Uw periodieke uitkeringen zijn levenslang, ingegaan en eindigen bij overlijden van 1 persoon

U hebt levenslange periodieke uitkeringen die al zijn ingegaan en die eindigen bij het overlijden van 1 persoon. U berekent de waarde van uw periodieke uitkeringen op 1 januari door de hoogte van de jaarlijkse uitkeringen te vermenigvuldigen met de factor uit Tabel 1 die hoort bij uw leeftijd op 1 januari.

Voorbeeldberekening 1

U bent een man en op 1 januari bent u 42 jaar. U krijgt een jaarlijkse periodieke uitkering van € 10.000. Deze vervalt als u overlijdt. In Tabel 1 gaat u naar de regel met de leeftijd 40 t/m 44 jaar. In de kolom erachter staat dat de vermenigvuldigingsfactor 18 is. Om de waarde van de periodieke uitkeringen te bepalen, vermenigvuldigt u de jaarlijkse uitkering met 18.

De waarde van uw periodieke uitkeringen zijn in dit geval € 10.000 x 18 = € 180.000.

Voorbeeldberekening 2

U bent een vrouw en op 1 januari bent u 61 jaar. U krijgt een jaarlijkse periodieke uitkering van € 5.000. Deze vervalt als u overlijdt. Om de waarde van de periodieke uitkeringen te bepalen trekt u eerst 5 jaar van uw leeftijd af. 61 — 5 = 56 jaar.  In Tabel 1 kijkt u naar de vermenigvuldigingsfactor die staat bij 55 t/m 59 jaar. Die is 13.

De waarde van uw periodieke uitkeringen zijn 13 x € 5.000 = € 65.000.

Javascript staat uit in deze internetbrowser. U moet Javascript activeren om onze internetsite te zien.