Tabel 1 bij berekening waarde vruchtgebruik
In Tabel 1 staat per leeftijdscategorie de vermenigvuldigingsfactor die u nodig hebt om de waarde van uw vruchtgebruik te berekenen. Deze tabel gebruikt u als:
- uw vruchtgebruik een levenslange looptijd heeft,
- al is ingegaan én
- eindigt bij het overlijden van 1 persoon
Leeftijd op peildatum | Vermenigvuldigingsfactor |
---|---|
0 t/m 24 jaar | 22 |
25 t/m 29 jaar | 21 |
30 t/m 34 jaar | 20 |
35 t/m 39 jaar | 19 |
40 t/m 44 jaar | 18 |
45 t/m 49 jaar | 16 |
50 t/m 54 jaar | 15 |
55 t/m 59 jaar | 13 |
60 t/m 64 jaar | 11 |
65 t/m 69 jaar | 9 |
70 t/m 74 jaar | 8 |
75 t/m 79 jaar | 6 |
80 t/m 84 jaar | 4 |
85 t/m 89 jaar | 3 |
90 t/m 94 jaar | 2 |
95 jaar en ouder | 1 |
De leeftijd in de tabel aanpassen
Deze tabel is gebaseerd op de gemiddelde levensverwachting van mannen. Vrouwen worden gemiddeld ouder dan mannen. Daarom moet u de leeftijd in de tabel aanpassen als de periodieke uitkering afhankelijk is van het leven van 1 vrouw. U moet de leeftijd ook aanpassen als de periodieke uitkering afhankelijk is van meer dan 1 leven.
Hoe pas ik de leeftijd aan?
- Is de periodieke uitkering afhankelijk van het leven van 1 vrouw? Dan gaat u uit van de leeftijd van de vrouw op 1 januari min 5 jaar.
- Is de periodieke uitkering afhankelijk van meer dan 1 leven? En vervalt de periodieke uitkering bij het overlijden van de langstlevende persoon? Dan gaat u uit van de leeftijd van de jongste persoon min 10 jaar.
- Is de periodieke uitkering afhankelijk van meer dan 1 leven? En vervalt het als de eerste persoon overlijdt? Dan gaat u uit van de leeftijd van de oudste persoon plus 5 jaar.