status van Uniegoederen terecht is opgenomen. Zodra het elektronische systeem
‘Bewijs van Uniestatus’ (PoUS) operationeel is, kan de Douane de in de aangifte tot tijdelijke opslag opgegeven douanestatus
van Uniegoederen van de goederen controleren door dit systeem te raadplegen.
(artikel 145 lid 9 DWU)
Goederen die met een schip binnenkomen en die tijdelijk worden gelost en weer aan boord moeten om tijdens dezelfde reis weer
in hetzelfde schip via zee naar een andere haven de reis te vervolgen, bijvoorbeeld om andere goederen te kunnen lossen of
laden, worden niet bij de Douane aangebracht.
(artikel 139, lid 2 DWU)
De goederen zijn, zodra zij zijn aangebracht, tot het tijdstip waarop zij onder een douaneregeling worden geplaatst, of worden wederuitgevoerd goederen in tijdelijke opslag. Deze goederen worden "goederen in tijdelijke opslag" genoemd. "Goederen in tijdelijke opslag" mogen uitsluitend op door de Douane goedgekeurde en aangewezen plaatsen verblijven, onder de door de Douane vastgestelde voorwaarden.
Als een plaats waar goederen zich in tijdelijke opslag mogen bevinden permanent is goedgekeurd dan wordt zo’n plaats een ruimte
voor tijdelijke opslag (RTO) genoemd. Voor het beheer van een RTO is een vergunning van de Douane nodig. In Nederland is aan
grote containerterminals een “Vergunning ruimte voor tijdelijke opslag” verleend.
(artikel 144 en 148 DWU)
Ook wordt toegestaan dat goederen in tijdelijke opslag zich bevinden in de ruimte van de volgende goedgekeurde plaatsen: publiek (type II) of particulier douane-entrepot. Uitleg over deze opslag is opgenomen in onderdeel 15.50.00, paragraaf 3.3 van dit Handboek.
De aangifte tot tijdelijke opslag kan op de volgende manieren worden gedaan.
Als het douanekantoor van binnenkomst in Nederland tevens het eerste kantoor van binnenkomst in de Unie is, dan is er voor
de goederen al een summiere aangifte bij binnenbrengen bij de Douane ingediend. De aangifte tot tijdelijke opslag kan dan
gedaan worden door in het (voor)bericht van aankomst te verwijzen naar de eerder ingediende summiere aangifte bij binnenbrengen
(artikel 145 lid 5 onder a DWU). In dit geval moet de verwijzing naar de summiere aangifte bij binnenbrengen eveneens aangevuld
worden met de gegevens van de aangifte tot tijdelijke opslag. Ook kan de persoon die de goederen binnenbrengt er echter voor
kiezen om een separate aangifte tot tijdelijke opslag in te dienen. In deze aangifte moet dan wel een verwijzing naar het
Master Reference Number (MRN) van de summiere aangifte bij binnenbrengen worden opgenomen.
(artikel 145 lid 4 DWU)
Als het eerste kantoor van binnenkomst in de Unie niet in Nederland is gelegen, dan is de summiere aangifte bij binnenbrengen al in een andere lidstaat van de Unie gedaan. In dat geval moet de belanghebbende voor de goederen die in een Nederlandse zeehaven worden gelost een aparte aangifte tot tijdelijke opslag indienen. In deze aangifte moet het MRN worden vermeld dat in de eerste haven van binnenkomst in de Unie is afgegeven bij ontvangst van de summiere aangifte bij binnenbrengen. De Douane van de eerste haven van binnenkomst in de Unie heeft de resultaten van de risicoanalyse S&S doorgegeven aan alle opvolgende havens. Door het vermelden van het MRN van de summiere aangifte bij binnenbrengen in de aangifte tot tijdelijke opslag is de Douane van de Nederlandse loshaven in staat om de resultaten van de risicoanalyse S&S door de eerste haven te koppelen aan de goederen die in Nederland gelost worden.
Bij intra Unie verkeer over zee moet er voor de te lossen goederen een aparte aangifte tot tijdelijke opslag worden gedaan.
Het is niet nodig om in deze aangifte een verwijzing op te nemen naar het MRN van een summiere aangifte bij binnenbrengen.
De goederen zijn in een andere haven van de Unie geladen, eventuele S&S risico’s zijn al door de andere lidstaat afgedekt.
(artikel 144, 145 lid 5 DWU, 1, punt 22 GVo.DWU en artikel 2:5 lid 3 Algemene douaneregeling)
In een aantal gevallen hoeft geen aangifte tot tijdelijke opslag te worden gedaan. Dit geldt bijvoorbeeld voor goederen die
al onder een douaneregeling zijn geplaatst of goederen waarvan de Uniestatus wordt aangetoond. In Nederland wordt behalve
bij reizigersbagage en vissersschepen (zie paragraaf 3.6 en paragraaf 5.9) deze mogelijkheid niet toegepast en wordt er altijd
een aangifte tot tijdelijke opslag gedaan.
(artikel 145 lid 4 en 9 DWU). De reden hiervoor is dat de Douane hiermee over een volledig elektronisch overzicht van de te
lossen goederen kan beschikken.
Wanneer goederen zich al onder de douaneregeling douanevervoer bevinden is artikel 141, lid 1 DWU van toepassing.
Als de formaliteiten die nodig zijn om de goederen een douaneregeling te geven niet tijdig worden vervuld, levert dit een
verzuim op. De Douane kan degene die de formaliteiten binnen deze termijn moet vervullen en degene door wiens toedoen de formaliteiten
niet binnen deze termijn worden vervuld ieder een boete opleggen.
(artikel 5, lid 16 DWU en 9:1, lid 1 Algemene douanewet)
Artikel 145 DWU biedt samen met artikel 192 UVo.DWU de mogelijkheid om een aangifte die overeenkomstig artikel 171 DWU gedaan is, voordat de goederen zijn aangebracht, te beschouwen als een aangifte voor tijdelijke opslag. In Nederland wordt van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. De reden hiervoor is dat de Douane over een volledig elektronisch overzicht van de geloste goederen wil beschikken. Er moet om die reden dan ook altijd een aangifte tot tijdelijke opslag worden gedaan.
‘Second call’
Het komt voor dat een schip na gedeeltelijke lossing de haven verlaat en op een later tijdstip terugkeert naar de haven die hij eerder heeft verlaten om de rest van de ladingen te lossen. Dit laatste wordt een second call genoemd. De cargadoor gebruikt voor de second call een nieuwe (tweede) aangifte tot tijdelijke opslag. Deze is gelijk aan de eerste aangifte tot tijdelijke opslag minus de reeds eerder geloste ladingen. De openstaande ladingen op de eerste aangifte tot tijdelijke opslag worden geroyeerd. Voorwaarde voor deze werkwijze is dat er een koppeling is tussen het call reference number (CRN – bezoeknummer) en het B/L nummer.
‘Cut and run’
Onder “cut and run” wordt verstaan het ongeplande vertrek van een schip voordat alle goederen zijn gelost waarvoor een aangifte tot tijdelijke opslag is gedaan. Bij “cut and run” doet het schip na het ongeplande vertrek alleen andere havens in de EU aan en keert het schip daarna terug om de resterende goederen te lossen (die vermeld staan op de eerder ingediende aangifte tot tijdelijke opslag) te lossen, dan hoeft voor de nog te lossen goederen geen nieuwe aangifte tot tijdelijke opslag ingediend te worden. Voor deze regeling dient toestemming gevraagd te worden bij de afdeling ‘Binnenbrengen en Uitgaan (BU)’ van douanekantoor Rotterdam Maasvlakte. De contactgegevens staan in bijlage 10 van dit onderdeel.
Doet het schip na het ongeplande vertrek havens buiten de EU aan, dan moet bij terugkeer naar de haven om de resterende goederen te lossen aan alle formaliteiten worden voldaan. Dit betekent dat in voorkomend geval een summiere aangifte bij binnenbrengen en/of een aangifte tot tijdelijke opslag gedaan moet worden.
Naar boven3.1.9 Zekerheid
Voor opslag in een RTO moet zekerheid worden gesteld. Voor meer informatie over zekerheid zie onderdeel 27.00.00
(artikel 148, lid 2 DWU)
3.1.10 Aangever van de aangifte tot tijdelijke opslag
Het indienen van een aangifte tot tijdelijke opslag wordt gedaan door of namens de persoon die de goederen bij de Douane aanbrengt.
Informatie over het recht van vertegenwoordiging kunt u vinden in onderdeel 2.00.00.
(artikel 139, lid 1 en 3 en 145, lid 3 DWU)
Artikel 145 lid 3 DWU schrijft voor dat de aangifte tot tijdelijke opslag ingediend wordt door één van de in artikel 139 lid 1 of 3 DWU genoemde personen, maar brengt geen formele hiërarchie aan tussen de personen die de aangifte tot tijdelijke opslag kunnen indienen. Het is dus niet zo dat de persoon die de goederen daadwerkelijk het grondgebied van de Unie binnen brengt altijd voorrang heeft op de andere genoemde personen. De houder van een vergunning voor het beheer van een opslagruimte kan dus "gewoon" een aangifte tot tijdelijke opslag indienen. Wel geldt hierbij dat als een ander van de personen al een geldige aangifte tot tijdelijke opslag heeft gedaan, dat deze aangifte tot tijdelijke opslag niet kan worden vervangen of worden opgevolgd door een op een later tijdstip ingediende tweede aangifte tot tijdelijke opslag voor dezelfde goederen. Voor de goederen die gelost moeten worden kan slechts één aangifte tot tijdelijke opslag gedaan worden. In zekere zin is er dus wel een tijdshiërarchie waarbij geldt "eerste telt".
Naar boven3.1.11 Vorm en inhoud aangifte tot tijdelijke opslag
De aangifte tot tijdelijke opslag wordt in Nederland elektronisch op één van de volgende wijzen gedaan:
-
door een verwijzing naar een summiere aangifte bij binnenbrengen voor de betrokken goederen, aangevuld door de gegevens van een aangifte tot tijdelijke opslag;
-
door een aangifte tot tijdelijke opslag die een verwijzing bevat naar een summiere aangifte bij binnenbrengen voor de betrokken goederen;
(artikelen 145, lid 5, letter a DWU en 2:5, lid 1 Algemene douaneregeling)
Omdat de Douane wil beschikken over een volledig elektronisch overzicht van de te lossen goederen zijn de volgende methoden, om de aangifte voor tijdelijke opslag te doen, niet toegestaan:
-
door een manifest of ander vervoersdocument, mits dit de gegevens van een aangifte tot tijdelijke opslag bevat, waaronder een verwijzing naar een summiere aangifte bij binnenbrengen voor de betrokken goederen.
-
Door gebruik van systemen voor handels-, haven- of vervoersinformatie.
(artikelen 145, lid 5, letter b en 145, lid 6 DWU)
De aangifte tot tijdelijke opslag moet de gegevens bevatten van Bijlage B, kolom G4 GVo.DWU en daarnaast ook enkele nationale gegevens zoals de plaats van opslag.
Tot de implementatie van ICS 2 moet de aangifte tot tijdelijke opslag de gegevens bevatten van Bijlage 9 OGVo.DWU, aanhangsel A, onderdeel 2 die zijn opgenomen in de kolom ‘Summiere aangifte bij binnenbrengen’ van de tabellen 1 tot en met 4. Het bevat informatie die nodig is voor een risicoanalyse voor veiligheidsdoeleinden (artikel 145, lid 1 DWU en 2:5, lid 1 Algemene douaneregeling). De aangifte moet overeenkomstig deze bijlage zijn ingevuld.
Deze aangifte tot tijdelijke opslag moet gesteld zijn in de Nederlandse of Engelse taal. Als identificatie van de goederen, opgenomen in de aangifte tot tijdelijke opslag moet minimaal worden opgenomen:
-
de goederencode (eerste 4 cijfers van de GN-code*); of
-
een voldoende nauwkeurige omschrijving van de goederen.
* Tot de datum van de uitrol van de DWU-systemen Tijdelijke opslag zoals bedoeld in bijlage bij Uitvoeringsbesluit 2014/255/EU (voorzien in 2020) volstaat 4 cijfers van de GN-code of een voldoende nauwkeurige omschrijving van de goederen. Na de uitrol zal een 6 cijferige GN-code moeten worden opgenomen. Dit op basis van de GVo.DWU, Bijlage B, Titel I, Hoofdstuk 3, Deel 1, kolom G4, 6/14 + voetnoot 36: Nomenclatuurcode van het geharmoniseerde systeem is alternatief als omschrijving van de goederen NIET is verstrekt. In Titel II staat bij de aantekeningen dat het een 6-cijferige code moet zijn.
Voor de omschrijving van de goederen in de summiere aangifte bij binnenbrengen heeft de Commissie een lijst van algemeen aanvaardbare
goederenomschrijvingen opgesteld. Deze lijst moet ook worden gebruikt voor de omschrijving van de goederen in de aangifte
tot tijdelijke opslag. De lijst is te vinden op douane.nl. Het niet vermelden van een aanvaardbare goederenomschrijving is
niet aanvaardingsverhinderend maar wel risicoverhogend.
(artikelen 1:11 en 2:5 Algemene douaneregeling)
De vervoerder wordt in het daarvoor bestemde veld aangeduid met de vermelding van zijn EORI- of TCUIN nummer.
Goederen kunnen ten onrechte, niet of niet juist zijn opgenomen op een ATO. Om dit te corrigeren, mogen wijzigingen en annuleringen (royeringen) worden ingediend. Zie paragraaf '3.7.2 Wijzigingen in de aangifte tot tijdelijke opslag' van dit onderdeel.
Naar boven3.1.12 Plaats en tijdstip van indienen van de aangifte tot tijdelijke opslag
De aangifte tot tijdelijke opslag (Temporary Storage - TS, Declaration for Temporary Storage - DTS) moet worden ingediend
bij het douanekantoor waar de goederen zullen worden gelost. Uiterlijk op het moment van aanbrengen van de goederen die gelost
gaan worden moet de aangifte tot tijdelijke opslag worden ingediend. In Nederland worden de werkzaamheden m.b.t. de behandeling
van aangiften tot tijdelijke opslag centraal verricht door het Regiokantoor Rotterdam Haven.
(artikel 145, lid 1 en 3 DWU)
Om het logistieke proces zo min mogelijk te hinderen adviseert Douane Nederland om de aangifte tot tijdelijke opslag reeds voor de aankomst van het vervoermiddel in te dienen. Hiervoor gelden de volgende termijnen:
|
Vervoersmodaliteit |
Termijn |
---|---|---|
a. |
Containervaart |
Ten minste 72 uur voor aankomst (voor ETA - Estimated Time of Arrival) in de haven van lossing of indien de vaartijd korter is, uiterlijk op het moment van vertrek uit de voorafgaande haven |
b. |
Bulk-/stukgoederen |
Ten minste 4 uur voor aankomst (voor ETA - Estimated Time of Arrival) in de haven van lossing |
c. |
Shortsea verkeer |
Ten minste 2 uur voor aankomst (voor ETA - Estimated Time of Arrival) in de haven van lossing komend uit de landen en gebieden genoemd in artikel 105, letter c GVo.DWU |
Als de aangifte tot tijdelijke opslag binnen de genoemde termijn bij het douanekantoor van binnenkomst is ingediend dan wordt, tenzij er een controle is aangezegd, stilzwijgend toestemming tot lossing verleend. Als de aangifte tot tijdelijke opslag buiten de termijn wordt ingediend wordt pas toestemming tot lossing verleend nadat de risicoanalyse heeft plaatsgevonden.
Na het indienen van aangifte tot tijdelijke opslag in DMF krijgt de aangever elektronisch een acceptatiebericht met daarin
het MRN. Dit nummer verwijst naar de aangiftegegevens. Doet iemand anders dan de aanbrenger (voor meer informatie over aanbrengen
zie hoofdstuk 4) de aangifte tot tijdelijke opslag? Dan ontvangt behalve de aangever ook de aanbrenger het nummer omdat de
Douane deze aanbrenger informeert dat een ander de verplichting is nagekomen. De aanbrenger is namelijk de persoon die verplicht
is om de aangifte tot tijdelijke opslag te doen.
(artikel 145, lid 1 en 3 DWU)
De aangifte tot tijdelijke opslag kan samen met het bericht van aankomst worden ingediend of kan dit bevatten.
(artikel 145, lid 8 DWU)
3.2 Ontheffing van formaliteiten bij binnenkomst
In deze paragraaf wordt een aantal situaties beschreven waarin (een aantal) formaliteiten bij binnenkomst niet behoeft te worden vervuld.
Naar boven3.2.1 Vervoer met een lijndienst
Wanneer er rechtstreeks en geregeld vervoer plaatsvindt op een traject over zee waarbij tijdelijk de Unie wordt verlaten hoeven
geen formaliteiten bij binnenkomst te worden vervuld. Voorwaarde hierbij is dat goederen van de ene haven in de Unie naar
een andere haven in de Unie worden vervoerd zonder daarbij een in een derde land gelegen haven aan te doen. Ontheffing van
de formaliteiten houdt in dit geval in dat geen summiere aangifte bij binnenbrengen en ETA (Estimated Time of Arrival) hoeft
te worden ingediend. De goederen hoeven niet te worden aangebracht (geen ATA - Actual Time of Arrival) en er hoeft ook geen
aangifte tot tijdelijke opslag te worden gedaan wanneer bij de Douane het bewijs wordt geleverd dat de goederen de Uniestatus
hebben (zie paragraaf 2.3). Nadat het bewijs is geleverd wordt de toestemming tot wegvoering gegeven.
(artikel 127, lid 2, letter b, 136, 145, lid 9, 153 t/m 155 DWU en 1, lid 45, artikel 119, lid 2, letter b GVo.DWU)
Voor schepen die alleen een “Vergunning lijndienst” hebben, denk hierbij bijvoorbeeld aan ferryschepen, hoeven wetstechnisch
gezien geen aanbrengformaliteiten voor de goederen verricht te worden, maar in Nederland wordt dit wel gedaan. Dit wordt gedaan
omdat de Douane geen zicht heeft op het daadwerkelijk binnenbrengen van goederen. Alle goederen aan boord van deze schepen
hebben de Uniestatus (tenzij het tegendeel blijkt, bijvoorbeeld doordat de goederen zijn vervoerd onder dekking van een aangifte
voor extern douanevervoer). Voor niet- Uniegoederen is een aangifte voor douanevervoer opgemaakt. Voor deze schepen moet een
(voor)bericht van aankomst, een aangifte tot tijdelijke opslag en indien belastingvrije proviand aanwezig is, een opgave scheepsvoorraden
gedaan worden.
(artikel 127, lid 2, letter b, 136, 145, lid 9, 153 t/m 155 DWU en 1, lid 45 GVo.DWU)
Voor schepen die naast een “Vergunning voor het onderhouden van een lijndienst” tevens een “Vergunning voor het gebruik van
de regeling Uniedouanevervoer op basis van een elektronisch manifest” (zie onderdeel 14.48.00 van dit Handboek) hebben, moet bij aankomst de (vereenvoudigde) bijzondere regeling douanevervoer over zee beëindigd worden.
Dit kan onder meer door een aangifte tot tijdelijke opslag elektronisch in te dienen in DMF. Daarnaast moeten ook de formaliteiten
van het (voor)bericht van aankomst en de opgave scheepsvoorraden op de normale wijze worden vervuld. Een vergunninghouder
“Vergunning voor het onderhouden van een lijndienst” hoeft geen eigenaar te zijn van de lijndienst.
(artikel 233, lid 4, letter e DWU)
Is er sprake van deelbevrachting (een gedeelte van het schip wordt verhuurd) dan hoeft degene die huurt (een ander dan de scheepvaartmaatschappij die de lijndienst bepaalt) geen “Vergunning voor het onderhouden van een lijndienst” te hebben. De huurder moet wel voldoen aan de voorwaarden en verplichtingen t.a.v. een lijndienst. Het elektronisch overzicht (dat de vorm van een aangifte tot tijdelijke opslag heeft) wordt in principe door de gezagvoerder (hij die ‘binnenbrengt’) ingediend bij de Douane (via DMF). Het mag ook worden ingediend door de vergunninghouder “Vergunning voor het onderhouden van een lijndienst”. Daarnaast is het mogelijk dat meerdere partijen elk een apart elektronisch overzicht indienen. Een civiele afspraak bepaalt wie het overzicht uiteindelijk indient.
Naar boven3.2.2 Rechtstreeks vervoer door de territoriale zee van de lidstaten zonder een haven in die lidstaten als bestemming te hebben
Goederen die zich aan boord van een schip bevinden dat de territoriale zee van de lidstaten doorkruist zonder een haven in een lidstaat als bestemming te hebben, zijn vrijgesteld van alle formaliteiten bij binnenkomen. Dit gebied is uitgebreid door:
-
het Eems-Dollard Verdrag tussen Nederland en Duitsland en;
-
het Scheldetractaat afgesloten tussen Nederland en België.
Hierdoor is vervoer van goederen over de Eems, de Dollard en de Westerschelde eveneens vrijgesteld van formaliteiten.
(artikel 135, lid 6 DWU)
Opmerkingen:
-
Als een schip met goederen de 12 mijlszone doorkruist en een haven in een andere lidstaat als bestemming heeft maar geen haven in Nederland aandoet of ergens aanlegt binnen de 12 mijlszone, is het niet de bedoeling van de wetgever verplicht te stellen dat er formaliteiten moeten worden vervuld.
Voorbeeld: Een schip met goederen vanuit Rusland dat vlak langs Den Helder rechtstreeks doorvaart naar Felixstowe hoeft geen formaliteiten in Nederland te vervullen. -
Als een schip en de daarmee vervoerde goederen, die de territoriale wateren van een lidstaat binnenkomen, uitsluitend met het doel om provisie in te slaan zonder dat verbinding wordt gemaakt met een van de havenfaciliteiten hoef geen summiere aangifte bij binnenbrengen te worden gedaan.
-
Een ankerplaats is een havenfaciliteit. Schepen die leeg of vol zijn en die alleen willen provianderen moeten een summiere aangifte bij binnenbrengen (voor alle geladen goederen aan boord) en een vooraanmelding/aankomstmelding vervoermiddel (voor het schip) doen. Zie paragraaf '4.1 Aanbrengen' van dit onderdeel..
(artikel 127 en 133 DWU en artikel 2:2 Algemene douanewet)
Ankerplaatsen zijn opgenomen in bijlage V van de Algemene douaneregeling en liggen binnen en buiten de territoriale wateren:
-
Eemshaven rede en Oterdum rede (binnen de territoriale wateren);
-
Ankerplaatsen Den Helder A t/m Q (Adm. chart 1546) (binnen de territoriale wateren, in de Waddenzee);
-
IJmuiden deep draft area (buiten de territoriale wateren) en recommended anchor area (buiten en binnen de territoriale wateren);
-
Ankerplaats Scheveningen (binnen de territoriale wateren);
-
Deepdraft 1 en 2 (buiten de territoriale wateren);
-
Maas outer 3 (buiten de territoriale wateren), Maas West 4 (buiten en binnen de territoriale wateren) en Maas Noord 5 (buiten de territoriale wateren);
-
Wielingen-Noord bewesten de W8 (binnen de territoriale wateren, begin Westerschelde);
-
Wielingen-Zuid beoosten de W8 (binnen de territoriale wateren, begin Westerschelde);
-
Wielingen-Zuid bewesten het haventje van Nieuwe Sluis (binnen de territoriale wateren, begin Westerschelde);
-
Rede van Vlissingen incl. oostelijk deel Springergeul, Merlemon, Everingen A t/m E (binnen de territoriale wateren, op de Westerschelde);
-
Put van Terneuzen A t/m C (binnen de territoriale wateren, op de Westerschelde).
3.2.3 Niet te voorziene omstandigheden of overmacht
Het kan gebeuren dat binnenkomende goederen niet via de aangegeven weg of op de vastgestelde wijze naar de haven van binnenkomst
kunnen worden overgebracht, bijvoorbeeld als gevolg van slecht weer of als gevolg van een technisch mankement. De Douane moet
hierover zo spoedig mogelijk worden ingelicht onder opgave van de plaats waar de goederen zullen worden aangebracht. De Douane
stelt dan maatregelen vast om het douanetoezicht op de goederen mogelijk te maken en de naleving van de formaliteiten bij
binnenkomst op de andere plaats te garanderen.
(artikel 137 DWU)
3.2.4 Douanekantoor van binnenkomst
Het douanekantoor van binnenkomst is het aangewezen douanekantoor waar goederen die in het douanegebied van de Unie worden
binnengebracht direct naar toe moeten worden gebracht en waar zij aan op risicoanalyse gebaseerde controles bij het binnenbrengen
onderworpen worden. De risicoanalyse ziet op veiligheidsgegevens (ook wel bekend als Safety & Security, vaak gebruikt als
S&S).
(artikel 5, lid 7 en 6 DWU, 1, lid 15 GVo.DWU, 186 UVo.DWU en artikel 1:3 Algemene douaneregeling).
De lijst van Nederlandse douanekantoren van binnenkomst voor vanuit zee binnenkomende goederen is opgenomen in bijlage III van de Algemene douaneregeling (artikel 1, lid 15 GVo.DWU). Deze kantoren zijn ook opgenomen in het Codeboek Douane, onderdeel Binnenbrengen, Tabelnaam N21 – un locode (NL).
De EU kantoren van binnenkomst zijn opgenomen in het Codeboek Douane, onderdeel Binnenbrengen, Tabelnaam S20 – un/locode kant.
Het begrip veiligheid is niet gedefinieerd in de Unie douanewetgeving. Er zijn wel gemeenschappelijke risicocriteria en -normen voor veiligheidsrisicoanalyse bepaald.
Risico’s die een ernstig gevaar kunnen vormen voor de volksgezondheid of milieu (Safety) zijn onder andere:
-
besmettelijke ziekten (bijv. mond- en klauwzeer (MKZ), vogelgriep, varkenspest);
-
goederen die een te hoog gehalte kankerverwekkende stoffen bevatten;
-
schadelijke stoffen (nagemaakte genees-, voedingsmiddelen, dranken, onveilige producten persoonlijk gebruik).
Risico’s die de openbare veiligheid (Security) in gevaar kunnen brengen zijn onder andere:
-
(biologische) wapens;
-
explosieven (inclusief onderdelen van);
-
strategische goederen;
-
radiologische/nucleaire lading;
-
drugs en precursoren (inclusief gevaar aanwenden geldstromen voor criminele activiteiten).
3.3 Elektronische kennisgeving vervoermiddelen
Voor alle vervoermiddelen moet bij het douanekantoor een elektronische kennisgeving van de verwachte aankomsttijd (Estimated
Time of Arrival (ETA)) worden gedaan. De ETA is een onderdeel van de ‘vooraanmelding/aankomstmelding vervoermiddel’. Deze
vooraanmelding/aankomstmelding vervoermiddel (IMO/FAL 1, het “NOA bericht” - Notification of Arrival -NA), heeft de vorm van
een elektronisch (NOA) bericht en niet meer de vorm van de IMO/FAL 1.) wordt 2 uur voor aankomst gedaan. Hiermee wordt voldaan
aan de eis van artikel 2:0 Algemene douaneregeling die voorschrijft dat deze minimaal 2 uur voor aankomst ingediend moet zijn.
Dit geldt ook voor lege vervoermiddelen en vervoermiddelen met alleen passagiers aan boord. In DMF wordt dit aangegeven door
de letter "V" (van verwacht) te vermelden. Nadat de ‘vooraanmelding/aankomstmelding vervoermiddel’ door de havenautoriteiten
is ontvangen, wordt door deze autoriteiten een call reference number (bezoeknummer, CRN) afgegeven. Dit is een uniek nummer
waarmee havenautoriteiten de registratie van binnenkomende schepen bijhouden en is onder meer van belang voor het verschuldigde
havengeld. De havenautoriteiten van de grote en middelgrote havens geven het bezoeknummer zelf af. Als er sprake is van een
dubbele vooraanmelding/aankomstmelding vervoermiddel wordt voor de toe te passen systematiek verwezen naar paragraaf ‘3.2.
Ontheffing van formaliteiten bij binnenkomst’ van dit onderdeel. In de ‘vooraanmelding/aankomstmelding vervoermiddel’ is ook
de ligplaats opgenomen. Ligplaatsen worden uitgegeven door het havenbedrijf die de codes opnemen in hun havensysteem. Het
havenbedrijf gebruikt de ligplaatscodering voor facturering van het havengeld. Deze ligplaatsen zijn opgenomen in het Codeboek
Douane, onderdeel Binnenbrengen, Tabelnaam N24 – locationcode NL. De omschrijving van de ligplaats is een aanduiding van die
plaats, haven, boei/paal/oever en eventueel aangevuld met een bedrijfsnaam. DMF valideert de opgegeven ligplaats op deze tabel.
In de ‘vooraanmelding/aankomstmelding vervoermiddel’ moet ook de laatste aangedane haven aangeduid worden met een code. De
code is opgenomen in het Codeboek Douane, Actueel codeboek, Onderdeel Single Window, Tabelnaam ‘N19 – un locode’ of Tabelnaam
‘M19 – sw spec. Locode’. Het Codeboek Douane is te vinden op douane.nl.
(artikel 2:0 Algemene douaneregeling)
Op dat moment zijn de goederen nog niet aangebracht bij de Douane. Op het moment dat het schip daadwerkelijk is gearriveerd
moet de aangever dit via DMF (paragraaf '3.1.7 Kennisgeving van aankomst' van dit onderdeel ) kenbaar maken. Hij doet dit
door de vooraanmelding vervoermiddel aan te vullen met de werkelijke aankomsttijd (Actual Time of Arrival (ATA)) of hij stuurt
een nieuw bericht vooraanmelding/aankomstmelding vervoermiddel waarin naast de eerder opgegeven gegevens ook de aankomsttijd
is opgenomen. Automatisch verandert de letter "V" in de letter "M" (van melding). In plaats van de letter “M” wordt soms ook
de letter “W” (van werkelijke tijd) vermeld. Ze betekenen hetzelfde. Hierdoor is het schip en de daarin aanwezige goederen
die in Nederland gelost moeten worden aangebracht. Er is aan de verplichting tot aanbrengen voldaan. Verdere informatie over
aanbrengen is te vinden in hoofdstuk 4 van dit onderdeel.
(artikel 133, lid 1 DWU)
In DMF wordt ook de letter “A” vermeld. Dit betekent dat de elektronische kennisgeving is geannuleerd.
De douaneautoriteiten kunnen het gebruik van haven- of luchthavensystemen of andere beschikbare informatiemethoden voor het aanbrengen van goederen bij de douane toestaan.
(artikel 139 DWU en artikel 190 UVo.DWU)
Omdat de Havenmeester er voor zorgt dat de vooraanmelding/aankomstmelding vervoermiddel via Single Window voor maritiem en lucht (SW) aan Douane Manifest (DMF) wordt doorgegeven, wordt in Nederland voor de vooraanmelding/aankomstmelding vervoermiddel geen gebruik gemaakt van havensystemen of andere beschikbare informatiemethoden.
De ATA is het moment dat de trossen vast zijn gemaakt. De ATA wordt vastgesteld door de Havenmeester. De Havenmeester zorgt
er voor dat de melding via Single Window voor maritiem en lucht (SW) aan Douane Manifest (DMF) wordt doorgegeven. De Douane
merkt deze melding aan als aankomstmelding. Omdat de Douane de informatie over de vooraanmelding/aankomstmelding vervoermiddel
via de Havenmeester krijgt aangereikt en hierover dus niet zelf beschikt, kan in Nederland geen ontheffing worden verleend
voor het doen van deze melding.
(artikel 133, lid 1 DWU)
Het tijdstip en de datum van het afmeren zijn van groot belang voor de toepassing van de berekening van de rechten bij invoer als de goederen vervolgens in het vrije verkeer gebracht worden. Rechten op landbouwgoederen kunnen dagelijks wijzigingen. Het is in deze gevallen belangrijk dat het juiste tijdstip en datum van afmeren wordt vastgesteld. Hetzelfde geldt voor de geldigheid van invoercertificaten en tariefcontingenten. Ondanks het belang van de ATA zegt het verder niets over het vervoermiddel of de aanwezige goederen. Het is niet meer dan een tijdstip.
De vervoerder wordt in het daarvoor bestemde veld aangeduid met de vermelding van zijn EORI- of TCUIN nummer.
Opgeven van havens
Er moet onderscheid worden gemaakt tussen verplichte gegevens voor het schip en verplichte gegevens voor de lading. Vervolgens moet binnen de verplichte gegevens voor het schip worden gekeken of dit gegevens zijn die aan de Douane of aan een andere autoriteit moeten worden verstrekt. De douanewetgeving ziet met name op de lading en maar beperkt op het schip.
Voor het schip
In het kader van (scheeps- en haven)security moet voor het schip de 10 voorafgaande havens worden vermeld aan Rijkswaterstaat/ Inspectie Leefomgeving en Transport. Die verplichting volgt uit artikel 6 van Verordening (EG) nr. 725/2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (PB L 129 van 29.4.2004, blz. 6).
De Douane is niet aangewezen als bevoegde autoriteit voor de Verordening (EG) nr. 725/2004 en daarom volstaat voor de Douane een opgave van de voorafgaande havens en de toekomstige havens. Dit volgt ook uit het NOA-bericht (Notice of Arrival - vooraankondiging bezoek).
Voor de lading
Hiervoor gelden de bepalingen van dit onderdeel van het Handboek Douane.
Kleine havens
De persoon die de goederen binnenbrengt heeft een bezoeknummer CRN nodig voor het grensoverschrijdende vervoermiddel. In sommige kleine havens kunnen de havenautoriteiten dit bezoeknummer niet afgeven. Dit zijn de volgende kleine havens:
Havencode |
Haven |
---|---|
NLLAN |
Lauwersoog |
NLBRS |
Breskens |
NLHAN |
Hansweert |
NLVLL |
Oost Vlieland |
NLWTE |
West Terschelling |
NLVKS |
Veere-Roompotsluis |
NLTEX |
Oudeschild |
NLSTD |
Stellendam (voor niet beloodste schepen, voor wél beloodste schepen geldt Rotterdam, NLRTM) |
NLAMB |
Op andere plaatsen (ambtshalve nummers) |
Voor deze kleine havens geldt de volgende procedure:
Een schip dat bij één van de hiervoor genoemde kantoren van binnenkomst zal aankomen krijgt een bezoeknummer. Het bezoeknummer
wordt door de persoon die goederen binnenbrengt telefonisch opgevraagd bij het Regiokantoor Rotterdam Haven. Zie bijlage 10
voor de contactgegevens. Om een bezoeknummer te krijgen moeten de volgende gegevens vermeld worden:
-
haven van binnenkomst en de ligplaats;
-
naam van het schip;
-
IMO-nummer van het schip;
-
naam van de agent of cargadoor;
-
EORI-nummer van de agent of cargadoor.
Er kunnen zich nu drie situaties voordoen:
-
Er is geen lading en ook geen boordprovisie aan boord boven de wettelijke vrijstelling (zie onderdeel 24.00.00 van dit Handboek.). Bovendien zal het schip geen boordprovisie en/of lading in Nederland innemen, zie paragraaf 3.5. De procedure eindigt dan met de verstrekking van het bezoeknummer. De aankomst van het schip moet elektronisch worden gemeld, uiterlijk op het moment van afmeren. Het advies is om dit 2 uur voor binnenkomst te doen.
-
Er is geen lading en ook geen boordprovisie aan boord boven de wettelijke vrijstelling. Het schip zal wel lading en/of boordprovisie innemen. Voor het innemen van boordprovisie en/of lading is het bezoeknummer, dat bij binnenkomst is afgegeven, vereist. De aankomst van het schip moet elektronisch worden gemeld, uiterlijk op het moment van afmeren. Het advies is om dit 2 uur voor binnenkomst te doen. Voor het innemen van boordprovisie geldt de procedure zoals beschreven in onderdeel 10.60.00 van dit Handboek.
-
Indien er lading en/of boordprovisie aan boord is boven de wettelijke vrijstelling moet:
-
de aankomst van het schip elektronisch worden gemeld, uiterlijk op het moment van afmeren. Het advies is om dit 2 uur voor binnenkomst te doen;
-
als Nederland eerste haven binnenkomst in de Unie is dan moet er een elektronische summiere aangifte bij binnenbrengen voor alle goederen aan boord worden gedaan. Deze aangifte moet voor de binnenkomst worden gedaan rekening houdend met de termijnen die daarvoor gelden. Voor de goederen die in Nederland worden gelost moet een aangifte tot tijdelijke opslag worden gedaan uiterlijk op het moment van aankomst;
-
moet voor boordprovisie een scheepsvoorradenaangifte in pdf-formaat worden gestuurd naar douanekantoor Rotterdam Maasvlakte, afdeling Binnenbrengen en Uitgaan (BU). Zie bijlage 1 voor de contactgegevens.
-
Doorvaarders
Wat doorvaarders zijn is opgenomen in paragraaf '5.2 Doorvaarders' van dit onderdeel. Ook voor doorvaarders moet bij het douanekantoor
van binnenkomst een elektronische kennisgeving van de verwachte aankomsttijd (Estimated Time of Arrival (ETA)) in de haven
worden gedaan. In deze kennisgeving wordt vermeld: ‘doorvaar’ en de haven van binnenkomst. Nadat de vooraanmelding door de
havenautoriteiten is ontvangen, wordt door deze autoriteiten een call reference number (CRN) afgegeven. Onder vermelding van
het CRN wordt de lading met alle bijbehorende gegevens aangegeven.
Door de ‘vooraanmelding vervoermiddel’ (ETA) aan te vullen met de werkelijke aankomsttijd (ATA) en de code ‘doorvaar’, verandert in DMF automatisch de letter “V“ (van verwacht) in de letter “M“ (van melding). Hierdoor zijn het schip en de daarin aanwezige goederen fictief aangebracht. Er is aan de verplichting tot aanbrengen voldaan.
Naar boven3.4 Provisie, scheepsvoorraden, brandstoffen en smeermiddelen
Deze paragraaf gaat over het binnenbrengen van scheepsvoorraden.
Naar boven3.4.1 Algemeen
Naast lading kunnen binnenkomende schepen de volgende goederen als scheepsvoorraden aan boord hebben:
-
provisie, zoals maaltijden, dranken en medicijnen voor verbruik aan boord;
-
scheepsbehoeften, zoals goederen die behoren tot de losse inventaris van een schip zoals onderdelen en toebehoren van een schip, scheepsverf, stuwmateriaal, navigatie-apparatuur, radio's, televisies enzovoorts;
-
brandstof voor de voortstuwing, smeeroliën, reservedelen en gewone uitrustingsstukken;
-
andere goederen dan hiervoor bedoeld, bijvoorbeeld winkelvoorraden die aan boord belastingvrij aan reizigers worden verkocht, of
-
vuurwapens en/of munitie, zie hiervoor paragraaf ‘5.7.4. van het Voorschrift Wapens en munitie’.
Voor bovenbegrepen goederen die bij binnenkomst in het schip aanwezig zijn moet een aangifte worden gedaan. Dit gebeurt door inlevering van de – overeenkomstig de toelichting ingevulde – scheepsvoorradenaangifte (IMO/FAL 3, het “STO bericht” - Declaration of Ship’s Stores onboard at arrival) voor de aanwezige scheepsvoorraad. Deze aangifte mag uiterlijk 2 uur na ATA (Actual Time of Arrival) ingediend worden. Deze aangifte krijgt het unieke nummer voor het binnenkomend schip, het CRN nummer, zie paragraaf ‘3.3. Elektronische kennisgeving vervoermiddelen’ van dit hoofdstuk.
De aangifte moet elektronisch in DMF worden ingeschoten.
Deze goederen mogen met inachtneming van bepaalde maxima met gehele vrijstelling worden toegelaten om in Nederland aan boord
te worden verbruikt. Doorgaans zullen de niet verbruikte goederen worden wederuitgevoerd. De Douane wordt hierover geïnformeerd
door het indienen van de elektronische berichten "notification departure means of transport" NLEC06 en de update daarop, de
NLEC07. De toegestane maxima, berekend op een gemiddelde verblijfsduur van een week, kunnen wekelijks worden uitgebreid. Voor
informatie over vrijgestelde hoeveelheden en aanvullende vrijgave wordt verwezen naar onderdeel 24.00.00 van dit Handboek.
Extra provisie schepen
In geval van schepen die varen onder een vreemde vlag kan per opvarende voor de periode van een week of voor de tijd dat het schip in Nederland is om werkzaamheden uit te voeren (waarvoor het schip is bedoeld), nogmaals (extra) vrijstelling worden verleend. In geval van schepen die zijn voorzien van de Nederlandse vlag wordt de vrijstelling slechts eenmaal bij binnenkomst verleend.
Voor nadere informatie over deze extra provisie, zie onderdeel 24.00.00, Hoofdstuk 39, paragraaf 39.6 van dit Handboek.
Voor de scheepsbehoeften is geen aangifte vereist. Deze goederen worden, voor zover ze op een schip worden gebruikt of met hetzelfde schip weer worden uitgevoerd, stilzwijgend met vrijstelling (voor gebruik in Nederland) of voorwaardelijke vrijstelling onder voorwaarde van wederuitvoer toegelaten.
Opmerking: Van geldige Nederlandse accijnszegels voorziene tabakswaren vallen niet onder het begrip belastbare goederen en hoeven daardoor niet op de scheepsvoorradenaangifte te worden vermeld.
Het komt voor dat schepen gecontroleerd worden op de aanwezige scheepsproviand terwijl de scheepsvoorradenaangifte (zie paragraaf ‘3.4 Provisie, scheepsvoorraden, brandstoffen en smeermiddelen’ van dit hoofdstuk) nog niet door de cargadoor bij de Douane is ingediend, m.a.w. de formaliteiten bij binnenkomst zijn nog niet vervuld. Het schip is nog niet of zo juist afgemeerd. De Douane kan dan toestaan dat de voorraadlijst wordt aangemerkt als scheepsvoorradenaangifte.
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
-
Douane vraagt vóór het aan boord gaan bij douanekantoor Rotterdam Maasvlakte, afdeling Binnenbrengen en Uitgaan (BU) of voor het schip formaliteiten bij binnenkomst zijn vervuld en of de scheepsvoorradenaangifte (IMO/FAL 3, het “STO bericht” - Declaration of Ship’s Stores onboard at arrival) al is ingediend;
-
Is nog geen scheepsvoorradenaangifte ingediend, dan wordt aan boord naar de scheepsvoorradenaangifte gevraagd. Is die niet aanwezig, dan kan de voorraadlijst ter
vervanging van de scheepsvoorradenaangifte worden gebruikt. De controlerend ambtenaar informeert bij douanekantoor Rotterdam Maasvlakte, afdeling Binnenbrengen en Uitgaan (BU) naar het CRN en vermeldt dit op de voorraadlijst. De kapitein of diens vertegenwoordiger moet de voorraadlijst ondertekenen. De controlerend ambtenaar vermeldt op de voorraadlijst: "wordt aangemerkt als scheepsvoorradenaangifte". De tot scheepsvoorradenaangifte verheven voorraadlijst blijft aan boord; -
De controlerend ambtenaar geeft de bevindingen van de controle onder vermelding van het CRN telefonisch door aan douanekantoor Rotterdam Maasvlakte, afdeling Binnenbrengen en Uitgaan (BU);
-
Douanekantoor Rotterdam Maasvlakte, afdeling Binnenbrengen en Uitgaan (BU) noteert het tijdstip waarop zij door de controlerend collega is gebeld in DMF;
-
Omdat de voorraadlijst als scheepsvoorradenaangifte is aangemerkt hoeft er later niet alsnog een scheepsvoorradenaangifte te worden ingediend. Als de scheepsvoorradenaangifte op een later moment alsnog wordt ingediend is er sprake van een dubbele aangifte en wordt deze als niet ingediend beschouwd.
3.5 Aanvullende of afwijkende bepalingen en bijzondere situaties bij binnenkomst in douanegebied Unie
In deze paragrafen worden aanvullende of afwijkende bepalingen beschreven en bijzondere situaties toegelicht.
Naar boven3.5.1 Aanvullende bepalingen cruiseschepen en andere passagiersschepen
Voor cruiseschepen en andere passagiersschepen en dergelijke gelden in principe dezelfde regels als in paragraaf ‘3.4.1 Algemeen’ van dit onderdeel van dit hoofdstuk beschreven. Daarnaast geldt dat in beginsel de bars en proviandruimten gedurende de ligtijd ambtelijk moeten worden gesloten. Voor meer aanvullende bepalingen over cruiseschepen, andere passagiersschepen en dergelijke wordt verwezen naar onderdeel 24.00.00, Hoofstuk ‘9 Goederen die deel uitmaken van bagage van reizigers van dit Handboek.
Naar boven3.5.2 Aanvullende bepalingen voor schepen die onder de Rijnvaartregeling varen
Schepen kunnen na binnenkomst vanuit zee - al dan niet na lossing binnen Nederland - doorvaren met gebruikmaking van Rijnvaartwegen
naar Duitsland. Als aangifte voor de nadere douaneregeling douanevervoer kan dan gebruik worden gemaakt van een Rijnvaartmanifest.
(artikel 226, lid 3, letter d en 227, lid 2, letter d DWU)
Er kunnen zich twee situaties voordoen, te weten:
-
rechtstreeks verder vervoer naar een andere lidstaat;
-
lossing binnen Nederland.
In het geval van rechtstreeks verder vervoer is bij binnenkomst de vrijstelling voor de provisie voor de vrijgestelde hoeveelheden (zie 24.00.00 van dit Handboek) automatisch verleend. Voor de surplusprovisie en voor de lading moet een aangifte voor douanevervoer worden gedaan. Onder surplusprovisie wordt verstaan de met vrijstelling onder voorwaarde van wederuitvoer toegelaten provisie die bij binnenkomst niet is vrijgegeven.
In de praktijk wordt het Rijnvaartmanifest niet gebruikt.
Naar boven3.5.3 Afwijkende bepaling voor oorlogsschepen
Heeft een oorlogsschip bij binnenkomst geen formaliteiten hoeven te vervullen en neemt het proviand aan boord waarvoor aangiften voor proviandgoederen moeten worden "aangezuiverd" dan moet contact worden opgenomen met de stafofficier van dienst van het Maritiem Situatiecentrum van de Koninklijke Marine om te verifiëren of, en wanneer, een oorlogsschip Nederland heeft aangedaan. Zie bijlage 10 voor de contactgegevens.
Naar boven3.5.4 Afwijkende bepalingen voor werkschepen
Een werkschip is een schip met eigen voortstuwing dat is gebouwd voor het verrichten van werkzaamheden en wordt ingezet voor diverse en uiteenlopende projecten in, op of langs het water. Het is voorzien van uitrusting om bepaalde werkzaamheden uit te voeren. Voorbeelden zijn onder meer een zandzuiger, een kraanschip en een kabellegger.
Op werkschepen welke vanuit een ander land (op basis van 2:2 Algemene douanewet) dan wel van buiten de territoriale wateren binnenkomen in een Nederlandse haven zijn de in dit onderdeel genoemde formaliteiten bij binnenkomst van toepassing. Werkschepen worden na deze binnenkomst vaak ingezet om projecten uit te voeren in of buiten de haven van binnenkomst en waarbij ze bij de uitvoering van deze werkzaamheden meerdere keren per week of zelfs per dag een Nederlandse haven in- en uit moeten varen. Toegestaan wordt dat deze schepen gedurende dit project niet steeds opnieuw deze formaliteiten bij binnenkomst en uitgaan behoeven te vervullen. Pas als het werkschip na voltooiing van de werkzaamheden de Nederlandse haven verlaat naar een andere haven buiten Nederland krijgt het een ‘Notification of actual departure’ (ATD) van het havenbedrijf.
Daarbij wordt opgemerkt dat vanaf de aankomstmelding bij de eerste binnenkomst (ATA -Actual Time of Arrival) tot de ATD melding van vertrek, van de voorraad (belastingvrije goederen - bonded stores) zoals aangegeven op de scheepsvoorradenaangifte (IMO/FAL 3, het “STO bericht” - Declaration of Ship’s Stores onboard at arrival) geen gebruik gemaakt worden aan boord.
Komt een werkschip méér dan eens per week binnen dan dient ter verkrijging van de vrijstelling voor provisie die éénmaal per week voor één week mag worden verleend de scheepsvoorradenaangifte van de vorige binnenkomst te worden overgelegd. Zie voor de voorwaarden waarop een nieuwe vrijstelling kan worden verleend Handboek Douane, 24.00.00, paragraaf 39 ‘Provisie, scheepsbehoeften, brandstoffen en smeermiddelen in internationale schepen en vliegtuigen’.
Het komt voor dat zandzuigers (baggerschepen) leeg vanuit een Nederlandse haven (bijvoorbeeld Vlissingen) naar de territoriale wateren van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (GB) varen. Aldaar zuigen ze binnen de territoriale wateren van het GB zand op en slaan dat op in de zandzuiger. Na het baggeren komen ze de Unie, geladen met opgezogen zand, weer binnen (eerste haven van binnenkomst) in een Nederlandse haven (Vlissingen). Voor de zandzuiger moet een ‘vooraanmelding/aankomstmelding vervoermiddel’ (artikel 2:0 Adr - 'NOA bericht' - Notification of Arrival - NA, IMO/FAL 1, hierin zit verwerkt de ETA, Estimated Time of Arrival) gedaan worden. In die ‘vooraanmelding/aankomstmelding vervoermiddel’ moet onder meer de laatste aangedane haven aangeduid worden met een code. De code is opgenomen in het Codeboek Douane, Actueel codeboek, Onderdeel Single Window, Tabel N19 of M19. In dit geval kan de code ‘XZZNO’ North sea (voor Noordzee) gebruikt worden. Voor al het zand aan boord moet een ‘summiere aangifte bij binnenbrengen’ (ENS – Entry Summary Declaration) gedaan worden.. Deze summiere aangifte moet opgevolgd worden door een aangifte tot tijdelijke opslag (ATO) voor het zand dat gelost gaat worden. Beide aangiften bevatten info over de laadhaven en de Countries of Routing. De laadhaven wordt aangeduid met een code. De code is opgenomen in het Codeboek Douane, Actueel codeboek, Onderdeel Single Window, Tabel N19. De Countries of Routing worden eveneens met codes aangegeven. Deze codes zijn ook opgenomen in het Codeboek Douane, Actueel codeboek, Onderdeel Single Window, Tabel S01. Het Codeboek Douane is te vinden op douane.nl. In dit geval gaat het over opgezogen zand uit zee. Er kan dus niet opgegeven worden welke laadhaven is aangedaan. Maak dan gebruik van bijvoorbeeld ‘NLVLI’ (zie paragraaf ‘3.3 Elektronische kennisgeving vervoermiddel’ van dit hoofdstuk) of een zelf gekozen (fictieve) Engelse plaats die begint met ‘GB’.
Naar boven3.5.5 Afwijkende bepalingen voor afval en ladingsresiduen
Het vervullen van formaliteiten bij binnenkomst (en aangeven voor de douaneregeling in het vrije verkeer brengen) voor afval en ladingsresiduen, dat zich aan boord bevindt en dat niet tot de lading van een schip behoort, kan - in afwijking van de gebruikelijke procedure - op de in deze paragraaf opgenomen wijze plaatsvinden. Deze procedure voorziet in een volledige vereenvoudigde procedure voor binnenbrengen en in het in het vrije verkeer brengen van afval en ladingsresiduen van schepen. Deze procedure hoeft niet toegepast te worden als de gebruikelijke procedure voor binnenbrengen en in het vrije verkeer brengen (invoer) wordt toegepast.
In paragraaf ‘3.5.6 Afval en ladingsresiduen’ van dit onderdeel, staat wat onder ‘afval en ladingsresiduen’ wordt verstaan.
Voor afval en ladingsresiduen is afgezien van de eis tot het doen van een summiere aangifte bij binnenkomst (artikel 104 lid
1 letter q DWU). Uiterlijk op het moment van aanbrengen moet een ontvangstmeldingsformulier voor afval en ladingsresiduen
(hierna S-formulier - mededeling 16 van dit Handboek) worden ingediend. Dit S-formulier wordt beschouwd als een aangifte voor
de douaneregeling brengen in het vrije verkeer (artikelen 158, lid 1 DWU, 138 en 141 GVo.DWU). Het indienen van een S-formulier
heeft tot gevolg dat de daarin vermelde afval en ladingresiduen zijn vrijgegeven voor het vrije verkeer. Op basis van het
S-formulier kunnen de goederen worden gelost en aan de in dit S-formulier genoemde inzamelaar of houder van de vergunning
worden afgegeven. Deze procedure gaat veranderen. Na de implementatie van de nieuwe procedure geldt het volgende: Voor afval
en ladingsresiduen is afgezien van de eis tot het doen van een summiere aangifte bij binnenkomst. Afval en ladingsresiduen
wordt door aanbrenging bij de Douane overeenkomstig artikel 139 DWU geacht te zijn aangegeven voor het vrije verkeer, mits
de in artikel 6 van Richtlijn 2019/883 bedoelde afvalvooraanmelding bij de bevoegde autoriteiten is gedaan.
(artikelen 104 lid 1 letter q, 138 en 141 GVo.DWU)
Met de afvalvooraanmelding informeert de gezagvoerder van het schip de autoriteiten dat hij bij binnenkomst in de haven afvalstoffen
(soort en hoeveelheid) wil afstaan.
In Nederland wordt de afvalvooraanmelding gedaan in de vorm van het (elektronische) ‘WAS-bericht’ (‘WAS’ is een afkorting
van het Engelse woord ‘waste’ – In de berichtenspecificaties staat de aanduiding van deze aangifte omschreven als ‘declaration
of waste and cargo residuals on board’). De Douane ontvangt dit bericht nog niet. Het wordt via MSW (zie paragraaf 2.9 Single
Window voor maritiem en lucht (SW) van dit onderdeel) opgestuurd naar het Europese SafeSeaNet. Dit is een Europees Maritiem
Informatienetwerk. Het wisselt geharmoniseerde en gestandaardiseerde maritieme informatie uit. SafeSeaNet staat onder beheer
van het European Maritime Safety Agency (EMSA). Hier wordt de informatie over scheepsreizen en gevaarlijke stoffen uit alle
Europese landen verzameld.
Op het moment dat de Douane het ‘WAS-bericht’ ontvangt geldt het volgende:
WAS-bericht’ + aanbrengen = aangifte voor het vrije verkeer.
Het aanbrengbericht mag via een ander meldingskanaal gedaan worden. Dat wordt gedaan via een provider die hierin heeft gefaciliteerd.
(artikel 104 lid 1 letter q Gvo.DWU)
Door het aanbrengen bij de Douane wordt:
-
de aangifte voor het vrije verkeer geacht te zijn gedaan;
-
de aangifte voor het vrije verkeer geacht te zijn aanvaard;
- het afval geacht te zijn vrijgegeven voor de douaneregeling in het vrije verkeer brengen.
(artikelen 172 en 194 DWU, 1 punt 53 en 148 lid 8 Gvo.DWU en 218 UVo.DWU)
3.5.6 Afval en ladingsresiduen
In artikel 1 punt 52 van de GVo.DWU wordt voor ‘afval van schepen’ verwezen naar artikel 2 van de Richtlijn (EU) 2019/883. In dat artikel staan de volgende definities:
-
- lid 3: “afval van schepen”: al het afval, met inbegrip van ladingresiduen, dat tijdens de exploitatie van een schip of tijdens laad-, los- en schoonmaakactiviteiten ontstaat en binnen het toepassingsgebied van de bijlagen I, II, IV, V en VI bij het Marpol-verdrag valt, evenals passief opgevist afval;
-
lid 4: “passief opgevist afval”: afval dat tijdens visserijactiviteiten in netten terechtkomt;
-
- lid 5: “ladingresiduen”: de restanten van lading aan boord die na het laden en lossen op het dek of in ruimen of tanks achterblijven, met inbegrip van overschotten of restanten die het gevolg zijn van morsen bij het laden en lossen, in natte of droge toestand of meegevoerd in waswater, en exclusief ladingstof dat na vegen op het dek achterblijft of stof op de buitenoppervlakken van het schip.
Op basis van de GVo.DWU, de Richtlijn (EU) 2019/883 en het Marpol-verdrag (Marpol staat voor 'MARine POLution' – zeevervuiling) is afval van schepen ruim op te vatten. Dit betekent onder meer het volgende:
-
Afvaloliën en ook afval dat na aankomst ontstaat valt binnen de definitie (afval, met inbegrip van ladingresiduen, dat tijdens laad-, los- en schoonmaakactiviteiten ontstaat).
-
Afvallen van onedel metaal die na het lossen achterblijven, zijn afval mits het een goed is dat binnen het toepassingsgebied van de bijlagen I, II, IV, V en VI bij het Marpol-verdrag (het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen) valt.
-
Een kapot motoronderdeel wat moet worden vervangen, kan voor de rederij afval zijn en is dat ook voor deze regeling als het een goed is dat binnen het toepassingsgebied van de bijlagen I, II, IV, V en VI bij het Marpol-verdrag valt. In plaats van toepassing van de vereenvoudigde procedure voor binnenbrengen en in het in het vrije verkeer brengen, zie paragraaf ‘3.5.5. Afwijkende bepalingen voor afval en ladingsresiduen’ van dit onderdeel, kan het motoronderdeel ook vervangen worden onder de bijzondere regeling actieve veredeling.
-
Als goederen na binnenkomst tijdens een werfbeurt worden verwijderd, is dat geen afval in de zin van de regeling. Tijdens een werfbeurt is er geen sprake van exploitatie, laad-, los - of schoonmaakactiviteiten en dus ook geen sprake van afval 'dat tijdens de exploitatie van een schip of tijdens laad-, los- en schoonmaakactiviteiten' ontstaat. Voor dit afval kan de vereenvoudigde procedure, zie paragraaf ‘3.5.5. Afwijkende bepalingen voor afval en ladingsresiduen’ van dit onderdeel, niet worden toegepast.
Slobs en sludge:
Afval en ladingsresiduen worden ook wel aangegeven als ‘slobs en sludge’. Wat zijn slobs en sludge?:
-
oliën die door gebruik of andere oorzaak niet meer voor hun eigenlijke gebruiksdoel geschikt zijn, zoals afgewerkte smeerolie en afgewerkte systeemolie (transformatorolie, hydraulische olie en dergelijke);
-
vervuilde restanten van minerale oliën, ontstaan bij het schoonmaken van tanks, pompen of leidingen, vermengd met bijvoorbeeld water en chemicaliën (deze restanten zullen vaak eigendom worden van de rederij of van een schoonmaakbedrijf);
-
door olie vervuild ballastwater, oliehoudend bilge-water, emulsies met boorolie en dergelijke. Ook deze vallen onder de definities die zijn opgenomen onder artikel 2 van de Richtlijn (EU) 2019/883.
3.5.7 Tijdelijk van boord halen van goederen in verband met reparaties
Het komt voor dat goederen, zoals filmtoestellen, machineonderdelen, radars en dergelijke goederen die tot de losse of vaste inventaris van een zeeschip behoren van boord moeten worden gehaald om te worden gerepareerd. Het zijn goederen die behoren tot de normale uitrusting van een schip. Dat geldt eveneens voor toebehoren en reserveonderdelen. Na reparatie gaan deze goederen terug aan boord van hetzelfde zeeschip. Dit mag echter alleen nadat de inspecteur daarvoor een ’Toestemming tot reparatie’ heeft afgegeven. Zowel bij dag als bij nacht, in alle havens en op alle waterwegen in Nederland mogen goederen voor reparatie van boord of aan boord van zeeschepen worden gehaald of gebracht. Het aanvraagformulier voor deze toestemming is te vinden op douane.nl.
Het zeeschip en de goederen die behoren tot de normale uitrusting, toebehoren en reserveonderdelen bevinden zich na binnenkomst in het douanegebied van de Unie onder de bijzondere regeling tijdelijke invoer. De “Toestemming tot reparatie” is een toezichtmaatregel.
Onder reparatie in de ‘Toestemming tot reparatie’ wordt verstaan: Goederen een handeling laten ondergaan waarbij dezelfde goederen in behandelde vorm weer terug aan boord van zeeschepen worden gebracht. Als reparatie niet mogelijk is, moeten de goederen een andere toegelaten douaneregeling krijgen, zoals in het vrije verkeer brengen of actieve veredeling (vernietiging).
Voordat er wordt gerepareerd worden de gegevens over de reparatie vermeld op het formulier ‘Toestemming tot reparatie’. Ook worden er na de reparatie gegevens vermeld in dit formulier. Met het formulier ‘Toestemming tot reparatie’ wordt de toezichtmaatregel beëindigd. Dit moet binnen 24 maanden plaatsvinden. In de bijlage bij de ‘Toestemming tot reparatie’ is een model van dit formulier en de toelichting daarop te vinden. Er mag ook gebruik worden gemaakt van een ander (eigen) model op voorwaarde dat alle gegevens, van het model in de bijlage, zijn overgenomen. Deze formulieren moeten ieder jaar voorzien zijn van een doorlopend volgnummer.
Als goederen voor reparatie van boord of aan boord van zeeschepen worden gehaald of gebracht moet naast het afschrift van de ‘Toestemming tot reparatie’ ook het formulier ‘Toestemming tot reparatie’ of het andere (eigen) model getoond kunnen worden als de Douane daar om vraagt.
Tijdens reparatie blijven de goederen onder douanetoezicht. Onregelmatigheden bij de reparatie moeten gemeld worden bij de Douane.
De toestemmingen hebben een geldigheid van 5 jaar.
Naar boven3.5.8 Aanvullende bepalingen voor schepen die worden gerepareerd
Als een schip varend (niet als lading) binnenkomt in een Nederlandse haven, wordt het schip geplaatst onder de bijzondere regeling tijdelijke invoer met volledige vrijstelling.
(artikelen 250 DWU, Titel VII, hoofdstuk 4 GVo.DWU)
Er kunnen zich 2 situatie voordoen:
Situatie 1:
Het schip kan onder de bijzondere regeling tijdelijke invoer worden geplaatst door een handeling die wordt geacht een douaneaangifte te vormen waarbij tevens de aanvraag voor de vergunning wordt ingediend. De vergunning komt vervolgens tot stand als de aangifte die door de handeling wordt geacht een douaneaangifte te vormen, wordt aanvaard. (artikel 158, lid 2, 211, lid 1, letter a, 205, lid 2, letter a DWU, 139, 141, 163, lid 1, letter a, 204 GVo.DWU)
Bevindt het schip zich vervolgens onder de bijzondere regeling tijdelijke invoer, dan moet het schip, zonder wijzigingen te hebben ondergaan, binnen de daarvoor gestelde termijn, worden wederuitgevoerd. Kern van de tijdelijke invoer is dus dat aan de goederen geplaatst onder de bijzondere regeling geen be- en verwerkingen mogen worden verricht. Van deze bepaling mag worden afgeweken. Herstellingen, onderhoud e.d. zijn toegestaan.
(artikel 205, lid 2, letter a en 211, lid 1, letter a DWU, Titel VII, hoofdstuk 4 GVo.DWU)
De bovengenoemde handelingen moeten echter voortkomen uit het normale gebruik als vervoermiddel en zijn gericht op het vervangen van defecte onderdelen, herstel van tijdens de reis opgelopen schade etc.
Situatie 2:
Anders wordt het als het schip wordt binnengebracht met uitsluitend als doel dit bepaalde behandelingen te laten ondergaan, zoals in het kader van groot onderhoud of revisie. Op dat moment moet gekozen worden, na de eerste plaatsing onder de bijzondere regeling tijdelijke invoer, voor de bijzondere regeling actieve veredeling. Deze regeling maakt het mogelijk dat de uit te voeren behandelingen onder douanetoezicht kunnen plaatsvinden, waarbij de afgifte van een vergunning een centrale rol speelt. De eigenaar van de werf kan de vergunning krijgen, omdat hij degene is die de veredelingshandelingen verricht. Hij heeft tijdens het verrichten van de handelingen de economische controle over de goederen.
Er moet dus gekozen worden voor de bijzondere regeling actieve verdeling om de handelingen aan het schip mogelijk te maken.
Naar boven3.5.9 Aanvullende bepalingen voor tankcontainers met daarin een resthoeveelheid (empty uncleaned).
Een empty uncleaned container is: “een container met een bepaalde resthoeveelheid, welke zover als mogelijk is gelost en waarbij de inhoud zonder reiniging niet uit een container te verwijderen is”. Met andere woorden: na het lossen/leegpompen kleeft het product nog aan de wand of blijft er een minimaal restant op de bodem liggen. Alleen voor deze tankcontainers gelden dus onderstaande aangiftemethodes.
-
De cargadoor voorziet de empty uncleaned container op de aangifte tijdelijke opslag (ATO), van de code “E” (empty), in het veld procesinformatie. De betreffende zending is hiermee douane technisch direct aangezuiverd. In het terminal systeem mag deze container ook aangegeven worden met de status “leeg”. Na de commerciële vrijstelling door de cargadoor en het verstrekken van de daarbij behorende pincode, kan de betreffende tankcontainer zonder tussenkomst van de Douane van de containerterminal af worden gehaald.
-
De cargadoor voorziet de empty uncleaned container op de ATO, van de code “E” ,in het veld procesinformatie. De betreffende zending is hiermee douane technisch direct aangezuiverd. In het terminalsysteem wordt deze tankcontainer echter aangegeven met de status “vol”. Doordat de tankcontainer de status “vol” heeft in het terminal systeem, is deze voorzien van een “S“ blokkade. Deze blokkade kan worden opgeheven door een Melding Import Documentatie (MID) melding met de nieuwe code “TNK”. De MID melding met deze nieuwe code “TNK” mag alleen gebruikt worden door de cargadoor. Na de commerciële vrijstelling door de cargadoor en het verstrekken van de daarbij behorende pincode, kan de betreffende tankcontainer zonder tussenkomst van de Douane van de containerterminal af worden gehaald.
-
De cargadoor maakt geen gebruik van de door de Douane geboden mogelijkheid om de empty uncleaned container op de ATO, in het veld procesinformatie, te voorzien van de code “E”. De ATO dient in dat geval gezuiverd te worden door een nadere elektronische aangifte. De cargadoor dient in dit geval het daadwerkelijke gewicht van het in een tankcontainer aanwezige resthoeveelheid in zijn BL van de ATO te vermelden. Dit gewicht dient te worden gezuiverd door een met deze BL matchende nadere aangifte. Deze nadere aangifte kan onder andere zijn: invoeraangifte AGS, vervoersaangifte NCTS of een opslagaangifte DEN (inschrijving in de administratie van de aangever voor de bijzondere regeling douane-entrepot). Na indiening van de nadere aangifte dienen de goederen nog te worden gedeblokkeerd in het terminal systeem door een MID melding met de code die bij de betreffende aangifte soort van toepassing is.
3.5.10 Bepalingen voor militaire goederen
Militaire goederen moeten net als niet militaire goederen het land binnenkomen via de kantoren die bevoegd zijn volgens artikel 159 DWU juncto artikel 2:1, lid 1 van de Algemene douaneregeling. Deze kantoren zijn ook opgenomen in de bijlagen III en VI van de Algemene douaneregeling.
(artikel 285 UVo.DWU)
Bij binnenkomst van militaire containerzendingen in de Unie wordt gebruikt gemaakt van een ‘Master NAVO-formulier 302’ dat op douanekantoor Rotterdam Maasvlakte, afdeling Binnenbrengen en Uitgaan (BU) wordt ingeleverd als summiere aangifte bij binnenkomst. Ook kunnen militaire containerzendingen met een ‘EU formulier 302’ via een haven in de Unie arriveren. Dit formulier wordt door bevoegde militaire autoriteiten van een Lidstaat gebruikt voor het vervoer. Na binnenkomst worden de containers met goederen opgeslagen in de ruimte voor tijdelijke opslag. Vanuit deze ruimte wordt voor iedere container met goederen een nieuw 'NAVO/EU formulier 302' opgemaakt. Met de ‘Vergunning toegelaten afzender’ mogen deze containers met goederen geplaatst en verzonden worden onder de douaneregeling ‘Douanevervoer’ (Unie- of gemeenschappelijk douanevervoer) zonder dat de goederen of de bijbehorende 'NAVO/EU formulier 302' als aangifte voor douanevervoer worden aangebracht en aangeboden de Douane. Het 'NAVO/EU formulier 302' dient als vervoersdocument tot op de plaats van bestemming in de Unie. Het 'NAVO/EU formulier 302' dat Nederland gebruikt, heeft als aanduiding ‘NL302’. Eén exemplaar wordt (periodiek) ingeleverd bij de douanekantoor Eindhoven (locatie Heerlen/zuivering) die de zuivering bewaakt.
Voor overige zendingen (bijvoorbeeld koerierszendingen) wordt door de vervoerder bij de betreffende NATO basis (meestal de geadresseerde voor militaire goederen) verzocht om een ingevuld 'NAVO/EU formulier 302'. De NATO basis controleert aan de hand van de vrachtpapieren en opdrachten of de goederen mogen worden binnengebracht op een 'NAVO/EU formulier 302'. Indien dit zo is, stuurt de NATO basis een ingevuld 'NAVO/EU formulier 302' naar de vervoerder. Deze gaat met het 'NAVO/EU formulier 302' naar de Douane van het eerste kantoor van binnenkomst in de Unie en laat het 'NAVO/EU formulier 302' geldig maken voor het vervoer. Het eerste kantoor van binnenkomst stuurt één exemplaar van het 'NAVO/EU formulier 302' naar de douane Eindhoven/kantoor Heerlen/zuivering. Deze bewaakt de zuivering.
Het is mogelijk dat voor het vervoer i.p.v. een 'NAVO/EU formulier 302' gebruik gemaakt wordt van een aangifte voor de regeling extern Uniedouanevervoer, een document T1. Nadere informatie over het 'NAVO formulier 302' is te vinden in het HD, onderdeel 14.80.00.
Met het hoofdkwartier van het Amerikaanse leger in Europa is een regeling getroffen ter uitvoering van douanebepalingen. Ten aanzien van de in-, uit- en doorvoer van goederen door of ten behoeve van de Amerikaanse strijdkrachten en haar leden worden de bepalingen toegepast die zijn opgenomen in de ‘Regeling Amerikaanse strijdkrachten Nederland’ [ hyperlink naar: http://belastingnet.belastingdienst.nl/cms/html/boeken/WD2/1_regeling_amerikaanse_strijdkrachten.html ]. Nadere informatie kan opgevraagd worden bij de klantmanager Buitenlandse Strijdkrachten. Zie bijlage 10 voor de contactgegevens.
Naar boven3.6 Reizigersbagage
Deze paragraaf gaat over goederen (reizigersbagage) die reizigers, bemanningsleden daaronder begrepen, per schip Nederland
binnenbrengen. Voor goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers hoeft geen summiere aangifte bij binnenbrengen
te worden gedaan. Voor reizigersbagage geldt dat niet de persoon die deze goederen de Unie binnenbrengt verplicht is de goederen
bij de Douane aan te brengen maar dat reizigers (en bemanningsleden) verplicht zijn om zelf hun bagage aan te brengen bij
de Douane in de haven waar zij aankomen.
(artikel 5, lid 33, 49, 139 DWU, 1, lid 5, 8 en lid 40 GVo.DWU, 1, lid 2, punt 1 en 2 en artikel 46 en 47 UVo.DWU)
De begripsbepaling "reiziger" is opgenomen in artikel 1, lid 40 GVo.DWU.
Voor verdere informatie over reizigersbagage zie hoofdstuk 9 van onderdeel 24.00.00 van dit Handboek.
Bemanningsleden van schepen doen bij binnenkomst in de Unie opgave van persoonlijke goederen met het formulier "verklaring over de bezittingen van de bemanning" of een Douaneverklaring (DO 131) (zie onderdeel 25.00.00, bijlage 5 van dit Handboek).
Alle in bezit van bemanningsleden zijnde belastbare goederen en goederen waarvoor verboden en/of beperkingen gelden moeten
worden aangegeven op de "verklaring over de bezittingen van de bemanning". Dit formulier blijft, onder beheer van de kapitein,
aan boord van het schip. Overleggen van deze aangifte op het douanekantoor is niet nodig. Goederen mogen niet algemeen worden
omschreven zoals bijvoorbeeld "Personal effects". Gebeurt dit toch, dan moeten de soort en hoeveelheid van de goederen alsnog
op een aan de "verklaring over de bezittingen van de bemanning" te hechten lijst specifieker worden omschreven.
Goederen benodigd voor dagelijks gebruik of verzorging van een bemanningslid zoals: kleding, schoeisel, toiletartikelen en
dergelijke ongeacht of zij nieuw of gebruikt zijn, mits de hoeveelheid als normaal is aan te merken, hoeven niet op de "verklaring
over de bezittingen van de bemanning" te worden aangegeven. Dit geldt ook voor tabakswaren die zijn voorzien van geldige Nederlandse
accijnszegels. Reden: Deze tabakswaren vallen niet onder het begrip belastbare goederen.
Wordt tijdens een controle aan boord vastgesteld dat de bij binnenkomst op de "verklaring over de bezittingen van de bemanning" aangegeven goederen niet meer aan boord zijn dan is er sprake van onttrekking aan het douanetoezicht.
Bemanningsleden die afmonsteren, moeten dat kunnen aantonen aan de hand van hun monsterrol of andere (scheeps-)bescheiden.
Als diens persoonlijke goederen zijn vermeld op de "verklaring over de bezittingen van de bemanning" handelt u als volgt:
-
Stel van de goederen die hij mee van boord neemt, aantekening op de "verklaring over de bezittingen van de bemanning" .
-
Plaats bij de naam van het bemanningslid en bij de aantekening een duidelijk opvallend kruis (bij voorkeur in rood).
Zie paragraaf 5.9 voor afmonsterende bemanningsleden van Nederlandse vissersschepen en paragraaf 5.3 voor afmonsterend personeel van Nederlandse Marine schepen.
Daarnaast mogen bemanningsleden aan boord goederen belastingvrij betrekken. Deze goederen komen niet voor vrijstelling in aanmerking en mogen niet voor het vrije verkeer worden aangegeven. Ze mogen in deze hoedanigheid in verband met het toezicht dan ook niet van boord als reizigersbagage.
Reizigers (niet zijnde bemanningsleden) die aan boord van een schip blijven waarmee zij zijn binnengekomen en waarmee zij ook weer naar zee zullen vertrekken, hoeven bij binnenkomst geen aangifte te doen van de goederen die zij bij zich hebben en ook houden.
Reizigers die van boord gaan mogen pas goederen van boord meenemen, nadat zij die belasting hebben voldaan of daarvoor aangifte tot wederuitvoer hebben gedaan.
Er kunnen zich situaties voordoen waarbij het noodzakelijk is om reizigers die van boord gaan zekerheid te laten stellen voor (hoogbelaste) goederen, die door de Unie moeten worden vervoerd met als doel om ze weder uit te voeren. Hiervan is in de volgende gevallen sprake:
-
Toezicht op de wederuitvoer van goederen wordt noodzakelijk geacht of is uitdrukkelijk voorgeschreven.
-
Een aangifte voor douanevervoer is gedaan om de goederen door de Unie te vervoeren.
Als een reiziger voor goederen geen aangifte doet, wordt ervan uitgegaan dat hij geen andere goederen binnenbrengt dan die waarvoor hij vrijstelling geniet. Iedere reiziger moet kenbaar maken of hij goederen heeft aan te geven.
Naar boven3.7 Wijzigingen in de (summiere) aangifte
In deze paragraaf gaan we in op wijzigingen die in een summiere aangifte bij binnenbrengen en een aangifte tot tijdelijke opslag aangebracht kunnen worden. Er zijn verschillende wijzigingen mogelijk.
Wijzigingen, Annuleringen en bijvoegingen
Wijzigingen kunnen verschillen in meer of minder zijn. Daarnaast kan een wijziging betrekking hebben op andere gegevens in de (summiere) aangifte zoals bijvoorbeeld goederenomschrijving, importeur, enz.
Annulering (royering) geldt voor goederen die opgenomen zijn in de (summiere) aangifte, maar niet (worden) zijn aangebracht.
Een bijvoeging (suppletie) betreft goederen die op een B/L staan maar die niet in de (summiere) aangifte zijn opgenomen, maar wel (worden) zijn aangebracht.
Naar boven3.7.1 Wijzigingen in de summiere aangifte bij binnenbrengen
De aangever van de summiere aangifte bij binnenbrengen kan de Douane elektronisch verzoeken (door versturen van een wijzigingsbericht in DMF) zijn aangifte te mogen wijzigen. Wijziging is niet meer mogelijk als de Douane:
-
de aangever in kennis heeft gesteld van een onderzoek of;
-
geconstateerd heeft dat de betrokken gegevens onjuist zijn.
(artikel 129, lid 1 DWU en 188 UVo.DWU)
Een wijziging van de summiere aangifte bij binnenbrengen heeft tot gevolg dat de Douane op de gewijzigde elementen opnieuw een op veiligheidsrisico’s gerichte risicoanalyse uit moet voeren.
De Douane stelt de persoon die wijzigingen van de summiere aangifte bij binnenbrengen heeft ingediend, onmiddellijk in kennis
van de registratie van de wijzigingen. Als de wijzigingen worden ingediend door een andere persoon dan degene die de goederen
bij de Douane aanbrengt (aanbrenger) stelt de Douane ook de aanbrenger van de goederen in kennis, mits hij de Douane hierom
heeft verzocht en hij op het douanesysteem is aangesloten.
(artikel 129, lid 1 DWU en 188 UVo.DWU)
3.7.2 Wijzigingen in de aangifte tot tijdelijke opslag en ongeldigmaking
Wijzigingen:
Wijzigingen kunnen verschillen in meer of minder geloste goederen of containers zijn. Een wijziging kan betrekking hebben
op gegevens in de aangifte tot tijdelijke opslag zoals bijvoorbeeld de naam van de importeur. Een wijziging kan ook een bijvoeging
zijn. Van een bijvoeging is sprake als voor goederen die op een B/L staan geen aangifte tot tijdelijke is ingediend, maar
toch gelost zijn.
Wijzigingen (waaronder bijvoegingen) op een aangifte tot tijdelijke opslag kunnen worden ingezonden vanaf het moment dat de aangifte tot tijdelijke opslag is ingediend tot uiterlijk het moment dat de tijdelijke opslag eindigt (op basis van artikel 149 DWU is dat 90 dagen) voor de goederen waar de aangifte tot tijdelijke opslag betrekking op heeft.
Een wijziging heeft tot gevolg dat de Douane op de gewijzigde elementen van de aangifte tot tijdelijke opslag opnieuw een risicoanalyse uit moet voeren.
Wijzigingen zijn niet meer mogelijk als de Douane:
- de aangever in kennis heeft gesteld van een onderzoek of;
- geconstateerd heeft dat de betrokken gegevens onjuist zijn.
(artikel 146 lid 1 DWU)
Ongeldigmaking:
Als goederen die vermeld staan op de aangifte tot tijdelijke opslag niet zijn aangebracht bij de Douane kan een verzoek tot
ongeldigmaking (annulering) worden ingediend. Annuleringen kunnen worden ingezonden vanaf het moment dat de aangifte tot tijdelijke
opslag is ingediend tot uiterlijk 30 dagen na de indiening van de ATO.
Zie ook paragraaf ‘3.9 Verschillen van dit onderdeel hoofdstuk
(artikel 146, lid 2 DWU)
De Douane stelt de aangever van de aangifte tot tijdelijke opslag, onmiddellijk elektronisch in kennis van de registratie
van de wijziging of ongeldigmaking. Als het verzoek tot wijziging of ongeldigmaking worden ingediend door een andere persoon
dan degene die de goederen bij de Douane aanbrengt (aanbrenger) stelt de Douane ook de aanbrenger van de goederen in kennis,
als hij de Douane hierom heeft verzocht en hij op het douanesysteem is aangesloten.
(artikel 145, lid 3 DWU)
3.8 Vervallen van de summiere aangifte bij binnenbrengen
Als de Douane van het douanekantoor van binnenkomst 200 dagen na de indiening van de summiere aangifte bij binnenbrengen geen
melding van aankomst van het binnenkomende schip heeft ontvangen of de goederen niet bij de Douane zijn aangebracht, wordt
de summiere aangifte bij binnenbrengen door de Douane ongeldig gemaakt. De aangever kan ook op een eerder moment verzoeken
om de summiere aangifte bij binnenbrengen ongeldig te maken.
(artikel 129, lid 2 DWU)
Er is geen sanctie op het niet binnenbrengen van goederen waarvoor een summiere aangifte bij binnenbrengen is ingediend. Het niet binnenbrengen, leidt ook niet tot het ontstaan van een douaneschuld.
Als de goederen na het verloop van de termijn van 200 dagen alsnog worden aangebracht, moet daarvoor onmiddellijk een nieuwe
summiere aangifte bij binnenbrengen worden gedaan door de persoon die de goederen heeft binnengebracht of die voor het vervoer
van de goederen verantwoordelijk was.
(artikel 139, lid 5 DWU)
3.9 Verschillen
Deze paragraaf gaat over verschillen die worden geconstateerd tussen de aangegeven en daadwerkelijk aanwezige goederen in tijdelijke opslag. . Zie ook Handboek Douane, onderdeel 11.00.00 Tijdelijke opslag van goederen, Hoofdstuk ‘4 aangifte voor tijdelijke opslag (ATO)’.
Bij de constatering van verschillen moeten de bepalingen over de wettelijk toegestane speling in acht worden genomen.
(artikel 1:35 Algemene douanewet en artikel 2:15 Algemene douaneregeling)
Worden meer goederen aangetroffen dan aangegeven op de aangifte tot tijdelijke opslag dan moeten deze meer bevonden goederen onder toezicht worden gebracht. Dit kan door:
-
bijvoeging in de aangifte tot tijdelijke opslag (binnen 24 uur na ATD - Actual Time of Departure, zie ook Handboek Douane, onderdeel 11.00.00, Hoofdstuk 4 Aangifte voor tijdelijke opslag (ATO), ‘Bijvoeging op de ATO’);
-
wijziging van de aangifte tot tijdelijke opslag (binnen 90 dagen na aanbrengen);
-
indiening van een douaneaangifte voor een douaneregeling of wederuitvoer.
Zie ook paragraaf ‘3.7.2. Wijzigingen in de aangifte tot tijdelijke opslag en ongeldig maken’ van dit hoofdstuk.
(Artikel 149 DWU)
Constateert de aangever van de aangifte tot tijdelijke opslag dat minder goederen zijn aangetroffen dan aangegeven, dan kan
op zijn verzoek een verzoek tot ongeldig maken (annulering) verwerkt worden op de aangifte tot tijdelijke opslag (tot uiterlijk
90 dagen na indiening van de aangifte tot tijdelijke opslag).
Constateert de Douane dat minder goederen zijn aangetroffen dan aangegeven, dan zijn 2 situaties mogelijk. Situatie 1: De
aangever van de aangifte tot tijdelijke opslag kan het verschil verklaren: De vermelding van de aanwezige goederen op de aangifte
tot tijdelijke opslag wordt aangezuiverd door de aantekening dat een strafbaar feit is geconstateerd en dienovereenkomstig
navolging krijgt. Een annulering kan niet worden verwerkt. Er ontstaat geen douaneschuld. Situatie 2: De aangever van de aangifte
tot tijdelijke opslag kan het verschil niet verklaren: De niet-aanwezige goederen worden geacht aan het douanetoezicht te
zijn onttrokken, dan ontstaat er een douaneschuld. Een annulering kan niet verwerkt worden.
(artikel 77, lid 1 en 79 DWU)
Constateert de aangever van de aangifte tot tijdelijke opslag dat andere goederen zijn aangetroffen dan aangegeven, dan kan
de aangifte tot tijdelijke opslag niet in overeenstemming worden gebracht met de bevonden goederen. De aangever kan geen verzoek
om wijziging indienen als de aangifte tot tijdelijke opslag betrekking heeft op andere goederen dan die waarop zij oorspronkelijk
betrekking had.
(artikel 146 lid 1 DWU)
Constateert de Douane dat andere goederen zijn aangetroffen dan aangegeven, dan moet de aangifte tot tijdelijke opslag in
overeenstemming worden gebracht met de bevonden goederen. In DMF wordt aantekening gesteld van de constatering van een strafbaar
feit die dienovereenkomstig navolging krijgt. Er ontstaat geen douaneschuld voor de goederen waarvan vast is komen te staan
dat zij niet kunnen zijn binnengekomen.
Over het ontbreken van gegevens en het constateren van onjuiste gegevens in een (summiere) aangifte, is meer informatie terug te vinden in arrest Papismedov (HvJ, C915/03 van maart 2005).
Als de goederen waarvoor een aangifte tot tijdelijke opslag is gedaan niet bij de Douane zijn aangebracht maakt de Douane
30 dagen na indiening van de aangifte tot tijdelijke opslag deze aangifte ongeldig. De aangever kan ook op een eerder moment
verzoeken om de aangifte tot tijdelijke opslag ongeldig te maken. Ongeldig maken kan alleen wanneer dit betrekking heeft op
de volledige gegevens set van de aangifte tot tijdelijke opslag. Zodra goederen die betrekking hebben op een deel van de complete
gegevensset van de aangifte tot tijdelijke opslag niet zijn aangebracht, is sprake van wijzigen (heeft betrekking op gegevens,
zie ook paragraaf ‘3.7.2. Wijzigingen in de aangifte tot tijdelijke opslag en ongeldigmaking’ van dit hoofdstuk).
(artikel 146, lid 2 DWU)
3.10 Strafbepalingen
De strafbepalingen staan in onderdeel 36.00.00 van dit Handboek.
Naar boven