Uw vruchtgebruik is tijdelijk, al ingegaan en niet afhankelijk van iemands leven
U hebt tijdelijk vruchtgebruik dat al is ingegaan en niet afhankelijk van iemands leven. U berekent de waarde op 1 januari van het vruchtgebruik door eerst de jaarlijkse uitkering te berekenen. De jaarlijkse uitkering is 4% van de waarde van het bezit in het economisch verkeer. Deze uitkomst moet u vermenigvuldigen met de factor uit Tabel 3 die hoort bij de looptijd van het tijdelijke vruchtgebruik.
In dit geval maakt u óók een berekening alsof het vruchtgebruik eeuwigdurend is. U vermenigvuldigt de jaarlijkse uitkering dus met 24. Is de uitkomst van de berekening van eeuwigdurend lager? Dan geeft u deze waarde op in uw belastingaangifte. Dat is voordeliger voor u.
Voorbeeldberekening
U hebt op 1 januari nog 23 jaar recht op een tijdelijk vruchtgebruik. Deze bedraagt € 3.000 per jaar. De waarde van de tijdelijke periodieke uitkering is dan:
Periode | Berekening | Waarde |
---|---|---|
1e vijftal jaren | 5 x € 3.000 x 0,91 | € 13.650 |
2e vijftal jaren | 5 x € 3.000 x 0,75 | € 11.250 |
3e vijftal jaren | 5 x € 3.000 x 0,61 | € 9.150 |
4e vijftal jaren | 5 x € 3.000 x 0,50 | € 7.500 |
5e vijftal jaren | 3 x € 3.000 x 0,41 | € 3.690 |
Totale waarde tijdelijk vruchtgebruik | € 45.240 |
Eeuwigdurend
U gaat nu ook uitrekenen hoe hoog de waarde is als deze eeuwigdurend is. De jaarlijkse uitkering is € 3.000 x 24 = € 72.000.
Deze waarde is niet lager. U geeft in de aangifte € 45.240 aan.
Blote eigendom
Hebt u deze berekening gemaakt omdat u de waarde van de blote eigendom moet uitrekenen? Ga dan (terug) naar Hoe bepaalt u de waarde van uw blote eigendom op 1 januari?