Belastingdienst

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.

27.00.00 Zekerheidsstelling voor een mogelijke of bestaande douaneschuld

8 Zekerheid bij maandaangifte in het vrije verkeer brengen

In dit hoofdstuk is het stellen van zekerheid bij het in het vrije verkeer brengen met gebruikmaking van de procedure voor inschrijving in de administratie (verder: maandaangifte) beschreven. Hiervoor is een vergunning inschrijving in de administratie van de aangever vereist (art. 182 DWU).
De maandaangifte wordt beschreven in onderdeel 12.50.00 van dit Handboek.

Naar boven

8.1 Unierechtelijke bepalingen

Voor het stellen van zekerheid voor goederen waarvoor een maandaangifte moet worden gedaan, zijn de volgende Unierechtelijke bepalingen van belang:

Bij de inspecteur dient naast een vergunning doorlopende zekerheid (art. 89, lid 5 en art. 95 DWU) een vergunning uitstel van betaling te worden aangevraagd (art. 110 DWU). Met de vergunning doorlopende zekerheid wordt het referentiebedrag bepaald en zekerheid gesteld voor douaneschulden die zijn ontstaan en kunnen ontstaan. Met de vergunning uitstel van betaling wordt toestemming verkregen om de in het kader van het in het vrije verkeer brengen verschuldigde belastingen periodiek te betalen.

Voor zover het bedrag aan rechten betrekking heeft op goederen die zijn aangegeven voor een douaneregeling welke de verplichtingen tot betaling van dergelijke rechten inhoudt, staan de douaneautoriteiten de belanghebbende, na verkrijging van bovenstaande vergunningen onder de in de artikelen 110 en 111 DWU vastgestelde voorwaarden, uitstel van betaling van dat bedrag toe. (artikel 110 DWU)

  1. Uitstel van betaling voor de periodieke aangifte wordt verleend op grond van artikel 110, lid c DWU. In dit artikel staat vermeld dat uitstel van betaling kan worden verleend voor alle bedragen met betrekking tot goederen die tijdens een door de douaneautoriteiten vastgestelde periode van ten hoogste eenendertig dagen ten gunste van eenzelfde persoon werden vrijgegeven en waarvan de douaneschuld in een keer wordt geboekt.

  2. Aan het verlenen van uitstel van betaling is de voorwaarde verbonden dat de verzoeker zekerheid stelt.
    (artikel 110 DWU)

  3. De termijn waarvoor uitstel van betaling wordt verleend bedraagt dertig dagen. Bij wijze van vereenvoudiging kunnen de lidstaten bepalen dat het bedrag uiterlijk op de zestiende dag van de maand volgende op de kalendermaand waarover uitstel van betaling is verleend, is betaald.
    (artikel 111, lid 1 en 6 DWU)

Naar boven

8.2 Referentiebedrag

De hoogte van het referentiebedrag wordt vastgesteld door de inspecteur. De periodieke toetsing van de hoogte van de zekerheid wordt verricht door de ontvanger. De ontvanger informeert vervolgens de inspecteur omtrent de hoogte van de uitkomst.

Bij de periodieke aangiften wordt de zekerheid vastgesteld op 100% van het referentiebedrag.

Dit bedrag kan voor bedrijven die beschikken over een bestaande AEO vergunning/certificaat Douane-vereenvoudigingen (AEO-C) of een gecombineerde vergunning Douane-vereenvoudigingen en Veiligheid/certificaat (AEO-C en AEO-S) onder voorwaarden worden verlaagd tot 30% van het referentiebedrag (art. 95, lid 3 DWU en artikel 158, lid 2 UVo DWU). Zie voor meer informatie hierover paragraaf 3.2.7 van dit hoofdstuk van dit Handboek.

Omdat de douaneschuld niet elke maand het zelfde is, berekent u de gemiddelde douaneschuld van de maandaangifte. Dit doet u door de douaneschuld van de maandaangiftes van de afgelopen 12 maanden bij elkaar op te tellen. De som wordt gedeeld door 12. Zo ontstaat de gemiddelde douaneschuld per maand.

Dit bedrag noemen wij het referentiebedrag. Omdat betaling van de douaneschuld pas plaatsvindt in de maand die volgt op de maand waarin de verschuldigdheid ontstaat (uiterlijk de 16e dag), wordt de aangever geadviseerd – wanneer geen sprake is van matiging – zekerheid te stellen voor een bedrag dat overeenkomt met de douaneschuld die ontstaat in een periode van zes weken. De aangever is niet verplicht een zekerheid te stellen over een periode van zes weken.

Als aan een klant een nieuwe vergunning wordt verleend, is meestal de zekerheid vastgesteld op basis van een door de klant aangeleverde schatting van de te verwachten invoer. Om die reden moet na een half jaar aan de hand van de gegevens die dan bekend zijn, de zekerheid worden getoetst. Als hiervoor aanleiding bestaat, moet de zekerheid worden verhoogd of verlaagd.

Aanvullende zekerheid

Het is mogelijk dat ook bij een maandaangifte een aanvullende zekerheid moet worden gesteld voor bijvoorbeeld een voorlopige antidumpingheffing.

Voor de uitleg van het begrip aanvullende zekerheid en de berekening daarvan wordt verwezen naar paragraaf 10.2 van dit onderdeel van dit Handboek.

Naar boven