Uw periodieke uitkeringen zijn levenslang, nog niet ingegaan en eindigen bij het overlijden van 1 persoon
U hebt levenslange periodieke uitkeringen die nog niet zijn ingegaan en eindigen bij het overlijden van 1 persoon. U berekent de waarde van uw periodieke uitkeringen op 1 januari door de hoogte van de jaarlijkse uitkering te vermenigvuldigen met de factor uit Tabel 2 die hoort bij uw leeftijd op 1 januari.
Houd daarnaast rekening met het volgende:
- Voor de periode waarin de uitkering nog niet is ingegaan, is de waarde € 0.
- Vanaf het 13e vijftal jaren hoeft u de waarde niet meer te berekenen. Die tellen niet meer mee.
Maak ook een berekening alsof de levenslange periodieke uitkeringen wél zijn ingegaan. Dus met behulp van Tabel 1. Is de uitkomst van die berekening lager? Dan geeft u die lagere waarde op in uw belastingaangifte. Dat is voordeliger voor u.
Voorbeeldberekening
U bent een man en op 1 januari bent u 28 jaar. Op de dag dat u 35 wordt krijgt u een levenslange periodieke uitkering van € 1.000 per jaar. De uitkering stopt als u overlijdt.
In Tabel 2 kijkt u bij de kolom Leeftijd op de peildatum. Omdat u nu 28 jaar bent, valt uw leeftijd in de categorie 25 t/m 29 jaar. Deze rij gaat u gebruiken.
Het 1e en het 2e vijftal jaren is uw uitkering nog niet ingegaan. De waarde is dan € 0. Vanaf het 13e vijftal jaren is de factor 0.
Het 3e vijftal jaren is uw uitkering ingegaan. Daarbij hoort de factor 0,61. Bij het 4e vijftal jaren hoort factor 0,49 en zo gaat u de hele rij van uw leeftijdscategorie af naar rechts:
Periode | Berekening | Waarde |
---|---|---|
1e vijftal jaren | Nog niet ingegaan | € 0 |
2e vijftal jaren | Nog niet ingegaan | € 0 |
3e vijftal jaren | 5 x € 1.000 x 0,61 | € 3.050 |
4e vijftal jaren | 5 x € 1.000 x 0,49 | € 2.450 |
5e vijftal jaren | 5 x € 1.000 x 0,40 | € 2.000 |
6e vijftal jaren | 5 x € 1.000 x 0,32 | € 1.600 |
7e vijftal jaren | 5 x € 1.000 x 0,25 | € 1.250 |
8e vijftal jaren | 5 x € 1.000 x 0,19 | € 950 |
9e vijftal jaren | 5 x € 1.000 x 0,13 | € 650 |
10e vijftal jaren | 5 x € 1.000 x 0,09 | € 450 |
11e vijftal jaren | 5 x € 1.000 x 0,05 | € 250 |
12e vijftal jaren | 5 x € 1.000 x 0,02 | € 100 |
13e vijftal jaren en verder | Telt niet meer mee | € 0 |
Totale waarde van deze levenslange periodieke uitkering | € 12.750 |
Berekening alsof de levenslange periodieke uitkering al is ingaan
Op 1 januari bent u 28 jaar. De vermenigvuldigingsfactor uit Tabel 1 bij deze leeftijd is 21. De waarde van de periodieke uitkering is dan € 1.000 x 21 = € 21.000. Deze waarde is niet lager. In de aangifte geeft u € 12.750 aan.