Hoe bereken ik de waarde van vruchtgebruik, blote eigendom en periodieke uitkeringen?

Krijgt u het vruchtgebruik of de blote eigendom van vermogen, zoals een woning, aandelen of een periodieke uitkering? Dan moet u een deel van deze waarde aangeven in uw aangifte. Wij leggen u stap voor stap uit hoe u deze waarde moet berekenen voor de erfbelasting of de schenkbelasting.

Wanneer hebt u het vruchtgebruik en wanneer de blote eigendom?

Vruchtgebruik houdt in dat u gebruik mag maken van (de opbrengst van) vermogen dat niet uw eigendom is. U hebt bijvoorbeeld uw woning op naam gezet van uw kinderen, maar u blijft zelf nog in de woning wonen zonder dat zij daar een vergoeding voor krijgen.

U hebt de blote eigendom als u eigenaar bent van vermogen, maar er geen gebruik van mag maken. Ook niet van de opbrengsten ervan. U bent bijvoorbeeld door een schenking eigenaar geworden van een woning, maar u mag er zelf (nog) niet in wonen.

De looptijd bepaalt hoe u de berekening moet maken

Als de looptijd bekend is, stopt het vruchtgebruik of de periodieke uitkering op een vast moment. U kunt hierbij denken aan het recht om 2 jaar in een woning te blijven wonen of een uitkering van lijfrente gedurende 5 jaar.

Als de looptijd afhangt van het leven van 1 of meer personen, dan stopt het vruchtgebruik of de periodieke uitkering pas bij overlijden.

Kies uw situatie:

  • De looptijd is al bekend

    Stap 1 – Bepaal de waarde in 1 jaar

    Gaat het om een woning of vermogen, zoals een spaarrekening? Vermenigvuldig dan de volledige waarde met 6%. Het percentage van 6% is de rekenrente. Dit is de vastgestelde waarde voor vruchtgebruik en blote eigendom in 1 jaar.

    Gaat het om een periodieke uitkering? Ga dan uit van de jaarlijkse uitkering.

    Stap 2 - Zoek de vermenigvuldigingsfactoren op in de tabel

    Ga uit van de huidige leeftijd van degene die het vruchtgebruik heeft of de periodieke uitkering ontvangt. Voor elke periode van 5 jaar geldt een andere factor.

    Tabel: Vermenigvuldigingsfactor bij vaststaande looptijd

    Waardering gedurende

    Afhankelijk
    van leven van
    1 persoon
    0 t/m 39 jaar

    Afhankelijk
    van leven van
    1 persoon
    40 t/m 59 jaar

    Afhankelijk
    van leven van
    1 persoon
    60 jaar en ouder

    Niet
    afhankelijk
    van het leven
    van 1 persoon

    1e 5 jaar

    0,84

    0,83

    0,75

    0,85

    2e 5 jaar

    0,62

    0,60

    0,40

    0,64

    3e 5 jaar

    0,46

    0,42

    0,15

    0,48

    4e 5 jaar

    0,34

    0,28

    0,04

    0,36

    5e 5 jaar

    0,25

    0,18

    0,02

    0,28

    en volgende jaren

    0,12

    0,06

    0,00

    0,15

    Let op!

    Gaat het vruchtgebruik of de periodieke uitkering na overlijden over op de erfgenamen? Dan is de looptijd niet afhankelijk van het leven van 1 persoon. Gebruik in dat geval de laatste kolom.

    Stap 3 – Bereken de waarde van het vruchtgebruik of de periodieke uitkering

    Vermenigvuldig de uitkomst van stap 1 met de factor uit de tabel. Herhaal deze stap voor elke periode van 5 jaar en tot slot voor de volgende jaren. Dus:

    • Uitkomst stap 1 × factor uit de tabel 1e 5 jaar = waarde 1e 5 jaar.
    • Uitkomst stap 1 × factor uit de tabel 2e 5 jaar = waarde 2e 5 jaar.
    • Uitkomst stap 1 × factor uit de tabel 3e 5 jaar = waarde 3e 5 jaar.
    • Uitkomst stap 1 × factor uit de tabel 4e 5 jaar = waarde 4e 5 jaar.
    • Uitkomst stap 1 × factor uit de tabel 5e 5 jaar = waarde 5e 5 jaar.
    • Uitkomst stap 1 × factor uit de tabel volgende jaren = waarde volgende jaren.

    Tel tot slot alle waarden bij elkaar op. De uitkomst is de waarde van het vruchtgebruik of de periodieke uitkering.

    Let op!

    Gaat de periodieke uitkering na overlijden over op de erfgenamen? Dan is de looptijd niet afhankelijk van het leven van 1 persoon. De totale waarde van de periodieke uitkering is dan maximaal 17 keer de jaarlijkse periodieke uitkering.

    Wilt u weten of u de berekening goed hebt gemaakt?

    Bekijk het voorbeeld hierna.

    Voorbeeld - Vruchtgebruik afhankelijk van het leven van 1 persoon

    De opa van Clarissa heeft in zijn testament bepaald dat Clarissa (23 jaar) een jaarlijkse uitkering krijgt van € 1.000 gedurende 7 jaar. Ook heeft opa bepaald dat de uitkering eindigt als Clarissa binnen deze 7 jaar overlijdt.

    Stap 1

    De waarde van de jaarlijkse uitkering is € 1.000.

    Stap 2

    Clarissa is 23 jaar. Haar leeftijd valt in de 1e kolom van tabel 2 (0 tot en met 39 jaar).

    Stap 3

    De eerste 5 jaar van de uitkering wordt berekend met factor 0,84.
    5 jaar × € 1.000 per jaar × factor 0,84 = € 4.200.

    De resterende 2 jaar vallen in de 2e 5 jaar met een factor 0,62.
    2 jaar × € 1.000 per jaar × factor 0,62 = € 1.240.

    Clarissa moet belasting betalen over (€ 4.200 + € 1.240) = € 5.440.

  • De looptijd hangt af van het leven van 1 of meer personen

    Stap 1 – Bepaal de volledige waarde

    Hiermee bedoelen wij de volledige waarde van de woning, periodieke uitkering of iets anders waarvan u het vruchtgebruik of de blote eigendom hebt.

    Stap 2 - Bereken 6% van de volledige waarde

    Het percentage van 6% is de vastgestelde waarde voor vruchtgebruik, blote eigendom en periodieke uitkeringen in 1 jaar. Dit wordt ook wel rekenrente genoemd.

    Stap 3 - Zoek de vermenigvuldigingsfactor op in de tabel

    Zoek de factor die hoort bij de leeftijd van degene die het vruchtgebruik heeft.

    Tabel: Vermenigvuldigingsfactor bij variabele looptijd

    Leeftijd

    Factor

    Jonger dan 20 jaar

    16

    Van 20 tot 30 jaar

    15

    Van 30 tot 40 jaar

    14

    Van 40 tot 50 jaar

    13

    Van 50 tot 55 jaar

    12

    Van 55 tot 60 jaar

    11

    Van 60 tot 65 jaar

    10

    Van 65 tot 70 jaar

    8

    Van 70 tot 75 jaar

    7

    Van 75 tot 80 jaar

    5

    Van 80 tot 85 jaar

    4

    Van 85 tot 90 jaar

    3

    90 jaar of ouder

    2

    Let op!

    Is het vruchtgebruik of de periodieke uitkering afhankelijk van het leven van 2 of meer personen? Dan moet u nog een tussenstap nemen.

    Eindigt het vruchtgebruik of de periodieke uitkering als de eerste vruchtgebruiker is overleden? Ga dan uit van de leeftijd van de oudste vruchtgebruiker en tel daar 5 jaar bij op. Zoek vervolgens in tabel 1 de factor die daarbij hoort.

    Eindigt het vruchtgebruik of de periodieke uitkering pas als de laatste vruchtgebruiker is overleden? Ga dan uit van de leeftijd van de jongste vruchtgebruiker en trek daar 5 jaar van af. Zoek vervolgens in tabel 1 de factor die daarbij hoort.

    Stap 4 – Bereken de waarde van het vruchtgebruik

    Vermenigvuldig de uitkomst bij stap 2 met de factor uit stap 3 (tabel 1). Dus:

    Uitkomst stap 2 × factor uit de tabel = waarde vruchtgebruik.

    Stap 5 – Bereken de waarde van de blote eigendom

    Trek de waarde van het vruchtgebruik af van de volledige waarde. Dus:

    Volledige waarde - waarde vruchtgebruik = de waarde van de blote eigendom.

    Wilt u weten of u de berekening goed hebt gemaakt?

    Bekijk de voorbeelden hierna.

    Voorbeeld - Vruchtgebruik afhankelijk van het leven van 1 persoon

    Jan (43 jaar) krijgt het vruchtgebruik van een spaartegoed van € 100.000. Het vruchtgebruik eindigt als Jan overlijdt.

    Stap 1

    De volledige waarde van het spaartegoed is € 100.000.

    Stap 2

    6% rekenrente van € 100.000 = € 6.000.

    Stap 3

    De factor in tabel 1 bij de leeftijd van 43 jaar is 13.

    Stap 4

    € 6.000 × factor 13 = € 78.000. Dit is de waarde van het vruchtgebruik.

    Stap 5

    De waarde van de blote eigendom is (€ 100.000 - € 78.000) = € 22.000.

    Voorbeeld - Vruchtgebruik eindigt bij overlijden eerste vruchtgebruiker

    Jaap (86 jaar) en Frits (76 jaar) krijgen samen het vruchtgebruik van een spaartegoed van € 100.000. Het vruchtgebruik eindigt bij het overlijden van de vruchtgebruiker die als eerste sterft.

    Stap 1

    De volledige waarde van het spaartegoed is € 100.000.

    Stap 2

    6% rekenrente van € 100.000 = € 6.000.

    Stap 3

    In deze situatie telt u bij de leeftijd van de oudste vruchtgebruiker (Jaap, 86 jaar) 5 jaar op. Dat is 91 jaar. De factor in tabel 1 bij de leeftijd van 91 jaar is 2.

    Stap 4

    € 6.000 × factor 2 = € 12.000. Dit is de waarde van het vruchtgebruik. Jaap en Frits moeten allebei belasting betalen over de helft van € 12.000 = € 6.000.

    Stap 5

    De waarde van de blote eigendom is (€ 100.000 - € 12.000) = € 88.000.

    Voorbeeld - vruchtgebruik eindigt bij overlijden laatste vruchtgebruiker

    Jaap (86 jaar) en Frits (76 jaar) krijgen samen het vruchtgebruik van een spaartegoed van € 100.000. Het vruchtgebruik eindigt bij het overlijden van de vruchtgebruiker die als laatste sterft.

    Stap 1

    De volledige waarde van het spaartegoed is € 100.000.

    Stap 2

    6% rekenrente van € 100.000 = € 6.000.

    Stap 3

    In deze situatie trekt u van de leeftijd van de jongste vruchtgebruiker (Frits, 76 jaar) 5 jaar af. Dat is 71 jaar. De factor in tabel 1 bij de leeftijd van 71 jaar is 7.

    Stap 4

    € 6.000 × factor 7 = € 42.000. Dit is de waarde van het vruchtgebruik. Jaap en Frits moeten allebei belasting betalen over de helft van € 42.000 = € 21.000.

    Stap 5

    De waarde van de blote eigendom is (€ 100.000 - € 42.000) = € 58.000.

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.